-
1 huid
kuero, kueru -
2 кожный
huid -
3 кожа
huid, vel ; leer -
4 skin and bone
huid en botten, mager -
5 kuero
huid [M(F)], vel [N]; leder, leer -
6 kueru
huid [M(F)], vel [N]; leder, leer -
7 kuero
huid [M(F)], vel [N]; leder, leer -
8 kueru
huid [M(F)], vel [N]; leder, leer -
9 Fell
〈o.; Fell(e)s, Felle〉1 (dieren)vel, huid ⇒ vacht, pels♦voorbeelden:〈 figuurlijk〉 jemandem das Fell über die Ohren ziehen • iemand het vel over de oren halen, trekkennur noch Fell und Knochen sein • vel over been zijn -
10 peau
peau [poo]〈v.〉2 vel ⇒ leer, vlies3 schil♦voorbeelden:faire peau neuve • een gedaanteverwisseling ondergaan, totaal veranderenn'avoir que la peau et les os, sur les os • vel over been zijnentrer, se mettre dans la peau de qn. • zich in iemand verplaatsenentre peau et chair • onderhuidspeau de chamois • zeemleer〈 spreekwoord〉 il ne faut pas vendre la peau de l'ours (avant de l'avoir tué) • men moet de huid niet verkopen voordat men de beer geschoten heeftrisquer sa peau • z'n leven op het spel zettensauver sa peau • 't er levend vanaf brengen¶ peau d'âne • diploma, ‘papiertje’ça coûte la peau des fesses • dat is peperduur〈 vulgair〉 peau de vache • schoft, krengattraper qn. par la peau du cou, du dos, par la peau des fesses • iemand nog net bij zijn lurven kunnen pakkenêtre bien dans sa peau • goed in z'n vel zitten; zich op z'n gemak, zich goed voelenne pas vouloir être dans la peau de qn. • niet graag in iemands schoenen staanla peau! • vergeet 't maar!→ fleurf1) huid, vel2) schil3) hachje -
11 rash
adj. overhaast; onbesuisd; onbezonnen--------n. uitslag (op huid)rash1[ ræsj] 〈zelfstandig naamwoord; voornamelijk enkelvoud〉♦voorbeelden:————————rash2〈bijvoeglijk naamwoord; rashness〉♦voorbeelden: -
12 rawhide
-
13 skin
n. huid; schil; korst; waterbuidel (van leer)--------v. (af)stropen, villen, pellen; ontvellen, schaven (knie, etc.)skin1[ skin] 〈 zelfstandig naamwoord〉2 schil ⇒ vlies, bast♦voorbeelden:next to the skin • op de huid〈 informeel〉 be no skin of someone's nose • iemand niet aangaan, iemand niet interesserenescape by the skin of one's teeth • op het nippertje ontsnappenjump out of one's skin • zich dood schrikkensave one's skin • er heelhuids afkomenunder the skin • in wezen————————skin2〈werkwoord; skinned〉♦voorbeelden: -
14 Haut
〈v.; Haut, Häute〉1 huid, vel2 schil, vel(letje)3 vel, vlies(je)4 huid, bekleding ⇒ buitenlaag♦voorbeelden:〈 informeel〉 seine Haut zu Markte tragen • (a) zijn hachje wagen; 〈 (b) schertsend〉 de hoer spelen • 〈 (c) schertsend〉 als stripteasedanseres optredenaus der Haut fahren vor Wut • uit zijn vel springen van woede〈 informeel〉 sich einer Aufgabe mit Haut und Haar(en) verschreiben • zich met hart en ziel aan een taak wijden -
15 cast
n. een groep acteurs (die deelnemen in een toneelstuk of musical); gips; scheel kijken--------v. gooien, werpen; vastzetten; nonsens vertellencast1[ ka:st] 〈 zelfstandig naamwoord〉2 〈 benaming voor〉 iets wat geworpen wordt ⇒ lijn 〈 met kunstvlieg als aas〉; braakbal; afgeworpen huid3 gietvorm ⇒ model; afdruk5 neiging ⇒ hang, zweem(pje)♦voorbeelden:————————cast2♦voorbeelden:→ cast about cast about/, cast around cast around/1 (be/uit)rekenen ⇒ (be)cijferen, calculeren; optellen; trekken 〈 horoscoop〉♦voorbeelden:1 〈 benaming voor〉 werpen ⇒ (van zich) afwerpen; weggooien, uitgooien; laten vallen; afwerpen 〈 huid van dier〉; verliezen 〈 hoefijzer〉; neerkwakken; (ontijdig) bevallen van♦voorbeelden:cast ashore • op de kust/het strand werpena man cast in the right mold • iemand uit het goede hout gesneden -
16 casting
-
17 chafe
n. (warm)wrijven, schuren, schaven (de huid); ergeren, sarren--------v. wrijven, schuren, schaven (de huid); irriteren, ergeren; zich wrijven, zich ergeren, zich opwindenchafe1[ tsjeef] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 pijnlijke/ruwe plek ⇒ schaafwond2 ergernis♦voorbeelden:————————chafe21 schuren3 zich ergeren ⇒ ongeduldig zijn/worden, inwendig koken♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉3 ergeren ⇒ sarren, irriteren♦voorbeelden:2 his collar chafed his neck • zijn boord schuurde om/rond zijn nek -
18 cream
adj. room--------n. slagroom, room, crème; puik; (kleur)crème--------v. opkloppencream1[ krie:m] 〈 zelfstandig naamwoord〉2 roomsaus ⇒ roomschotel/soep/gerecht♦voorbeelden:1 clotted cream • dikke/geklonterde room————————cream21 schuimen ⇒ schuim/room vormen♦voorbeelden:2 room/eieren/boter toevoegen aan ⇒ in/met room e.d. bereiden3 inwrijven/smeren 〈 huid〉♦voorbeelden: -
19 fell
adj. berg, rots (Eng.); wreed; omhakken, (neer)vellen--------n. vel,huid; heuvel, berg--------v. omhakken, kappen; op de grond laten vallen; afwerken van een steek (bij naaiwerk)fell1[ fel] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 huid ⇒ vel, vacht————————fell2〈 bijvoeglijk naamwoord〉 〈 formeel〉1 wreed♦voorbeelden:————————fell3〈 werkwoord〉♦voorbeelden:————————fell4→ fall fall/ -
20 hide
n. verbergplaats; huid (van een dier)--------v. verbergen; verstoppen, niet laten zienhide1[ hajd] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:save one's (own) hide • zijn eigen hachje redden————————hide2♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:hide the truth from someone • de waarheid voor iemand verbergenhide from view • aan het oog onttrekken
См. также в других словарях:
huid — ˈhœ̅d, u̅e̅ Scotland variant of hood * * * huid Sc. f. hood … Useful english dictionary
huid — a knot used to join two parts of a fishing line (Scottish dialect) … Dictionary of ichthyology
huid — buba / skin … Woordenlijst Sranan
blanke huid — wetibuba … Woordenlijst Sranan
Haut — 1. A junge Haut schreit überlaut. (Schwäb.) 2. Alt heut bedörffen vil gerbens. – Franck, II, 36b; Eyering, I, 48; Egenolff, 47b; Petri, II, 10; Henisch, 1507, 43; Gruter, I, 4; Schottel, 1113; Gaal, 926; Körte, 2691. Lat.: Senem erigere durum.… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Marita de Sterck — (* 16. August 1955 in Antwerpen) ist eine flämische Schriftstellerin. Inhaltsverzeichnis 1 Leben 2 Bibliographie 3 Auszeichnungen 4 Weblinks … Deutsch Wikipedia
Kong Kristian — Kong Christian stod ved højen mast Español: El Rey Christian estaba en el palo mayor Información general Himno Real de … Wikipedia Español
HUIR — (Del lat. fugere.) ► verbo intransitivo/ pronominal 1 Irse una persona o un animal de un lugar precipitadamente: ■ el ladrón huyó de la cárcel. REG. PREPOSICIONAL + de SINÓNIMO fugarse escapar ANTÓNIMO permanecer ► verbo intransitivo/ transitivo… … Enciclopedia Universal
Liste der Biografien/Hui — Biografien: A B C D E F G H I J K L M N O P Q … Deutsch Wikipedia
Orden del Císter — Nombre latino Ordo Cisterciensis Siglas O. Cist. Nombre común … Wikipedia Español
Erwin Mortier — Nom de naissance Erwin Mortier Activités écrivain Naissance 28 novembre 1965 Nevele, Belgiqu … Wikipédia en Français