-
1 geleide projectielen
geleide projectielenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > geleide projectielen
-
2 geleide projectielen
сущ.воен. управляемые снаряды -
3 MLRS
MLRS, Klaasorgel, lanceersysteem voor projectielen met meerdere naast elkaar opgestelde vuurmonden om in hoog tempo een groot aantal projectielen af te vuren (geproduceerd door Lockheed Martin)MLRS (Multiple Launch Rocket System) -
4 Multiple Launch Rocket System
n. MLRS, Klaasorgel, lanceersysteem voor projectielen met meerdere naast elkaar opgestelde vuurmonden om in hoog tempo een groot aantal projectielen af te vuren (geproduceerd door Lockheed Martin) -
5 gauntry
adj. m.b.t. een stellage waarvandaan raketten en projectielen gelanceerd worden--------n. een stellage waarvandaan raketten en projectielen gelanceerd worden; stellage dat spoorwegsignalen bevat; raamwerk dat vaten steunt -
6 управляемые снаряды
adjmilit. geleide projectielenRussisch-Nederlands Universal Dictionary > управляемые снаряды
-
7 guide
n. gids, berggids; leidraad, raadgever; padvindster; wegwijzer, manueel handboek--------v. leiding geven, besturen; instrueren; gidsen, de weg wijzenguide1[ gajd] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 gids2 leidraad4 〈 verkorting〉[guidebook]————————guide2〈 werkwoord〉1 leiden ⇒ gidsen, de weg wijzen, (be)geleiden2 als leidraad/richtsnoer dienen voor♦voorbeelden:1 guided missiles • geleide projectielen/wapensa guided tour • een rondleiding -
8 guided missiles
geleide projectielen/wapens -
9 launcher
n. lanceerinrichting; draagraket[ lo:ntsjə] -
10 range
n. ruimte; veld; kring; draagwijdte; keten; baan; fornuis--------v. bereiken; uitbreidenrange1[ reendzj]1 rij ⇒ reeks, keten5 gebied ⇒ kring, terrein♦voorbeelden:psycholinguistics is outside our range • van psycholinguïstiek hebben wij geen verstand1 bereik ⇒ draagkracht/wijdte2 termijn ⇒ strekking, periode♦voorbeelden:the range of his voice • het bereik van zijn stemhe gave free range to his thoughts • hij liet zijn gedachten de vrije loopat a range of 200 miles • op 200 mijlthe man had been shot at close range • de man was van dichtbij neergeschotenbeyond range • buiten bereik, te ver wegI could not hear him, he was out of range • ik kon hem niet horen, hij was te ver weg 〈 buiten stembereik〉(with)in range • binnen schootsafstand, binnen bereik————————range25 zwerven ⇒ zich bewegen, gaan6 dragen ⇒ een bereik hebben, reiken♦voorbeelden:3 ticket prices range from three to eight pound • de prijzen van de kaartjes liggen tussen de drie en acht pondII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 rangschikken ⇒ ordenen, (op)stellen♦voorbeelden:range a subject under two heads • een onderwerp in twee rubrieken onderbrengen -
11 Patriot missile
Patriot projectiel (amerikaans projectiel die vijandelijke vliegtuigen en projectielen dwingt de koers te veranderen) -
12 cluster shell
gebundeld projectiel (een projectiel gemaakt van kleine projectielen die zich verspreiden over een breed terrein) -
13 guidance systems
leidingsystemen,leidingsystemen van projectielen -
14 impact
-
15 ogive
-
16 partir
partir [paartier]1 vertrekken ⇒ weggaan, -rijden, afvaren, -reizen, starten5 verdwijnen ⇒ weggaan, eruit gaan♦voorbeelden:le voilà parti • daar begint hij weer, hij zit weer op zijn stokpaardjepartir à, pour • vertrekken naar, voorpartir en voyage • op reis gaanpartir en guerre contre qc. • tegen iets ten strijde trekkenà vos marques! prêts? partez! • op uw plaatsen! klaar (voor de start)? af!2 vous êtes mal parti, vous devriez changer de méthode • u pakt het verkeerd aan, u zou een andere methode moeten volgenà partir de • vanaf, vanuit, uità partir d' aujourd'hui • voortaan, van nu af aanil est parti de rien • hij is met niets begonnenen partant de ce principe • uitgaande van dit principele quatrième en partant de la droite • de vierde van rechtsII 〈 overgankelijk werkwoord〉→ maillev1) vertrekken3) exploderen4) aanslaan, starten5) verdwijnen, weggaan -
17 ricocher
-
18 tête
tête [tet]〈v.〉1 hoofd ⇒ kop, gezicht5 kop ⇒ top, bovenkant, voorste gedeelte♦voorbeelden:1 avoir, être une tête à claques, à gifles • een irritant koppie, een rotkop hebbentête de mort • doodshoofd, doodskopune tête de six pieds de long • een lang gezicht, een gezicht als een oorwurmde la tête aux pieds • van top tot teenêtre la tête de Turc, servir de tête de Turc • het mikpunt, pispaaltje zijndonner tête baissée dans qc. • blindelings, zonder te kijken ergens op inlopen, tegenaan lopen; 〈 ook〉 er blindelings inlopenavoir une bonne tête • er betrouwbaar, intelligent uitzien, een sympathieke kop hebbence sont deux têtes sous un même bonnet • dat zijn twee handen op één buiktomber la tête la première • voorovervallenla tête renversée • met het hoofd naar achterensale tête • gemene kopcourir tête baissée • lopen zo snel als men kandonner sa tête à couper • zijn hoofd eronder durven verweddenen faire une tête • een lang gezicht zettenjeter qc. à la tête de qn. • iemand iets naar het hoofd slingeren, iemand iets verwijtenrompre la tête à qn. • iemand de oren van het hoofd schreeuwentourner la tête • het hoofd afwenden2 c'est, il a une tête en l'air, tête sans cervelle, tête de linotte, tête d'oiseau • hij is een leeghoofd, heeft de hersens van een garnaal, gedraagt zich als een kip zonder kopavoir une tête de cochon, de mule • koppig zijnêtre une tête de cochon, de lard, de mule, de pioche • een stijfkop zijnmettre la tête à l'envers à qn. • iemand het hoofd op hol brengentête brûlée • heethoofdavoir la tête chaude • een heethoofd, driftkop zijnavoir la tête fêlée • een beetje getikt zijnune forte tête • iemand met een eigen wil, dwarskopavoir la tête froide • koelbloedig zijn〈 informeel〉 une grosse tête • een knappe kop, superintelligent persoon〈 informeel〉 avoir une, la grosse tête • pretenties, praatjes hebben〈 informeel〉 petite tête! • domkop!, sufferd(je)!examiner, réfléchir à tête reposée • rustig, op z'n gemak bekijken, overdenkenavoir la tête solide • veel aan zijn hoofd kunnen hebbenavoir toute sa tête • bij zijn volle verstand zijnavoir la tête vide • niet (meer) kunnen nadenken, zich niets meer kunnen herinnerenavoir de la tête • een goed verstand hebbenavoir la tête à ce qu'on fait • zijn hoofd, zijn aandacht bij zijn werk hebbenavoir la tête près du bonnet • een heethoofd, driftkop zijncasser, fendre la tête à qn. • iemand op zijn zenuwen werken, irriterense casser la tête contre les murs • met zijn hoofd tegen de muur lopen, wanhopig zijnchercher dans sa tête • proberen zich iets te herinnerense creuser la tête • z'n hersens pijnigenéchauffer la tête • iemand nijdig, woedend makenn'en faire qu'à sa tête • precies doen waar men zin in heeftfourrer, mettre qc. dans la tête • iets in het hoofd prentense mettre dans la tête, en tête de 〈+ onbepaalde wijs〉 • zich in het hoofd halen, zetten omse mettre dans la tête, en tête que 〈+ aantonende wijs〉 • zich in het hoofd halen, zetten dat, zich inbeelden datidée qui passe par la tête de qn. • idee dat zomaar bij iemand opkomtperdre la tête • het hoofd, zijn verstand verliezen, gek wordenle vin lui tourne la tête • de wijn stijgt hem naar het hoofdtourner la tête à qn. • iemand het hoofd op hol brengenavoir la tête ailleurs • er met zijn gedachten niet bij zijn, afwezig zijn〈 spreekwoord〉 quand on n'a pas de tête, il faut avoir des jambes • wie zijn hoofd vergeet, moet zijn benen gebruikende tête • uit het hoofd, in gedachtenavoir une idée (de) derrière la tête • iets in zijn achterhoofd hebbense mettre à la tête, prendre la tête de • de leiding nemen overà la tête, en tête de • aan het hoofd, aan de leiding vanpar tête • per persoon, per mantête d'ail • knoflookbolletjetête d'épingle • speldenknoptête de ligne • kopstation, beginpunt van een lijntête du lit • hoofdeinde van het bedtête de pipe • pijpenkopvirer tête à queue • helemaal om zijn as draaien, een draai van 180 graden makenwagon de tête • voorste wagontête nucléaire • atoomkopmusique en tête • de muziek vooropcôté tête • kop(zijde), kruisavoir la tête sur les épaules • met beide benen op de grond staanmauvaise tête • dwarsligger, lastpostfaire la mauvaise tête • koppig zijn, dwars liggense cogner, se taper la tête contre les murs • wanhopig naar een oplossing zoekenne plus savoir où donner de la tête • niet meer weten waar te beginnen, overstelpt zijn met werkfaire la tête (à qn.) • mokken (tegen iemand), boos zijn (op iemand)se jeter à la tête de qn. • toenadering zoeken tot iemand, zich bij iemand opdringenlaver la tête à qn. • iemand een flinke uitbrander gevenmonter la tête à qn. • iemand tegen iemand opzettense monter la tête • zich ergens over opwinden, spoken ziense payer (doucement) la tête de qn. • iemand (stiekem) voor de gek houdenpiquer une tête • een duik nemen, duikenredresser, relever la tête • zijn zelfvertrouwen herwinnenrisquer, sauver sa tête • zijn leven wagen, het er levend van afbrengentenir tête • het hoofd bieden, standhoudenen avoir par-dessus la tête • er schoon genoeg van hebben, er de buik van vol hebbenf1) hoofd, kop2) gezicht3) leider4) kopbal5) top, bovenkant -
19 tir
tir [tier]〈m.〉1 (het) schieten ⇒ (het) vuren, lancering♦voorbeelden:mettre une pièce en position de tir • een stuk geschut opstellentir lunaire • lancering van raket naar de maantir à l'arc • (het) boogschietentir à blanc • (het) schieten met losse patronentir à la cible • (het) schijfschietentir au fusil • (het) geweerschietentir au vol • (het) schieten op vogelstir au pigeon • baan waar men (klei)duiven kan schieten; soort katapult waarmee de kleiduiven omhoog worden geschoten; het schieten op kleiduivenrégler le tir • zich inschietentir forain • schiettent op kermis -
20 tête chercheuse
tête chercheuse
Страницы
- 1
- 2