-
21 dense fog
zware mist -
22 dispersion of fog
verspreiding van mist -
23 in a fog
de kluts kwijt; in de mist -
24 dissipate
v. uit elkaar drijven, uit elkaar gaan; verbannen, verdrijven[ dissippeet]♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 verdrijven ⇒ verjagen, doen verdwijnen♦voorbeelden: -
25 dissolve
v. oplossen, smelten, vloeibaar worden; verdwijnen; ontbinden; uitelkaar drijven[ dizzolv]♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 oplossen♦voorbeelden: -
26 ground
adj. grond-, bodem-; vermalen, verbrijzeld--------n. aarde; grond; terrein; ondergrond; gebied; basis--------v. aan de grond houden; funderen; baseren; beargumenteren; aardenground1[ graund]♦voorbeelden:♦voorbeelden:fall to the ground • falen, in duigen vallentouch ground • vaste grond onder de voeten krijgenrun oneself into the ground • zich uitputtenget off the ground • van de grond/op gang komen3 break (new/fresh) ground • nieuw terrein betreden, pionierswerk verrichtencover much ground • een lange afstand afleggen; veel terrein/onderwerpen bestrijkengive/lose ground • terrein verliezen, wijkenhold/keep/stand one's ground • standhouden, voet bij stuk houdenshift one's ground • van argument/mening veranderenfeel the ground • poolshoogte nemenit suits him down to the ground • dat komt hem uitstekend van pasIV 〈 meervoud〉♦voorbeelden:1 a house standing in its own grounds • een huis, geheel door eigen grond omgeven————————ground2II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 gronden ⇒ baseren, onderbouwen♦voorbeelden:————————ground3→ grind grind/ -
27 heavy
adj. zwaar; moeilijk--------adv. zwaar--------n. De rol van de slechte, slecht (bij theater); Invloedrijk persoonheavy1————————heavy2[ hevvie] 〈bijvoeglijk naamwoord; heaviness〉2 zwaar ⇒ hevig; aanzienlijk7 streng♦voorbeelden:1 a heavy fog • een dichte/zware mistheavy industry • zware industrieheavy with • zwaar beladen metheavy with child • hoogzwangerheavy with the smell of roses • doortrokken van de geur van rozenheavy necking/petting • stevige vrijpartijheavy seas • zware zeeëna heavy sleeper • een vaste/diepe slaperheavy traffic • druk/zwaar verkeer; vrachtverkeera heavy turnout • een grote opkomstwith a heavy hand • met ijzeren handmake heavy weather of something • moeilijk maken wat makkelijk is————————heavy3〈 bijwoord〉1 zwaar♦voorbeelden:lie heavy • zwaar wegen/drukken -
28 melt
n. soort gerecht gemaakt met toplaagje van gesmolten Zwitserse kaas--------v. smelten; versmelten; doen smelten; ontdooien; doen verdwijnen[ melt]♦voorbeelden:the fuse has melted • de stop is doorgeslagenmelt in the mouth • smelten op de tongmelt down • omsmeltenhis heart melted at her tears • haar tranen deden zijn hart smeltenmelt with pity • smelten van medelijden -
29 old
adj. oud; bejaard; oud (niet nieuw); antiek; van vroeger; op de leeftijd--------n. leeftijd--------n. ouderen, bejaardenold1[ oold] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:heroes of old • helden uit het verleden————————old2〈older; ook elder, eldest〉1 oud ⇒ bejaard, antiek2 versleten ⇒ gebruikt, vervallen, afgedankt4 ervaren ⇒ bekwaam, gerijpt5 verouderd ⇒ ouderwets, in onbruik geraakt♦voorbeelden:1 old age • ouderdom, hoge leeftijd(not) make old bones • (niet) oud worden〈voornamelijk Brits-Engels; informeel〉 old boy/girl • vadertje, moedertje, oudjeold gold • donker goud, bruingoud(en kleur)old maid • oude vrijsteras old as the hills • zo oud als de weg naar Romean old name • een gevestigde naamthe oldest profession • het oudste beroepan old retainer • een oude trouwe dienaar〈 spreekwoord〉 you cannot teach an old dog new tricks • oude beren dansen leren is zwepen verknoeien; oude honden leert men moeilijk pootje gevenyoung and old • jong en oud, iedereenthe old • de bejaarden, de ouderenan old hand at poaching • een doorgewinterde stroperan old offender • een recidivistold stager • oude rot, veteraan〈 spreekwoord〉 you cannot put old heads on young shoulders • grijze haren groeien op geen zotte bollenbe old in knavery • een doortrapte schurk zijnthe old guard/school • mensen van de oude stempel, traditionalistenhe worked like old boots • hij werkte berehard/steenharda chip off the old block • helemaal zijn/haar vader/moederOld Glory • nationale vlag van de USAold maid • oud wijfold moon • laatste kwartier van de maanmoney for old rope • iets voor niets, gauw/gemakkelijk verdiend geldold salt/sweat • zeerotcome/play the old soldier (over someone) • de baas spelen (over iemand) 〈op basis van grotere ervaring/vaardigheid〉〈 informeel〉 old woman • lastige/vitterige vrouw→ grand grand/II 〈 bijvoeglijk naamwoord, attributief〉2 voormalig ⇒ vroeger, gewezen, ex-, oud-♦voorbeelden:the (same) old story • hetzelfde liedjeold stuff • oud nieuws, oude koekold Etonian • oud-leerling van Eton¶ 〈Brits-Engels; slang〉 old bean/cock/egg/fruit/stick/thing • ouwe/beste (jongen/meid)old boy/girl • oud-leerling(e) (van Engelse school)the old man • 〈 informeel〉 de ouwe 〈 ook scheepskapitein〉; de baas 〈 ook echtgenoot〉; mijn ouweheer/ouweold master • (schilderij van) oude meesterthe old sod • het vaderland〈 informeel〉 any old thing will do • alles is goed/bruikbaarthe Old World • de Oude Wereld, de oostelijke hemisfeer; 〈 Amerikaans-Engels〉(continentaal) Europa, de Oude Wereld〈 informeel〉 any old how • om het even hoe, hoe ook→ high high/ -
30 patch
n. lapje; vlek; verband; deel van de grond; (in computers) correctie van programmatuur dat slechts een klein deel toevoegt aan of wijzigt in het programma--------v. (een) lap naaien op/in; (op)lappen, verstellen, samenflansenpatch1[ pætsj] 〈 zelfstandig naamwoord〉3 vlek♦voorbeelden:6 patches of fog • mistbanken, flarden mistin patches • op sommige plaatsen/momenten→ purple purple/————————patch2〈 werkwoord〉1 (een) lap(pen) naaien op/in2 (op)lappen ⇒ verstellen; samenflansen→ patch up patch up/
- 1
- 2
См. также в других словарях:
Fog — (f[o^]g), n. [Dan. sneefog snow falling thick, drift of snow, driving snow, cf. Icel. fok spray, snowdrift, fj[=u]k snowstorm, fj[=u]ka to drift.] 1. Watery vapor condensed in the lower part of the atmosphere and disturbing its transparency. It… … The Collaborative International Dictionary of English
Fog — steht für Ian Marko Fog (*1973), dänischer Handballspieler Um die Welt mit Willy Fog, Figur des Trickfilms Shadows and Fog, US Filmkomödie von Woody Allen (1991) The Fog of War, US Dokumentarfilm Bakersfield Fog, US Sportverein Fiber Optical Gyro … Deutsch Wikipedia
fog — fog1 [fôg, fäg] n. [prob. < Scand, as in ON fok, Dan (sne)fog, driving snow, Norw dial. fuka, sea mist < IE base * pū , to puff up, blow, of echoic orig.] 1. a large mass of water vapor condensed to fine particles, at or just above the… … English World dictionary
fog´gi|ly — fog|gy «FOG ee, FG », adjective, gi|er, gi|est. 1. having much fog; misty; murky: »If it is cloudy, rainy, or foggy, the water vapor in the air is condensing (Beauchamp, Mayfield, and … Useful english dictionary
fog|gy — «FOG ee, FG », adjective, gi|er, gi|est. 1. having much fog; misty; murky: »If it is cloudy, rainy, or foggy, the water vapor in the air is condensing (Beauchamp, Mayfield, and … Useful english dictionary
Fog — (f[o^]g), n. [Cf. Scot. fog, fouge, moss, foggage rank grass, LL. fogagium, W. ffwg dry grass.] (Agric.) (a) A second growth of grass; aftergrass. (b) Dead or decaying grass remaining on land through the winter; called also {foggage}. [Prov.Eng.] … The Collaborative International Dictionary of English
Fog — (f[o^]g), v. t. (Agric.) To pasture cattle on the fog, or aftergrass, of; to eat off the fog from. [1913 Webster] … The Collaborative International Dictionary of English
fog — [n1] heavy mist that reduces visibility brume, cloud, effluvium, film, gloom, grease, ground clouds, haze, London fog, miasma, murk, murkiness, nebula, obscurity, pea soup*, smaze, smog, smoke, smother, soup*, steam, vapor, visibility zero zero* … New thesaurus
Fog — Fog, v. t. [imp. & p. p. {Fogged}; p. pr. & vb. n. {Fogging}.] 1. To envelop, as with fog; to befog; to overcast; to darken; to obscure. [1913 Webster] 2. (Photog.) To render semiopaque or cloudy, as a negative film, by exposure to stray light,… … The Collaborative International Dictionary of English
Fog — (f[o^]g), v. i. [Etymol. uncertain.] To practice in a small or mean way; to pettifog. [Obs.] [1913 Webster] Where wouldst thou fog to get a fee? Dryden. [1913 Webster] … The Collaborative International Dictionary of English
Fog — Fog, v. i. (Photog.) To show indistinctly or become indistinct, as the picture on a negative sometimes does in the process of development. [1913 Webster] … The Collaborative International Dictionary of English