-
21 begeben
-
22 formal
formal♦voorbeelden: -
23 gläsern
-
24 gnädig
gnädig1 genadig, barmhartig, goedertieren ⇒ goedgunstig, welwillend♦voorbeelden:〈 formeel〉 gnädige Frau! • mevrouw!das Glück ist jemandem gnädig • het geluk is iemand welgezindzu jemandem gnädig sein • iemand genadig zijn -
25 heben
heben1 (op)tillen ⇒ heffen, opsteken3 bevorderen ⇒ verbeteren, verhogen♦voorbeelden:einen neuen Rekord heben • in gewichtheffen een nieuw record vestigendie Schultern heben • de schouders ophalen♦voorbeelden: -
26 heften
heften1 hechten, bevestigen ⇒ spelden, nieten♦voorbeelden:1 〈formeel; figuurlijk〉 die Armee konnte den Sieg an ihre Fahne heften • het leger kon de overwinning in het vaandel schrijven1 strak, onafgebroken gericht zijn♦voorbeelden: -
27 mein
mein1♦voorbeelden:1 was mein ist, ist auch dein • wat van mij is, is ook van jou〈 formeel〉 die meinen, Meinen • de mijnen, mijn gezinMein und Dein nicht unterscheiden können, verwechseln • mijn en dijn door elkaar halen————————mein21 mijner, mij♦voorbeelden:vergiss mein nicht • vergeet mij niet -
28 niederwerfen
niederwerfen♦voorbeelden: -
29 nähren
nährenI 〈onovergankelijk werkwoord; haben〉♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:1 sie nährt ihr Kind selbst • zij voedt, zoogt haar kind zelf2 das Land nährt seine Bewohner kärglich • dat land biedt zijn bewoners geen al te beste levensvoorwaarden♦voorbeelden:2 sich durch, mit, von seiner Hände Arbeit nähren • met het werk van zijn handen in zijn levensonderhoud voorzien -
30 speisen
speisen♦voorbeelden:1 ich wünsche wohl zu speisen! • eet (u) smakelijk!zu Abend speisen • avondetenzu Mittag speisen • middageten, lunchenII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden: -
31 wallen
-
32 weben
webenI 〈overgankelijk & onovergankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:1 zich bewegen, in beweging zijn ⇒ werkzaam zijn, waren♦voorbeelden: -
33 wert
♦voorbeelden:einer Überlegung wert sein • overweging verdienenes wäre einen Versuch wert • het is te proberendeine Meinung ist ihm viel wert • jouw mening betekent veel voor hem〈 formeel〉 jemanden einer Sache (für) wert befinden, erachten, halten • iemand voor iets waardig bevinden2 wie ist Ihr werter Name? • zou ik uw naam mogen weten?Ihr wertes Schreiben • uw geëerd schrijven -
34 Amt
〈o.; Amt(e)s, Ämter〉1 ambt, betrekking, functie3 bestuur, dienst ⇒ instantie; departement, ministerie5 district, kanton♦voorbeelden:ein Amt antreten • een ambt, betrekking aanvaardenim Amt bleiben, sein, stehen • in functie, dienst blijven, zijnvon Amts wegen • van ambtswege, ambtshalvedas meteorologische Amt • het meteorologisch instituutdas statistische Amt • het bureau voor de statistiek6 ein Amt (ab)halten • een gezongen mis doen, opdragen -
35 Angesicht
Angesicht〈o.〉 〈 formeel〉1 gezicht, gelaat(suitdrukking)♦voorbeelden:dem Tod ins Angesicht schauen • de dood voor ogen zien -
36 Ansatz
Ansatz〈m.〉♦voorbeelden:gute Ansätze zeigen • goed beginnenbei, in den (ersten) Ansätzen stecken bleiben • niet voorbij het beginstadium komenetwas im Ansatz unterdrücken • iets in de kiem smorennicht über (die ersten) Ansätze hinauskommen • niet verder komen dan het beginder erste Ansatz zu einer Besserung • het eerste teken van een verbetering〈 formeel〉 in Ansatz bringen • ramen, taxeren -
37 Gang
Gang1〈m.; Gang(e)s, Gänge〉♦voorbeelden:seinen (alten, gewohnten) Gang gehen • zijn (gewone) gang(etje) gaanim Gang(e), in Gang sein • (a) werken, in werking zijn; 〈 (b) figuurlijk〉aan de gang zijn, gaande zijnetwas in Gang halten • iets aan de gang houdenin Gang kommen • op gang komeneinen schweren, bitteren Gang tun, gehen 〈 ook figuurlijk〉 • een zware, moeilijke tocht ondernemenauf meinem Gang zur Schule • op (mijn) weg naar schoolder Gang zum Verfassungsgericht • het zich wenden tot, het in beroep gaan bij het Constitutioneel Hof〈 figuurlijk〉 einen Gang zurückschalten • het kalmer aan doen, gas terugnemen8 toter Gang • dode, verloren gang————————Gang2〈m.; Gangs〉 〈 scheepvaart〉————————Gang3〈v.; Gang, Gangs〉 -
38 Gefallen
Gefallen1〈m.; Gefallens, Gefallen〉♦voorbeelden:————————Gefallen2〈o.; Gefallens〉♦voorbeelden:jemandem zu Gefallen • om iemand een plezier te doen -
39 Haupt
〈o.; Haupt(e)s, Häupter〉 〈 formeel〉♦voorbeelden:entblößten Hauptes • blootshoofdsein gekröntes Haupt • een regerend vorst(in)zu Häupten einer Bahre • aan het hoofdeinde van een baar -
40 Hoffnung
Hoffnung〈v.; Hoffnung, Hoffnungen〉♦voorbeelden:leere Hoffnung • ijdele hoopeine leise Hoffnung • een sprankje hoopseine Hoffnungen begraben • alle hoop opgevenjemandem Hoffnungen machen • bij iemand verwachtingen wekkendie Hoffnung nähren • de hoop koesterenseine Hoffnung auf jemanden setzen • zijn hoop op iemand vestigen〈 formeel〉 in die Hoffnung kommen • zwanger worden, in verwachting raken
См. также в других словарях:
Mark Rutte — Prime Minister of the Netherlands Incumbent Assumed office 14 October 2010 Monarch … Wikipedia
Guido Demoor — (1952) was a Belgian NMBS/SNCB Thalys train driver and father of two children. He died on 24 June 2006 after an incident of violence in an Antwerp public transport bus.The exact circumstances under which Demoor died remain disputed in the… … Wikipedia
Fernand Collin Prize for Law — The Fernand Collin Prize for Law (Dutch: Fernand Collin prijs voor Recht) was named after Fernand Collin. It is awarded to a scientist who makes a significant contribution to law in Belgium.Awards* 1962 Walter Van Gerven (Katholieke Universiteit… … Wikipedia
Prix Collin — Le Prix Fernand Collin de Droit est un prix belge bi annuel, institué en 1962. Il a été créé pour encourager les jeunes chercheurs flamands dans le domaine du droit. Il a été nommé d après le professeur et banquier flamand, Fernand Collin. Objet… … Wikipédia en Français
WFBV — * Wet op de formeel buitenlandse vennootschappen (Dutch law on pseudo foreign companies) (Community » Law) … Abbreviations dictionary
formal — Adj std. (16. Jh.) Entlehnung. Entlehnt aus l. fōrmālis, zu l. fōrma Form . Aus der gleichen Grundlage über das Französische formell. Eine Substantivierung in Formalie, Abstrakta in Formalismus, Formalität; Täterbezeichnung: Formalist; Verb:… … Etymologisches Wörterbuch der deutschen sprache
formell — Adj std. (18. Jh.) Entlehnung. Entlehnt aus frz. formel vorschriftsmäßig, unpersönlich , dieses aus l. fōrmālis, zu l. fōrma Gestalt, Form, Figur, Umriß . Ebenso nndl. formeel, nfrz. formel, ndn. formel, nschw. formell, nnorw. formell; Form,… … Etymologisches Wörterbuch der deutschen sprache