-
1 assuming that
in de veronderstelling dat -
2 supposition
n. veronderstelling, vermoeden[ suppəzisjn]1 (ver)onderstelling ⇒ vermoeden, gissing♦voorbeelden: -
3 Fall
〈m.; Fall(e)s, Fälle〉1 val, het vallen♦voorbeelden:1 zu Fall bringen, kommen • ten val brengen, komen2 den Fall nehmen, setzen • (veronder)stellen, aannemengesetzt den Fall, (dass) • gesteld, in de veronderstelling datauf alle Fälle, jeden Fall • in ieder gevalvon Fall zu Fall • van geval tot gevalder Fall liegt so • de zaak zit zoim vorliegenden Fall • in het onderhavige geval -
4 impression
-
5 in/on the supposition that
in/on the supposition that -
6 under the impression that …
under the impression that …in de veronderstelling dat … -
7 free-rider problem
probleem van de zelfstandige werker (toestand waarin elke bijzonderheid de persoonlijke toestand verbetert in de foutieve veronderstelling dat de algemene toestand er niet door wordt verslechterd) -
8 heteronomy
n. heteronomie (in filosofie-veronderstelling dat de wil wordt bepaald door oorzaken van buitenaf; verschil in bouw van organismen; opdringen van wetten aan de wil van vreemden) -
9 the going concern assumption
de veronderstelling dat een zaak blijft voortbestaan voor zo ver te zien (in boekhouding) -
10 Annahme
Annahme〈v.; Annahme, Annahmen〉2 aanvaarding, goedkeuring3 het aan-, overnemen4 indienstneming, aanstelling6 (ver)onderstelling ⇒ vermoeden, mening♦voorbeelden:zur Annahme vorlegen, vorzeigen • ter acceptatie aanbieden6 in der Annahme, dass … • in de veronderstelling dat … -
11 rebuttable presumption
veronderstelling die weerlegt kan worden (gerechtelijk vermoeden dat weerlegt kan worden) -
12 theory
n. theorie, veronderstelling (een idee dat gebaseerd is op veronderstellingen, zonder te weten hoe het in de praktijk zal zijn)[ θiərie] 〈meervoud: theories〉2 theorie ⇒ veronderstelling, vermoeden♦voorbeelden:theory of relativity • relativiteitstheoriein theory • in theorie, op papier -
13 supposition
-
14 if
conj. als; indien; ondanks; op voorwaarde dat--------n. veronderstelling; voorwaardeif1[ if] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 onzekere factor ⇒ voorwaarde, mogelijkheid♦voorbeelden:————————if21 indien ⇒ als, zo, op voorwaarde dat3 of♦voorbeelden:1 look for insects and, if any, destroy them • let op insecten, en als er zijn, vernietig zeif anything • indien dan al iets, dan …if anything this is even worse • dit is zo mogelijk nog slechterif not • zo niet, zo neenif so • zo ja4 a talented if arrogant young man • een begaafde, zij het arrogante, jongemanprotest, if only to pester them • protesteer, al was/is het maar om hen te pestenif we failed we did all we could • we hebben wel gefaald maar we hebben gedaan wat we kondenII 〈voegwoord; onderschikkend en nevenschikkend〉♦voorbeelden:¶ if only • als … maar, ik wou datif only I could whistle • kon ik maar fluitenIII 〈nevenschikkend voegwoord; leidt uitroep van verrassing in〉1 warempel ⇒ zowaar, verhip♦voorbeelden:1 if that isn't Mr Smith! • als dat niet Mr. Smith is! -
15 notion
n. begrip, concept[ noosjn]2 idee ⇒ mening, veronderstelling♦voorbeelden:I had a vague notion that they were making fun of me • ik had vaag het idee dat ze me voor de gek hieldenthe notion that the earth is flat • het denkbeeld dat de aarde plat is -
16 will
n. testament--------n. wil; testament; wilskracht; keuze--------v. willen, hulpwerkwoord voor aangeven van toekomstige tijd--------v. willen; zullen; kunnen; wilskracht tonen; gebieden; beslissenwill1[ wil]♦voorbeelden:1 wil ⇒ wilskracht; wens, verlangen♦voorbeelden:1 good/ill will • goede/slechte wila strong/weak will • een sterke/zwakke wilshe has a will of her own • ze heeft een eigen willetjeagainst his will • tegen zijn wil/zinhe did it of his own free will • hij deed het uit vrije wil/uit eigen beweging〈 spreekwoord〉 where there's a will there's a way • waar een wil is, is een weg¶ at will • naar goeddunken/believenwith a will • vastberaden, enthousiast————————will2♦voorbeelden:willing and wishing are not the same • willen en wensen zijn tweeII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 〈 juridisch〉(bij testament) vermaken/nalaten2 door wilskracht (af)dwingen ⇒ bevelen, zijn wil opleggen aan♦voorbeelden:2 can you will yourself into contentment? • kan jij jezelf tot tevredenheid dwingen?————————will3〈 would〉1 willen ⇒ wensen, verlangen♦voorbeelden:tell whatever lies you will • vertel maar zoveel leugens als je wilII 〈 hulpwerkwoord〉♦voorbeelden:1 〈 emfatisch〉 I said I would do it and I will • ik heb gezegd dat ik het zou doen en ik zal het ook doen〈 formeel〉 will you have some more tea? • wilt u nog meer thee?will you hurry up, please? • wil je opschieten, alsjeblieft?shut the door, will you/won't you? • doe de deur dicht, alsjeblieftaccidents will happen • ongelukken zijn niet te vermijdenI will lend you a hand • ik zal je een handje helpenthis will get you nowhere • zo kom je nergenscandidates will produce their certificates • de kandidaten moeten hun getuigschriften overleggen→ would would/ -
17 assume
v. veronderstelling; standpunt, stelling[ əsjoe:m]1 aannemen ⇒ vermoeden, veronderstellen2 overnemen ⇒ nemen, grijpen♦voorbeelden:1 assume his coming, what'll we do then? • stel dat hij komt, wat doen we dan?assume one's duties • zijn taak aanvangen -
18 assuming
-
19 suspicion
-
20 warrant
n. veronderstelling; rechtvaardiging; bevoegdheid; bevel, opdracht, order, arrestatiebevel; huiszoekingsbevel; garantie, waarborg, vergunning, machtiging--------v. rechtvaardig zijn, zich berechtvaardigen, vergunnen, toestaan, garanderen, belovenwarrant1[ worrənt] 〈 zelfstandig naamwoord〉5 → warrant officer warrant officer/♦voorbeelden:a warrant is out against him • er loopt een aanhoudingsbevel tegen hem4 no warrant for • geen grond/reden tot————————warrant2♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉
Страницы
- 1
- 2