-
1 arqué
arqué [aarkee]♦voorbeelden:adjgebogen, krom -
2 courbe
courbe [koerb]〈bijvoeglijk naamwoord; ook v.〉♦voorbeelden:1 une courbe • kromme (lijn), curve, kromming, bochtune courbe de niveau • een hoogtelijn1. f1) bocht2) curve, kromme lijn2. adjkrom, gebogen -
3 courbé
courbe [koerb]〈bijvoeglijk naamwoord; ook v.〉♦voorbeelden:1 une courbe • kromme (lijn), curve, kromming, bochtune courbe de niveau • een hoogtelijnadjgekromd, gebogen, gebukt -
4 crochu
-
5 crosse
crosse [kros]〈v.〉1 bisschopsstaf ⇒ kromstaf, herdersstaf♦voorbeelden:f2) stick, club [golf]4) kolf [geweer] -
6 penché
-
7 circonflexe
circonflexe [sierkõfleks]♦voorbeelden:1 sourcils circonflexes • gebogen, hoekige wenkbrauwen¶ accent circonflexe • accent circonflexe, ‘dakje’ 〈bijv. ê〉 -
8 incurver
incurver [ẽkuurvee]1 buigen ⇒ (naar binnen) krommen, een gebogen vorm geven1 zich buigen ⇒ zich krommen, een gebogen vorm krijgen -
9 cintré
cintre [sẽtr]〈m.〉1 hanger(tje) ⇒ knaapje, kleerhanger♦voorbeelden:adj1) gebogen, gewelfd2) getailleerd3) gek, knetter -
10 rond
rond1 [rõ]〈m.〉2 ring♦voorbeelden:faire des ronds • cirkels trekkenen rond • in een kring, in de rondte〈 figuurlijk〉 tourner en rond • op een dood spoor zitten, in een vicieuze cirkel zitten————————rond2 [rõ]〈bijvoeglijk naamwoord; ook bijwoord〉2 rond ⇒ dik, bol, mollig4 rond ⇒ gebogen, gewelfd♦voorbeelden:1. m1) cirkel, kring2) ring3) schijfje4) poen, geld5) zwaai [arm, been]2. adj1) rond2) mollig3) openhartig4) ladderzat -
11 tête
tête [tet]〈v.〉1 hoofd ⇒ kop, gezicht5 kop ⇒ top, bovenkant, voorste gedeelte♦voorbeelden:1 avoir, être une tête à claques, à gifles • een irritant koppie, een rotkop hebbentête de mort • doodshoofd, doodskopune tête de six pieds de long • een lang gezicht, een gezicht als een oorwurmde la tête aux pieds • van top tot teenêtre la tête de Turc, servir de tête de Turc • het mikpunt, pispaaltje zijndonner tête baissée dans qc. • blindelings, zonder te kijken ergens op inlopen, tegenaan lopen; 〈 ook〉 er blindelings inlopenavoir une bonne tête • er betrouwbaar, intelligent uitzien, een sympathieke kop hebbence sont deux têtes sous un même bonnet • dat zijn twee handen op één buiktomber la tête la première • voorovervallenla tête renversée • met het hoofd naar achterensale tête • gemene kopcourir tête baissée • lopen zo snel als men kandonner sa tête à couper • zijn hoofd eronder durven verweddenen faire une tête • een lang gezicht zettenjeter qc. à la tête de qn. • iemand iets naar het hoofd slingeren, iemand iets verwijtenrompre la tête à qn. • iemand de oren van het hoofd schreeuwentourner la tête • het hoofd afwenden2 c'est, il a une tête en l'air, tête sans cervelle, tête de linotte, tête d'oiseau • hij is een leeghoofd, heeft de hersens van een garnaal, gedraagt zich als een kip zonder kopavoir une tête de cochon, de mule • koppig zijnêtre une tête de cochon, de lard, de mule, de pioche • een stijfkop zijnmettre la tête à l'envers à qn. • iemand het hoofd op hol brengentête brûlée • heethoofdavoir la tête chaude • een heethoofd, driftkop zijnavoir la tête fêlée • een beetje getikt zijnune forte tête • iemand met een eigen wil, dwarskopavoir la tête froide • koelbloedig zijn〈 informeel〉 une grosse tête • een knappe kop, superintelligent persoon〈 informeel〉 avoir une, la grosse tête • pretenties, praatjes hebben〈 informeel〉 petite tête! • domkop!, sufferd(je)!examiner, réfléchir à tête reposée • rustig, op z'n gemak bekijken, overdenkenavoir la tête solide • veel aan zijn hoofd kunnen hebbenavoir toute sa tête • bij zijn volle verstand zijnavoir la tête vide • niet (meer) kunnen nadenken, zich niets meer kunnen herinnerenavoir de la tête • een goed verstand hebbenavoir la tête à ce qu'on fait • zijn hoofd, zijn aandacht bij zijn werk hebbenavoir la tête près du bonnet • een heethoofd, driftkop zijncasser, fendre la tête à qn. • iemand op zijn zenuwen werken, irriterense casser la tête contre les murs • met zijn hoofd tegen de muur lopen, wanhopig zijnchercher dans sa tête • proberen zich iets te herinnerense creuser la tête • z'n hersens pijnigenéchauffer la tête • iemand nijdig, woedend makenn'en faire qu'à sa tête • precies doen waar men zin in heeftfourrer, mettre qc. dans la tête • iets in het hoofd prentense mettre dans la tête, en tête de 〈+ onbepaalde wijs〉 • zich in het hoofd halen, zetten omse mettre dans la tête, en tête que 〈+ aantonende wijs〉 • zich in het hoofd halen, zetten dat, zich inbeelden datidée qui passe par la tête de qn. • idee dat zomaar bij iemand opkomtperdre la tête • het hoofd, zijn verstand verliezen, gek wordenle vin lui tourne la tête • de wijn stijgt hem naar het hoofdtourner la tête à qn. • iemand het hoofd op hol brengenavoir la tête ailleurs • er met zijn gedachten niet bij zijn, afwezig zijn〈 spreekwoord〉 quand on n'a pas de tête, il faut avoir des jambes • wie zijn hoofd vergeet, moet zijn benen gebruikende tête • uit het hoofd, in gedachtenavoir une idée (de) derrière la tête • iets in zijn achterhoofd hebbense mettre à la tête, prendre la tête de • de leiding nemen overà la tête, en tête de • aan het hoofd, aan de leiding vanpar tête • per persoon, per mantête d'ail • knoflookbolletjetête d'épingle • speldenknoptête de ligne • kopstation, beginpunt van een lijntête du lit • hoofdeinde van het bedtête de pipe • pijpenkopvirer tête à queue • helemaal om zijn as draaien, een draai van 180 graden makenwagon de tête • voorste wagontête nucléaire • atoomkopmusique en tête • de muziek vooropcôté tête • kop(zijde), kruisavoir la tête sur les épaules • met beide benen op de grond staanmauvaise tête • dwarsligger, lastpostfaire la mauvaise tête • koppig zijn, dwars liggense cogner, se taper la tête contre les murs • wanhopig naar een oplossing zoekenne plus savoir où donner de la tête • niet meer weten waar te beginnen, overstelpt zijn met werkfaire la tête (à qn.) • mokken (tegen iemand), boos zijn (op iemand)se jeter à la tête de qn. • toenadering zoeken tot iemand, zich bij iemand opdringenlaver la tête à qn. • iemand een flinke uitbrander gevenmonter la tête à qn. • iemand tegen iemand opzettense monter la tête • zich ergens over opwinden, spoken ziense payer (doucement) la tête de qn. • iemand (stiekem) voor de gek houdenpiquer une tête • een duik nemen, duikenredresser, relever la tête • zijn zelfvertrouwen herwinnenrisquer, sauver sa tête • zijn leven wagen, het er levend van afbrengentenir tête • het hoofd bieden, standhoudenen avoir par-dessus la tête • er schoon genoeg van hebben, er de buik van vol hebbenf1) hoofd, kop2) gezicht3) leider4) kopbal5) top, bovenkant -
12 busqué
-
13 contourné
contourné [kõtoernee]1 krom ⇒ gebogen, ver-, gedraaid -
14 flexueux
-
15 infléchi
-
16 la tête basse
la tête basse -
17 recourbé
-
18 sourcils circonflexes
sourcils circonflexesgebogen, hoekige wenkbrauwen -
19 surbaissé
surbaissé [suurbessee] -
20 tortu
tortu [tortuu]
См. также в других словарях:
gebogen — gebogen … Deutsch Wörterbuch
Gebogen — (Herald.), s.u. Schild II. B) … Pierer's Universal-Lexikon
gebogen — Adj. (Aufbaustufe) eine Krümmung aufweisend Synonyme: bogenförmig, gekrümmt, geschwungen, krumm Beispiel: Der Adler hat einen gebogenen Schnabel … Extremes Deutsch
gebogen — bauchig, bogenförmig, gebaucht, gebeugt, gekrümmt, geschweift, geschwungen, gewölbt, hakenförmig, [halb]kugelförmig, [halb]kugelig, [halb]rund, krumm. * * * gebogen:gekrümmt·geschwungen·geschweift·halbrund;auch⇨krumm(1)… … Das Wörterbuch der Synonyme
gebogen — ge|bo|gen → biegen * * * 1ge|bo|gen <Adj.>: eine Biegung, Krümmung aufweisend; gekrümmt: eine e Nase; der Schnabel ist stark g. 2ge|bo|gen: ↑ biegen. * * * ge|bo|gen: 1. ↑biegen. 2. <Adj.> eine Biegung, Krümmung aufweisend; gekrümmt:… … Universal-Lexikon
gebogen — adj submitted … Old to modern English dictionary
gebogen — ge·bo̲·gen Partizip Perfekt; ↑biegen … Langenscheidt Großwörterbuch Deutsch als Fremdsprache
gebogen — 1ge|bo|gen (gekrümmt) 2ge|bo|gen vgl. biegen … Die deutsche Rechtschreibung
gebogen — beni / boigi … Woordenlijst Sranan
auswärts gebogen — aus|wärts ge|bo|gen: s. ↑auswärts (1) … Universal-Lexikon
einwärts gebogen — ein|wärts ge|bo|gen: ↑einwärts … Universal-Lexikon