-
81 läuten
läuten♦voorbeelden:2 das Telefon läutet • de telefoon rinkelt, gaates läutet • er wordt gebeld(nach) jemandem läuten • om iemand bellen -
82 scheel
-
83 streitbar
streitbar -
84 streiten
streiten1 ruzie maken ⇒ twisten, kibbelen, ruziën♦voorbeelden:1 ruzie maken, hebben ⇒ twisten, kibbelen, ruziën♦voorbeelden:1 〈 spreekwoord〉 wenn zwei sich streiten, freut sich der Dritte • als twee honden vechten om een been, loopt de derde ermee heen -
85 umfassen
umfassen1♦voorbeelden:————————umfassen2 -
86 umnebeln
-
87 umwerten
-
88 undurchlässig
undurchlässig -
89 überfluten
überfluten -
90 überschneiden
überschneiden, sich -
91 übertragen
übertragen11 overdrachtelijk, figuurlijk————————übertragen22 overdragen ⇒ opdragen, toewijzen♦voorbeelden:
См. также в других словарях:
Guru — For other uses, see Guru (disambiguation). A guru (Sanskrit: गुरु) is one who is regarded as having great knowledge, wisdom, and authority in a certain area, and who uses it to guide others (teacher). Other forms of manifestation of this… … Wikipedia