-
1 hunkeren
anhelá; anheláDicionário Português-Holandês e Holandês-Português > hunkeren
-
2 ache
n. pijn; leed--------v. pijn lijden, pijn voelen; verlangenache1[ eek] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:————————ache2〈 werkwoord〉♦voorbeelden:ache for • hunkeren naar -
3 hanker
-
4 hunger
n. honger--------v. verhongerenhunger1[ hunggə] 〈zelfstandig naamwoord; voornamelijk enkelvoud〉♦voorbeelden:————————hunger2〈 werkwoord〉♦voorbeelden: -
5 pine
n. pijnboom; pijnhout--------v. kwijnen, treurenpine1[ pajn] 〈 zelfstandig naamwoord〉2 vurenhout ⇒ grenenhout, dennenhout————————pine2〈 werkwoord〉1 kwijnen ⇒ verkwijnen; treuren♦voorbeelden: -
6 starve
v. verhongeren; dood hongeren; uithongeren[ sta:v]♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:starve an illness • een ziekte door vasten genezenstarve oneself • een hongerkuur volgenstarve out • uithongeren -
7 aspirer
aspirer [aaspieree]1 streven (naar) ⇒ hunkeren (naar), snakken (naar), dingen (naar)♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 inademen3 opzuigen ⇒ aan-, inzuigenv1) streven (naar), hunkeren (naar)2) inademen3) aanblazen [taalkunde]4) (op-, aan)zuigen -
8 griller
griller [griejee]♦voorbeelden:¶ tu grilles! • je bent warm!, je bent er bijna!II 〈 overgankelijk werkwoord〉2 branden ⇒ verschroeien, verzengen4 inhalen♦voorbeelden:griller les feux rouges • door rood (licht) rijdenv1) roosteren2) (ver)schroeien, (aan)branden5) (laten) doorbranden [elektriciteit]6) inhalen -
9 anhelá
haken naar [v], hunkeren [v], smachten [v], smachten naar [v], snakken naar [v]; hunkeren [v], reikhalzen [v], verlangen [v], smachten [v], zuchten [v], zuchten naar [v] -
10 anhelá
haken naar [v], hunkeren [v], smachten [v], smachten naar [v], snakken naar [v]; hunkeren [v], reikhalzen [v], verlangen [v], smachten [v], zuchten [v], zuchten naar [v] -
11 тосковать
treuren, droefgeestig zijn, zich vervelen, hunkeren -
12 жаждать
vgener. smachten (naar- ÷åãî-ô.), begeren (чего-л.), belust zijn op (чего-л.), dorsten (naar- ÷åãî-ô.), hongeren naar (iets) (чего-л.), hunkeren (naar-÷åãî-ô.), naar (iets) opspringen (чего-л.), snakken (naar-÷åãî-ô.), verlangen (naar-÷åãî-ô.), vlammen (op-÷åãî-ô.), zuchten (naar-÷åãî-ô.) -
13 страстно желать
-
14 ache for
ache for -
15 crave
-
16 hunger for/after
hunger for/after -
17 long
adj. lang; langdurig; niet voor rede vatbaar (gevaar)--------adv. lang; langdurig; gedurende--------n. lange tijd; lang iets--------v. verlangen (naar); smachten; uitzien (naar); missenlong1[ long] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:before long • binnenkort, spoedighe won't stay for long • hij zal niet (voor) lang blijven————————long2〈bijvoeglijk naamwoord; longer [longgə], longest [longgist]〉 〈→ Sporttermen: CricketSporttermen: Cricket/〉2 groot ⇒ meer dan, lang♦voorbeelden:long finger • middelvingerover the long haul • op lange termijntake a long look at something • iets lang/aandachtig bekijken/onderzoekenof long standing • al lang bestaand, van ouds gekendto cut a long story short • om kort te gaan, samengevatin the long term • op den duur, op de lange duur2 long dozen • groot dozijn, dertiencotton is in long supply • er is een ruime voorraad katoenhe stands a long chance • hij maakt weinig kanslong sale • verkoop à la hausse¶ the long arm of the law • de lange/machtige arm der wet〈 Brits-Engels〉 not by a long chalk • op geen stukken na, bijlange nietlong division • staartdelinglong drink • longdrinklong johns • lange onderbroekin the long run • uiteindelijklong shot • kansloos deelnemer; gok, waagstuk〈 Amerikaans-Engels〉 by a long shot • veruit, met gemaknot by a long shot • op geen stukken na, bijlange nietlong suit • fort, sterk puntlong in the tooth • lang in de mond, aftandstake a long view/take long views • dingen op de lange termijn bekijkenhave come a long way • van ver gekomen zijn, erg veranderd zijngo a long way (towards) • voordelig (in het gebruik) zijn, veel helpen, het ver schoppen£1 doesn't go a long way these days • met een pond kom je tegenwoordig niet ver meer————————long3〈 werkwoord〉————————long4〈 bijwoord〉♦voorbeelden:all night long • de hele nachtthe promotion was long due • de promotie liet lang op zich wachtendon't be long • maak het kortas/so long as • zo lang, mitsno/not any longer • niet langer/meer〈 informeel〉 so long! • tot dan!, tot ziens!he's long about his work • hij doet lang over zijn werkbe long in doing something • lang over iets doen -
18 pant
n. vlugge of diepe ademhaling--------v. snakkenpant1[ pænt] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————pant2[ pænt]3 hevig/snel kloppen 〈 van hart〉♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden: -
19 pine to do something
-
20 Sehnsucht
Sehnsucht〈v.; Sehnsucht, Sehsüchte〉♦voorbeelden:1 Sehnsucht empfinden, haben • sterk verlangen, smachten, hunkerenjemanden mit Sehnsucht erwarten • met smart op iemand zitten wachtenvon (der) Sehnsucht erfüllt sein • branden van verlangen, vurig, hartstochtelijk verlangen
- 1
- 2
См. также в других словарях:
Hanker — Han ker (h[a^][ng] k[ e]r), v. i. [imp. & p. p. {Hankered} ( k[ e]rd); p. pr. & vb. n. {Hankering}.] [Prob. fr. hang; cf. D. hunkeren, hengelen.] 1. To long (for) with a keen appetite and uneasiness; to have a vehement desire; usually with for or … The Collaborative International Dictionary of English
Hankered — Hanker Han ker (h[a^][ng] k[ e]r), v. i. [imp. & p. p. {Hankered} ( k[ e]rd); p. pr. & vb. n. {Hankering}.] [Prob. fr. hang; cf. D. hunkeren, hengelen.] 1. To long (for) with a keen appetite and uneasiness; to have a vehement desire; usually with … The Collaborative International Dictionary of English
Hankering — Hanker Han ker (h[a^][ng] k[ e]r), v. i. [imp. & p. p. {Hankered} ( k[ e]rd); p. pr. & vb. n. {Hankering}.] [Prob. fr. hang; cf. D. hunkeren, hengelen.] 1. To long (for) with a keen appetite and uneasiness; to have a vehement desire; usually with … The Collaborative International Dictionary of English
List of English words of Dutch origin — This is a list of words of Dutch language origin. However, note that this list does also include some words of which the etymology is uncertain, and that some may have been derived from Middle Low German equivalents instead or as well. Some of… … Wikipedia
hanker — hankerer, n. /hang keuhr/, v.i. to have a restless or incessant longing (often fol. by after, for, or an infinitive). [1595 1605; < early D dial. hankeren (c. D hunkeren), freq. of hangen to HANG] Syn. See yearn. * * * … Universalium
hanker — (v.) c.1600, of unknown origin, probably from Flemish hankeren, related to Du. hunkeren to hanker, of unknown origin; perhaps an intensive of M.Du. hangen to hang (see HANG (Cf. hang) (v.)). If so, the notion is of lingering about with longing or … Etymology dictionary
hanker — han•ker [[t]ˈhæŋ kər[/t]] v. i. to have a restless or incessant longing (often fol. by after, for, or an infinitive) • Etymology: 1595–1605; < early D dial. hankeren (c. D hunkeren), freq. of hangen to hang han′ker•er, n. syn: See yearn … From formal English to slang
Fleischtopf — 1. Wer bei den Fleischtöpfen sitzen will, kommt nicht ins Gelobte Land. – Scheidemünze, I, 295. *2. Er kann die Fleischtöpfe Aegyptens nicht vergessen. Das frühere Wohlleben. – »Es lustet sie gar ser das Land, wo ihre Fleischhäfen stant.« (Brandt … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
hanker — [haŋ′kər] vi. [Early ModE, prob. < Du or LowG source, as in Fl hankeren, to desire, long for, Du hunkeren, freq. formation & metaphoric extension < base of HANG] to crave, long, or yearn: followed by after, for, or an infinitive … English World dictionary