-
21 constabulary
adj. van politiekorps--------n. politiekorps, politiemacht[ kənstæbjoel(ə)rie] 〈zelfstandig naamwoord; werkwoord enkelvoud of meervoud; meervoud: constabularies〉1 politie(korps/macht) -
22 constituency
n. kiesdistrikt; kiezers[ kənstitsjoeənsie] 〈meervoud: constituencies〉 -
23 corps
-
24 craft
n. bekwaamheid (om iets te maken of creëren); creatief project; boot, vliegtuig; sluwheid, ssheid; beroep, vak, bezigheid--------v. met de hand vervaardigen of makencraft1[ kra:ft] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————craft2〈zelfstandig naamwoord; meervoud: craft〉 -
25 dramatics
-
26 enemy
n. vijand[ ennəmie] 〈meervoud: enemies〉2 〈werkwoord enkelvoud of meervoud; the〉vijand(elijke troepen/macht) -
27 exchequer
-
28 fraternity
n. broederschap; studentenvereniging (in Amerika); vriendschap[ frətə:nətie] 〈meervoud: fraternities〉1 broederlijkheid ⇒ broederschap, het broeder zijnII 〈zelfstandig naamwoord; werkwoord enkelvoud of meervoud〉1 broederschap ⇒ kloostergemeenschap, kloosterorde van broeders2 genootschap ⇒ broederschap, vereniging♦voorbeelden: -
29 gallery
n. galerij (vooral tentoonstellingsruimte); galerij (in het theater)[ gælərie] 〈meervoud: galleries〉1 galerij ⇒ portiek, (zuilen)gang♦voorbeelden: -
30 guard
n. wacht; bewaker; schildwacht; verdedigingsstelling; oplettendheid; voorzichtigheid; schild--------v. wakenguard1[ ga:d] 〈→ Sporttermen: American footballSporttermen: American football/〉4 beveiliging/bescherming(smiddel) ⇒ scherm, kap1 wacht ⇒ bewaking, waakzaamheid♦voorbeelden:1 be on/keep/stand guard • de wacht houden, op wacht staanchange/relieve guard • de wacht aflossenthe changing of the guard • het aflossen van de wachtoff (one's) guard • niet op zijn hoedecatch someone off (his) guard • iemand overrompelenbe on (one's) guard against • bedacht zijn op2 he kept his guard up • hij hield zijn dekking in stand/hoog; 〈 figuurlijk〉hij bleef op zijn hoede, hij beheerste zichIII 〈zelfstandig naamwoord; werkwoord enkelvoud of meervoud〉1 garde ⇒ (lijf)wacht, escorte2 erewacht♦voorbeelden:under armed guard • onder gewapende escorte/begeleiding————————guard2♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉 -
31 half
adj. halveren--------adv. helft--------n. helft, gedeelte van twee gelijke delen; een van een paar; een van de twee gelijkwaardige spelperiodes in een spel (Sport); helft van de tijd die gespeeld is in sport; ; halfspeler (bij voetbal)half1[ ha:f] 〈zelfstandig naamwoord; meervoud in betekenis 0.1 alleen: halves [ha:vz], in betekenis 0.2 ook regelmatig〉2 〈voornamelijk verkorting; benaming voor〉een half/halve ⇒ halve pint 〈 ongeveer 0, 28 l〉; 〈 sport〉 speelhelft3 → halfback halfback/♦voorbeelden:cut in half/into halves • halverenone/a half • de/een helfthe's too clever by half • hij is veel te sluwdo something by halves • iets maar half doen→ better better/————————half2〈voornaamwoord; werkwoord enkelvoud of meervoud; soms moeilijk te scheiden van het zelfstandig naamwoord〉1 de helft♦voorbeelden:half of six is three • de helft van zes is drie————————half3〈bijwoord; vaak als eerste deel van samenstelling met bijvoeglijk naamwoord of deelwoord〉♦voorbeelden:only half cooked • maar half gaarI half wish • ik zou bijna willenhalf as much/many again • anderhalf maal zoveelhe didn't do half as badly as we'd thought • hij deed het lang zo slecht niet als we gedacht haddenhalf past/after one • half tweehalf and half • half en/om half 〈 ook figuurlijk〉〈voornamelijk Brits-Engels; informeel〉 not half bad • lang niet kwaad 〈 schitterend; understatement〉not half strong enough • lang niet sterk genoeg————————half4♦voorbeelden:half the profits • de helft van de winsthalf your time • de helft van je tijd -
32 judiciary
adj. rechtswezen, rechterlijke macht--------n. rechterlijk, gerechtelijk; rechterlijke macht[ dzjoe:disjərie] 〈meervoud: judiciaries; the〉 -
33 jury
adj. (Zeevaart) tijdelijk, voorlopig, ontworpen voor tijdelijk gebruik--------n. jury, panel; scheidsrechter(s)[ dzjoeərie] 〈zelfstandig naamwoord; werkwoord enkelvoud of meervoud; meervoud: juries〉 〈 voornamelijk juridisch〉1 jury→ petty petty/ -
34 lobby
n. hal; foyer; doorgang--------v. lobbyenlobby1[ lobbie] 〈zelfstandig naamwoord; meervoud: lobbies〉2 foyer————————lobby2〈 lobbied〉II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:2 the bill was lobbied through parliament • een lobby zorgde ervoor dat de wet door het parlement werd aangenomen -
35 ministry
-
36 minstrelsy
n. zanggroep die trekt[ minstrəlsie] 〈meervoud: minstrelsies〉 -
37 municipality
-
38 navy
n. vloot; marine[ neevie]I 〈telbaar zelfstandig naamwoord; meervoud: navies〉II 〈telbaar zelfstandig naamwoord; werkwoord enkelvoud of meervoud; vaak Navy〉1 marine♦voorbeelden: -
39 party
adj. partij; van een feestje--------n. gebruiken; meedoen--------v. feesten (slang); alcohol drinken in gezelschap (slang)[ pa:tie] 〈meervoud: parties〉1 feestje2 partij ⇒ participant, medeplichtige♦voorbeelden:become a party to • toetreden totII 〈zelfstandig naamwoord; werkwoord enkelvoud of meervoud〉 -
40 polemic
adj. polemisch; argumenterend--------n. polemie, argumentatie, meningsverschilpolemic1[ pəlemmik] 〈 telbaar zelfstandig naamwoord〉1 polemiek ⇒ woord/pennenstrijd, twist————————polemic21 polemisch ⇒ twist-, twistziek
См. также в других словарях:
Dutch conjugation — Dutch grammar series Dutch grammar Dutch verbs Dutch conjugation t kofschip T rules Dutch nouns Dutch declension Gender in Dutch grammar Dutch orthography Dutch dictionary IJ Dutch phonology … Wikipedia