-
21 slump
n. ineenstorting, snelle daling--------v. in elkaar zakken, instorten, vallenslump1————————slump2〈 werkwoord〉♦voorbeelden: -
22 stag
adj. man die zonder vrouwen naar feestjes gaat--------n. hertstag1[ stæg] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————stag21 mannen-♦voorbeelden:————————stag3〈 werkwoord〉♦voorbeelden: -
23 unlisted
adj. niet geregistreerd (bijvoorbeeld in het telefoonboek)[ unlistid]♦voorbeelden: -
24 unsecured
-
25 whitewash
-
26 Euro
-
27 Eurobond
n. Eurobond, obligatie van een Amerikaans bedrijf, gepubliceerd en verkocht in Europa die berekend is in dollars en in dollars wordt verkocht en rente in dollars oplevert[ joeəroobond] 〈 geldwezen〉 -
28 N.S.F.
-
29 SAYE
-
30 accepting house
accepting house〈Brits-Engels; geldwezen〉 -
31 accommodation acceptance
accommodation acceptance1 schoorsteenwissel ⇒ ruiterwissel, accommodatiewissel, beleefdheidsaccept -
32 account
n. Klantenrekening (bij computers - ook regeling die toegang verleent tot service of tot het Internet netwerk); rekening (boekhouding); beschrijving; reden--------v. verantwoorden; rekening houden met, zich gedragen ten opzichte vanaccount1[ əkaunt]♦voorbeelden:by one's own account • naar eigen zeggengive/render an account of • verslag uitbrengen over3 account of goods purchased • inkooprekening, inkoopfactuur♦voorbeelden:for the account and risk of • voor rekening en risico vanon one's own account • voor eigen rekeningadd/charge something to someone's account, put something down to someone's account • iets op iemands rekening schrijvenbalance/settle/square (one's) accounts with someone • de rekening vereffenen met iemand; 〈 ook figuurlijk〉 afrekenen met iemandcharge an account • een rekening belastenhave/keep an account at/with the bank • een rekening hebben bij de bankopen an account at/with the bank • een rekening openen bij de bankpass to account • op rekening stellen/zettenpay (in)to the account • op rekening betalen/stortenfor account of • voor rekening vanon account • op rekeningto someone's account • op iemands rekeningnot on any account • in geen gevalon account of • wegenson no account • in geen gevalon that account • om die reden, daarom3 belang ⇒ waarde, gewicht4 voordeel ⇒ profijt, winst♦voorbeelden:give/render account of • rekenschap afleggen overtake something into account, take account of something • rekening houden met iets3 hold something in great account • iets van groot gewicht/grote waarde achtenof no account • van geen belangput/turn something to (good) account • zijn voordeel met iets doen————————account2〈 werkwoord〉1 beschouwen (als) ⇒ houden voor, rekenen (onder)♦voorbeelden:→ account for account for/ -
33 advice note
advice note -
34 against
prep. tegen; tegenover; aanleunend tegen[ əgenst, əgeenst]♦voorbeelden:against the current • tegen de stroom inevidence against John • bewijs(materiaal) tegen Johnthe odds are against John • de kansen zijn in Johns nadeelvaccination against the measles • inenting tegen de mazelenhouses against a blue sky • huizen die afsteken tegen een blauwe hemelfall against the table • tegen de tafel aan vallen -
35 allowance
n. toelage; zakgeld; korting[ əlauəns]1 toelage ⇒ uitkering, subsidie2 deel ⇒ portie, rantsoen♦voorbeelden:make (an) allowance for, make allowance(s) for • rekening houden met -
36 annualize
v. berekenen of aanpassen van getallen voor een heel jaar; een waarde schatten zodat het een verwacht of totaal bedrag voor een geheel jaar weergeeft, op jaarbasis berekenen; berekend zijn voor een jaar (ook "annualise")[ ænjoeəlajz] 〈 geldwezen〉 -
37 available
adj. beschikbaar, voorhanden; verkrijgbaar1 beschikbaar ⇒ verkrijgbaar, leverbaar, voorradig2 beschikbaar ⇒ ten dienste staand, niet bezet♦voorbeelden:the first excuse available • het eerste het beste excuusperiodicals are available in the lounge • tijdschriften liggen ter beschikking in de conversatiezaalthis sweater is available in different colours • deze trui is verkrijgbaar in verschillende kleuren2 engineer wants position, available from June onwards • ingenieur zoekt betrekking, vrij beschikbaar vanaf juni -
38 back
adj. van achter, achter--------adv. achteruit; terug; achter--------n. rug; leuning; eind; verdediger (bij basketbal)--------v. bijstaan; naar achter leidenback1[ bæk]2 achter(hoede)speler ⇒ verdediger, back♦voorbeelden:(flat) on one's back • (ziek) in bedhave broken the back of something • het grootste deel/ergste van iets achter de rug hebben〈 informeel〉 get/put someone's back up • iemand irriteren/kwaad makenpat oneself on the back • tevreden zijn over zichzelfpat someone on the back • iemand een goedkeurend klopje gevenput one's back into something • ergens de schouders onder zettenglad to see the back of someone • iemand liever zien gaan dan komenstab someone in the back • iemand een dolk in de rug steken, iemand verradenturn one's back on • de rug toekeren〈 informeel〉 be on someone's back • veel/altijd kritiek hebben op iemand→ scratch scratch/II 〈telbaar en niet-telbaar zelfstandig naamwoord; the〉1 achterkant/zijde ⇒ keerzijde, rug♦voorbeelden:the back of a book/hand • de rug van een boek/handat the back • achterintalk through the back of one's neck • uit zijn nek kletsen————————back22 terug-♦voorbeelden:1 〈 figuurlijk〉 get in through/by the back door • een baan krijgen via kruiwagens/dank zij oneerlijke manipulaties————————back3→ back away back away/, back down back down/, back off back off/, back onto back onto/, back out back out/, back up back up/1 achteruit bewegen ⇒ achteruitrijden, (doen) achteruitgaan♦voorbeelden:back the car out of the garage • de auto achteruit uit de garage rijdenback (one's car) into another car • achteruitrijden tegen een andere auto♦voorbeelden:→ back up back up/————————back4〈 bijwoord〉6 achterom♦voorbeelden:back in 1975 • (nog/reeds/destijds) in 1975 -
39 bank run
stormloop op de bank (het weghalen van het geld dat op de rekening staat door het verlies van geloof in de bank van het publiek)bank run〈 geldwezen〉 -
40 base
adj. laag, verachtelijk--------n. basis; grondslag; grondvlak--------v. baserenbase1[ bees] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:the base of the triangle • de basis van de driehoekcatch someone off base • iemand overvallen/onverwacht treffen————————base2〈bijvoeglijk naamwoord; baser; baseness〉1 laag ⇒ minderwaardig, verachtelijk♦voorbeelden:1 a base action • een laffe/gemene daad————————base3〈 werkwoord〉2 vestigen♦voorbeelden:1 computer-based accountancy • geautomatiseerde/gecomputeriseerde boekhoudingbase oneself on • uitgaan vanbased (up)on mere gossip • slechts op roddel berustend
Перевод: с английского на нидерландский
с нидерландского на английский- С нидерландского на:
- Английский
- С английского на:
- Нидерландский
geldwezen
Страницы