-
1 geluid geven
geluid geven -
2 geluid
♦voorbeelden:verdachte geluiden • bruits suspectseen zacht geluid • un bruit douxhet geluid (van een radio) zachter zetten • baisser le son d'un postede sneeuw dempte het geluid van zijn voetstappen • la neige feutrait ses pasgeluid geven • produire un soneen geluid voortbrengen • émettre un soner zit in die viool een mooi geluid • ce violon a une bonne sonorité -
3 piepen
1 [hoog geluid geven] 〈van deuren e.d.〉 grincer; 〈 van dieren〉 pousser de petits cris ⇒ 〈 van vogels, kinderen〉 piailler2 [klagend geluid geven] gémir3 [loeren] lorgner♦voorbeelden:een piepende muis • une souris qui couinehij piept gauw • il se lamente pour un rienII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 [klagend zeggen] gémir2 [pakken] rafler♦voorbeelden:'m piepen • filer (à l'anglaise) -
4 roffelen
-
5 aanslaan
1 [snel en kort raken] frapper3 [gereedmaken] mettre en état de fonctionner4 [beslag leggen op] confisquer5 [dieper indrijven] enfoncer♦voorbeelden:een toets aanslaan • frapper une touche2 iemand hoog aanslaan • avoir qn. en haute estimeiemand te hoog aanslaan • surestimer qn.iemand te laag aanslaan • sousestimer qn.→ link=toon toon1 [m.b.t. een motor] démarrer2 [zich aan de oppervlakte vasthechten] se déposer3 [beslaan] s'embuer4 [goed ontvangen worden] être bien accueilli5 [even geluid geven] se mettre à faire du bruit6 [wortel schieten] prendre7 [salueren] saluer♦voorbeelden: -
6 tik
tik1〈de〉♦voorbeelden:1 iemand tikken geven • donner des tapes à qn.iemand een tik om de oren geven • donner une gifle à qn.een tik op de deur • un petit coup à la porteiemand een tik op de vingers geven • taper sur les doigts de qn.————————tik21 [geluid van een lichte slag] toc!2 [sport en spel]touché! -
7 ploffen
1 [dof geluid maken door te vallen] tomber avec un bruit sourd3 [ontploffen] exploser4 [zich laten vallen] s'affaler♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 [neergooien] balancer♦voorbeelden: -
8 gehoor
♦voorbeelden:muzikaal gehoor • oreille musicaleeen scherp gehoor hebben • avoir l'oreille fineeen slecht gehoor • une ouïe mauvaisegehoor krijgen, vinden • être entenduhet gehoor strelen • flatter l'oreillein het gehoor liggen • être facile à écouterop het gehoor iets spelen • jouer qc. d'oreilleiets ten gehore brengen • exécuter qc.dat is geen gehoor! • c'est à se boucher les oreilles!een talrijk gehoor • un auditoire nombreuxonder iemands gehoor zijn • faire partie de l'auditoire de qn.een welwillend gehoor bij iemand vinden • avoir l'oreille de qn.gehoor geven aan iemand, iets • prêter l'oreille à qn., à qc.aan de oproep gehoor geven • obtempérer à la convocationgehoor hebben voor iemand, iets • être attentif à qn., à qc.bij geen gehoor • en cas d'absence -
9 bons
bons1〈de〉♦voorbeelden:iemand de bons geven • plaquer qn.————————bons21 boum! -
10 opnemen
1 [algemeen] prendre2 [op zich nemen] se charger de3 [waarnemen] examiner4 [nauwkeurig opmeten] mesurer5 [fotografie] prendre6 [film] tourner7 [m.b.t. geluid] enregistrer8 [+ in][een plaats geven in] incorporer (dans)9 [in de geest laten doordringen; verteren] assimiler♦voorbeelden:het gesprek weer opnemen • reprendre la conversationde pen opnemen • prendre la plumeeen snipperdag opnemen • prendre un jour de congégevallen steken opnemen • reprendre des mailles filéesiets ernstig opnemen • prendre qc. au sérieuxhet goed opnemen • le prendre bieniets verkeerd opnemen • prendre mal qc.opnemen in het ziekenhuis • hospitaliserhet tegen iemand opnemen • s'attaquer à qn.het voor iemand opnemen • prendre parti pour qn.9 iets goed in zich opnemen • prendre bonne note de qc. -
11 vervormen
2 [afwijkend klinken] se distordre♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉2 [afwijkend doen klinken] distordre -
12 zwijgen
zwijgen1〈 het〉voorbeelden:iemand het zwijgen opleggen • couper la parole à qn.; 〈 figuurlijk〉 réduire qn. au silencehet zwijgen verbreken • rompre le silence————————zwijgen21 [niet spreken; geen geluid meer geven] se taire2 [geen melding maken van] tairevoorbeelden:iemand tot zwijgen brengen • réduire qn. au silencede stem van zijn geweten tot zwijgen brengen • faire taire sa consciencezwijg! • tais-toi!, taisez-vous!2 over iets zwijgen • passer qc. sous silenceom nog te zwijgen van … • sans parler de …→ link=zilver zilver
См. также в других словарях:
Fass — 1. Alte vass rinnen gern. – Tappius, 8a; Henisch, 1011; Petri, II, 10; Simrock, 2263a; Körte, 1294; Sailer, 193. In Bezug auf alte Leute, die gern reden und nicht gut etwas für sich behalten können. Holl.: Olde vaten leken gheern. (Tunn., 20,… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Vöglein — 1. Besser ein schlecht Vöglein im Wald, als ein grosser Vogel in einem schönen Käfig. Frz.: Mieux vaut oiselet de bocage, que grand oiseau de belle cage. (Kritzinger, 488b.) 2. Chlîni Vögeli chönna d Schnäbeli o wît ûftûe. (Bern.) – Zyro, 93. 3.… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon