-
1 begreifen
begreifenI 〈overgankelijk & onovergankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:¶ es begreift sich • het is begrijpelijk, het spreekt vanzelf -
2 beinhalten
-
3 erfassen
erfassen2 begrijpen, beseffen3 〈 figuurlijk〉te pakken, in zijn greep krijgen4 (vast)grijpen, beet-, vastpakken5 〈 administratie〉in een lijst opnemen, registreren6 〈 administratie〉omvatten, inhouden♦voorbeelden: -
4 erschöpfen
erschöpfen1 uitputten, volledig verbruiken♦voorbeelden:etwas erschöpfend behandeln, darstellen • iets uitputtend behandelen, van alle kanten belichten2 uitgeput raken ⇒ afnemen, verminderen -
5 umfangen
umfangen〈 formeel〉 -
6 umfassen
umfassen1♦voorbeelden:————————umfassen2 -
7 umgreifen
umgreifen -
8 umklammern
-
9 umschließen
umschließen -
10 umspannen
umspannen1————————umspannen2
Перевод: с немецкого на все языки
со всех языков на немецкий- Со всех языков на:
- Немецкий
- С немецкого на:
- Нидерландский