-
1 streiten
streiten1 ruzie maken ⇒ twisten, kibbelen, ruziën♦voorbeelden:1 ruzie maken, hebben ⇒ twisten, kibbelen, ruziën♦voorbeelden:1 〈 spreekwoord〉 wenn zwei sich streiten, freut sich der Dritte • als twee honden vechten om een been, loopt de derde ermee heen -
2 disputieren
disputieren1 disputeren, redetwisten
Перевод: с немецкого на все языки
со всех языков на немецкий- Со всех языков на:
- Немецкий
- С немецкого на:
- Нидерландский