-
1 gant
gant [gã]〈m.〉♦voorbeelden:gants d'ouvrier, gants de protection • werkhandschoenengants de peau • leren handschoenengant de toilette • washandje〈 figuurlijk〉 ramasser, relever le gant • de handschoen opnemen, de uitdaging aannemen→ mainm -
2 manchette
-
3 main
main [mẽ]〈v.〉1 hand ⇒ handbreedte, voorhand3 haak ⇒ handvat, ring♦voorbeelden:1 la main sur la conscience • met de hand op het hart, eerlijkde main de maître • met meesterhandà main armée • gewapenderhandmettre la dernière main à qc. • de laatste hand aan iets leggen(à) main droite, gauche • (naar) rechts, linksavoir la main ferme • gezag hebbenavoir la haute main sur qc. • ergens de lakens uitdelenavoir la main heureuse • geluk hebbenil a la main leste • hij heeft zijn handen los zittendessin à main levée • tekening uit de losse handavoir les mains liées • met handen en voeten gebonden zijnde longue main • sedert lang, lang van tevorenun article préparé de longue main • een artikel waar lang aan gewerkt isne pas y aller de main morte • er flink op los slaan; overdrijvenà pleines mains • overvloedigavoir la main prompte • losse handen hebben, er gauw op los slaanpolitique de la main tendue • verzoeningspolitiekavoir les mains vides • met lege handen staanbattre des mains • klappen, applaudisserenchanger de main • van eigenaar verwisselendemander la main d'une jeune fille • de hand van een meisje vragendonner la main à qn. • iemand helpense faire la main • zich oefenenun tricot fait main • een handgebreid vestflanquer la main sur la figure à, de qn. • iemand een klap in zijn gezicht gevenforcer la main à qn. • iemand voor het blok zettenjoindre les mains • de handen vouwenlever, porter la main sur qn. • iemand (gaan) slaanmettre, prêter la main à qc. • iets ondernemen, aan iets werkenmettre la main dessus • in beslag nemen, aanhoudenmettre la main sur qc. • de hand op iets leggen, iets terugvindenmettre la main sur qn. • iemand arresteren; iemand terugvindenen mettre sa main au feu • zijn hand ervoor in het vuur stekenpasser la main dans le dos de qn. • voor iemand kruipenperdre la main • z'n vaardigheid kwijtrakenl'affaire va vous péter dans la main • de zaak zal als een zeepbel uit elkaar spatten, zal volledig de mist in gaanporter la main sur qn. • iemand een klap gevenprendre qn. la main dans le sac • iemand op heterdaad betrappenserrer la main à qn. • iemand de hand drukkentendre la main • bedelenen venir aux mains • handgemeen worden〈 sport en spel〉 il y a main! • hands!haut les mains! • handen omhoog!〈 figuurlijk〉 haut la main • zonder enige moeite, met glansfrein à main • handremtomber aux, entre, dans les mains de qn. • in iemands handen vallend' une main • met één handmanger dans la main de qn. • uit iemands hand eten, tam zijnmarcher la main dans la main • hand in hand lopen; 〈 figuurlijk〉 in volledige overeenstemming handelende la main à la main • onderhands, ‘in 't handje’de première main • uit de eerste handtravailler de ses mains • met zijn handen werkenêtre en bonnes mains • in goede handen zijnmener un cheval en main • een paard bij de toom leidence livre est en main • dit boek is uitgeleend, in gebruikprendre en main qc. • iets ter hand nementenir en main la situation • de toestand in de hand hebbenentre les mains de qn. • in iemands handen, onder iemands hoedemener par la main • met de hand leidense prendre par la main • zich vermannensous main • onder(s)hands, heimelijkje n'ai pas mon dictionnaire sous la main • ik heb mijn woordenboek niet bij de handmain courante • trapleuning, zeerelingmain de toilette • washandjefaire main basse sur qc. • iets achteroverdrukkenjouer à (la) main chaude • blindemannetje spelen〈 informeel〉 c'est du cousu main • dat is te gek, dat is puik, áfpremière main • eerste naaisterf1) hand2) handbreedte3) poot, klauw4) handvat5) boek papier [25 vel]6) handschrift -
4 mariage
mariage [maarjaazĵ]〈m.〉♦voorbeelden:mariage à l'essai • proefhuwelijkmariage d'inclination • huwelijk uit genegenheidmariage d'intérêt • huwelijk uit berekeningmariage de la main gauche • concubinaat, (het) samenwonen, (het) hokkenprojets de mariage • trouwplannenmariage de raison • verstandshuwelijkcontracter un mariage • een huwelijk sluitendonner en mariage • ten huwelijk gevenmariage entre homosexuels • homohuwelijkmariage par procuration • huwelijk bij volmacht, met de handschoenm1) huwelijk2) bruiloft3) samenvoeging -
5 mitaine
-
6 moufle
-
7 déganter
déganter [deegãtee] -
8 gantelet
gantelet [gãtle]〈m.〉 -
9 jeter le gant à qn.
jeter le gant à qn. -
10 le mariage par procuration
le mariage par procurationDictionnaire français-néerlandais > le mariage par procuration
-
11 mariage par procuration
-
12 procuration
procuration [prokkuuraasjõ]〈v.〉 〈 juridisch〉1 volmacht ⇒ procuratie, machtiging♦voorbeelden:par procuration • bij volmacht -
13 ramasser, relever le gant
ramasser, relever le gantde handschoen opnemen, de uitdaging aannemenDictionnaire français-néerlandais > ramasser, relever le gant
-
14 une main de fer dans un gant de velours
une main de fer dans un gant de veloursDictionnaire français-néerlandais > une main de fer dans un gant de velours
См. также в других словарях:
Fehdehandschuh — Einem den Fehdehandschuh hinwerfen (auch vor die Füße werfen): mit ihm Streit anfangen. Die Redensart beruht auf der alten Sitte, daß sich Ritter zum Zeichen der Herausforderung zum Kampfe einen Handschuh vor die Füße warfen, was als Sinnbild… … Das Wörterbuch der Idiome
glove — [OE] Not surprisingly, most words for ‘glove’ in European languages are related in some way to words for ‘hand’; German handschuh and Dutch handschoen, for example, mean literally ‘handshoe’; Greek kheirís was derived from kheíris ‘hand’; and… … The Hutchinson dictionary of word origins
Gefügig — * Er ist so gefüge, wie ein ziegenlederner Handschuh. Holl.: Iemand zoo gedwee maken als een zeemlederen handschoen. (Harrebomée, II, 495.) … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Geschmeidig — *1. Er ist so geschmeidig, man könnte ihn um den Finger wickeln. Dän.: Han er saa smidig som en aal. (Prov. dan., 514.) Frz.: Devenir souple comme un gand. (Leroux, II, 120.) Holl.: Iemand zoo gedwee maken als een zeemlederen handschoen.… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Handschuh — 1. Der Handschuh muss grösser sein als die Hand. 2. Die Handschuh decken Warzen zu. »Die Wartzen an Händen missen d Handschuhe verblenden.« (Sutor, 460.) Lat.: Propter verrucas manuum porto chirothecas. (Sutor, 460.) 3. Ein guter Handschuh lacht… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Liebe — 1. Ade, Lieb , ich kann nicht weine, verlier ich dich, ich weiss noch eine. Auch in der Form: Adieu Lieb, ich kan nit weinen, wilt du nit, ich weiss schon einen. (Chaos, 60.) »Wenn dir dein Liebchen untreu war, musst du dich nur nicht gleich… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
glove — [OE] Not surprisingly, most words for ‘glove’ in European languages are related in some way to words for ‘hand’; German handschuh and Dutch handschoen, for example, mean literally ‘handshoe’; Greek kheirís was derived from kheíris ‘hand’; and… … Word origins