-
1 niederschlagen
-
2 zurückhalten
zurückhalten1 niet tonen, onderdrukken♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 achter-, terughouden ⇒ niet teruggeven2 tegen-, weerhouden♦voorbeelden:1 zich inhouden, beheersen♦voorbeelden: -
3 abwürgen
abwürgen1 (af)wurgen ⇒ de keel dichtknijpen, de nek omdraaien -
4 bedrücken
-
5 dämmen
-
6 dämpfen
dämpfen♦voorbeelden: -
7 eine Seuche dämmen
-
8 einen Aufstand niederschlagen
Wörterbuch Deutsch-Niederländisch > einen Aufstand niederschlagen
-
9 knechten
knechten1 (ver)knechten, onderdrukken -
10 niederhalten
-
11 niederkämpfen
-
12 niederringen
-
13 niederwerfen
niederwerfen♦voorbeelden: -
14 seine Gefühle zurückhalten
Wörterbuch Deutsch-Niederländisch > seine Gefühle zurückhalten
-
15 supprimieren
supprimieren1 supprimeren, onderdrukken -
16 unterdrücken
unterdrücken1 onderdrukken ⇒ beteugelen, inhouden; de kop indrukken; achterhouden♦voorbeelden:Informationen unterdrücken • informatie achter-, geheimhouden -
17 vergewaltigen
-
18 verhalten
verhalten1♦voorbeelden:————————verhalten2♦voorbeelden:1 zich gedragen ⇒ zich houden, blijven2 gesteld zijn ⇒ staan (met), zijn♦voorbeelden: -
19 verkneifen
-
20 verschlucken
verschlucken1 in-, doorslikken ⇒ verzwelgen2 inslikken, niet (duidelijk) uitspreken♦voorbeelden:1 ein Geräusch verschlucken • een geluid absorberen, dempen♦voorbeelden:
- 1
- 2