-
1 exploderen
-
2 exploderen
-
3 exploderen
-
4 exploderen
I.explodierenII.in die Luft fliegen -
5 exploderen
v. explode, blow up; be blown up; shatter -
6 exploderen
1) krevera2) explodera -
7 exploderen
patlamak [-ar] v -
8 exploderen
exploser -
9 go off
exploderen; schieten, uitschieten van een kogel (geweer); in slaap vallen; stiekem weggaan; ophouden verliefd te zijn; overgaango off2 afgaan 〈 van alarm, geweer〉 ⇒ ontploffen 〈 van bom〉; aflopen 〈 van wekker〉; losbarsten 〈 ook figuurlijk〉♦voorbeelden:go off with • ertussenuit knijpen/ervandoor gaan metII 〈werkwoord + voorzetsel〉1 afgaan/afstappen van -
10 detonate
v. ontploffen, tot ontploffing brengen[ dettəneet] 〈zelfstandig naamwoord: detonation〉1 ontploffen ⇒ detoneren, exploderenII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 tot ontploffing brengen ⇒ laten exploderen/ontbranden -
11 fulminer
fulminer [fuulmienee]1 fulmineren ⇒ heftig uitvaren, foeterenII 〈 overgankelijk werkwoord〉v1) fulmineren, heftig uitvaren2) exploderen, knallen3) afkondigen [banvloek]4) uiten, slingeren [verwijt] -
12 partir
partir [paartier]1 vertrekken ⇒ weggaan, -rijden, afvaren, -reizen, starten5 verdwijnen ⇒ weggaan, eruit gaan♦voorbeelden:le voilà parti • daar begint hij weer, hij zit weer op zijn stokpaardjepartir à, pour • vertrekken naar, voorpartir en voyage • op reis gaanpartir en guerre contre qc. • tegen iets ten strijde trekkenà vos marques! prêts? partez! • op uw plaatsen! klaar (voor de start)? af!2 vous êtes mal parti, vous devriez changer de méthode • u pakt het verkeerd aan, u zou een andere methode moeten volgenà partir de • vanaf, vanuit, uità partir d' aujourd'hui • voortaan, van nu af aanil est parti de rien • hij is met niets begonnenen partant de ce principe • uitgaande van dit principele quatrième en partant de la droite • de vierde van rechtsII 〈 overgankelijk werkwoord〉→ maillev1) vertrekken3) exploderen4) aanslaan, starten5) verdwijnen, weggaan -
13 eksplodirati
exploderen -
14 разорваться
stukscheuren, stukgaan ; springen, exploderen ; verbroken worden -
15 взрываться
-
16 opblazen
I.[ballon]aufblasen [Ballon]II.[dynamiteren]sprengenIII.[laten exploderen]in die Luft blasen [ugs. für sprengen]IV.[opschroeven]aufbauschenV.[opschroeven]aufblasen [übertreiben] -
17 blast
interj. loop naar de maan!--------n. rukwind, luchtdruk; explosie--------v. ontploffing; vloekenblast1[ bla:st] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:blast! • verdorie/verdraaid————————blast2〈 werkwoord〉1 opblazen ⇒ doen exploderen, bombarderen2 vernietigen ⇒ verijdelen, ruïneren♦voorbeelden:4 blast him! • laat hem naar de maan lopen!→ blast off blast off/ -
18 blow up
opblazenblow up1 ontploffen ⇒ exploderen, springen♦voorbeelden:the crisis blew up • de crisis brak uitII 〈 overgankelijk werkwoord〉5 doen opwaaien ⇒ opjagen, opdwarrelen -
19 explode
v. ontploffen, opblazen, kapot slaan[ iksplood]1 exploderen ⇒ ontploffen, (uiteen)barsten3 snel/plots stijgen♦voorbeelden:explode with laughter • in lachen uitbarstenII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden: -
20 powder keg
vat met explosieven (vat dat op punt staat te exploderen, gevaarlijke toestand)powder keg
- 1
- 2
См. также в других словарях:
explodieren — Vsw std. (16. Jh., Bedeutung 19. Jh.) Entlehnung. Entlehnt aus ne. explode, dessen Bedeutung nach ne. explosion das Zerbersten ausgerichtet wurde. Das zugrundeliegende l. explōdere, (älter:) l. explaudere bedeutet eigentlich ausklatschen, unter… … Etymologisches Wörterbuch der deutschen sprache