-
1 opleggen
2 [opslaan] store3 [scheepvaart] lay up4 [drukwezen] put in the/to press, print5 [op iets plaatsen] put on♦voorbeelden:regels/wetten opleggen • enforce/impose/lay down rules/lawszijn wil opleggen aan • impose one's will oniemand iets opleggen • impose something on someone5 een zadel opleggen • put on a saddle, saddle -
2 afdwingen
v. enforce, force, compel, command; extort, wrest, wring -
3 beijveren
v. apply, make a request; implement; enforce; refer -
4 de hand houden aan
v. enforce -
5 versterken
v. strengthen, invigorate, fortify, intensify, consolidate, amplify, reinforce, re enforce, secure, confirm, increase, recruit -
6 (aan) argumenten/eisen kracht bijzetten (door …)
(aan) argumenten/eisen kracht bijzetten (door …)enforce arguments/claims (with/by …)Van Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > (aan) argumenten/eisen kracht bijzetten (door …)
-
7 de wet toepassen
de wet toepassenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > de wet toepassen
-
8 discipline
♦voorbeelden:de discipline handhaven • maintain/keep up discipline -
9 doordrijven
♦voorbeelden:iets te ver doordrijven • carry things too far1 [doorzeuren] nag♦voorbeelden:1 je moet niet zo doordrijven • stop nagging! -
10 doorvoeren
♦voorbeelden:een vergelijking te ver doorvoeren • push an analogy too farzij voerden het zover door, dat … • they carried it through to such lengths that … -
11 een strenge discipline opleggen
een strenge discipline opleggenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > een strenge discipline opleggen
-
12 forceren
3 [door geweld openen] force (open)♦voorbeelden:1 de zaak forceren • force the matter/issue, force/rush thingszijn stem forceren • (over)strain one's voiceII 〈wederkerend werkwoord; zich forceren〉1 [zich dwingen] force oneself2 [zich te veel inspannen] force oneself ⇒ strain/overtax/overwork oneself -
13 handhaven
1 [in stand houden] maintain ⇒ 〈 kwaliteit, peil ook〉 keep up, 〈 orde ook〉 keep, 〈 orde ook〉 preserve, uphold 〈 een traditie, de wet, een besluit〉, enforce 〈 een reglement, verbod〉2 [niet terugnemen] maintain ⇒ stand by, 〈 niet ontslaan〉 retain, 〈 niet ontslaan〉 keep on 〈 personeel〉♦voorbeelden:II 〈wederkerend werkwoord; zich handhaven〉1 [zich staande houden] hold one's own♦voorbeelden:1 vele kleine ondernemers konden zich moeilijk handhaven • many small businessmen found it hard to hold their own -
14 in rechte iets afdwingen/eisen/vorderen
in rechte iets afdwingen/eisen/vorderenenforce/demand something in a court of lawVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > in rechte iets afdwingen/eisen/vorderen
-
15 kracht
2 [vermogen om invloed uit te oefenen] power(s)3 [geestelijk/zedelijk vermogen] strength5 [macht om iets uit te werken] force♦voorbeelden:1 aan het eind van zijn krachten zijn • be totally exhausted, have no strength leftmet zijn laatste krachten • with a final effortmet vereende krachten • with combined effortsmet vernieuwde kracht • with renewed effortsal zijn krachten inspannen • exert all one's energies/strength, use all one's powerszijn krachten meten met iemand • pit one's strength against someonezijn krachten nemen met de dag af • he is fading by the dayzijn krachten sparen/verspillen • conserve/waste one's energyin kracht afnemen 〈 van wind〉 • abate, drop(weer) op krachten komen • regain one's strengthuit zijn krachten groeien • outgrow oneselfgeen kracht meer hebben (in zijn armen) • lose all the strength (in one's arms)2 de stille kracht • unseen/hidden powers(aan) argumenten/eisen kracht bijzetten (door …) • enforce arguments/claims (with/by …)zijn krachten wijden aan iets • devote one's efforts towards something4 drijvende kracht (achter) • moving force/spirit (behind)op eigen kracht • on one's own, by oneselfnieuwe krachten verzamelen • gain fresh strength(de) kracht geven om … • give the strength to …daarin ligt zijn kracht • that's his strengthzijn krachten verzamelen • gather (all) one's strength, summon up all one's strengthin de kracht van zijn leven • in one's primehet vergt veel van mijn krachten • it's a great drain on my energy5 de kracht van een betoog • the strength/cogency of an argumentde wet heeft geen terugwerkende kracht • the Act does not apply retroactivelyvan kracht zijn/worden • be/become valid/effectiveniet (meer) van kracht • invalid, ineffectual(weer) van kracht doen worden • bring (back) into effect/operation6 een ervaren kracht • an experienced worker/employee7 neer-/opwaartse kracht • downward/upward pressurevolle kracht vooruit • full steam/speed aheadop volle/halve kracht (werken) • operate at full/half speed/power -
16 recht
recht1〈 het〉2 [rechtsregels; rechtsgeleerdheid] law3 [rechtspraak] justice4 [proces] court5 [bevoegdheid, voorrecht] right6 [meervoud] [bevoegdheden behorend bij een stand/positie] rights8 [meervoud] [bevoegdheid tot reproductie van een boek/film enz.] (copy)right(s)9 [belasting] duty♦voorbeelden:recht doen aan iets • do justice to something〈 figuurlijk〉 iemand/iets geen recht doen • be unfair to someone/somethinghet recht handhaven • uphold the lawhet recht met voeten treden • trample justice underfootin zijn recht zijn/staan • be within one's rightsje kan je met recht afvragen wat … • you may well wonder what …met recht razend zijn • have good reason to be furiousagrarisch/fiscaal/militair recht • agrarian/fiscal/military lawburgerlijk recht • civil lawhet geschreven recht • written/statute lawhet ongeschreven recht • unwritten/common lawpubliek en privaat recht • public and private lawRomeins recht • Roman lawhet recht in eigen handen nemen • take the law into one's own handsrechten studeren • read/study lawmeester in de rechten • Master of Lawskrachtens recht en gewoonte • by right and customkrachtens/volgens Engels recht • under English lawnaar Nederlands recht • according to Dutch lawrecht doen in een zaak • decide on a caserecht vorderen/zoeken • demand/seek justice4 in rechte iets afdwingen/eisen/vorderen • enforce/demand something in a court of lawhet recht van de sterkste • the law of the jungleaangeboren en verworven rechten • birthrights and acquired rightsdat is mijn goed recht • that is my righthet volste recht hebben om … • have every right to …zijn graad geeft hem het recht om … • his degree qualifies him to …het recht hebben om zijn kinderen te zien • have access to one's childrenniet het recht hebben iets te doen • have no right to do somethingiemand het recht ontzeggen om … • deny someone the right to …evenveel recht van spreken hebben als de rest • have an equal voice with the restgeen recht van spreken hebben • have no right to speakdoor dat te doen had hij geen recht van spreken meer • by doing that he put himself out of courtiedereen heeft het recht om … • everyone has the right to …op zijn recht(en) staan • insist on one's right(s)〈 figuurlijk〉 zijn kwaliteiten komen daar veel beter tot hun recht • he can make far better use of his talents there〈 figuurlijk〉 iemand/iets (niet) tot zijn recht laten komen • do (no) justice to someone/somethingvoor zijn recht(en) opkomen • defend one's right(s)de rechten van de vrouw • women's rightsburgerlijke/politieke rechten • civil/political rightsde oudste rechten hebben • have first claimgeen recht hebben op • have no right/claim tozijn rechten laten gelden • exercise one's rightsrecht hebben/geven op iets • have/give the right to somethingalle rechten voorbehouden • all rights reservedvrij van rechten • free of duties————————recht21 [niet gebogen/bochtig; niet scheef/schuin] straight2 [rechtop] straight (up), upright3 [normaal] 〈 bijvoeglijk naamwoord〉 right 〈 kant van stof〉; direct 〈 evenredigheid〉; 〈 bijwoord〉 directly 〈 evenredig〉♦voorbeelden:op het laatste rechte stuk • on the home straightje bord moet je wel recht houden • you must keep your plate straightde auto kwam recht op ons af • the car was coming straight at usiets recht leggen • put something straightrecht op iemand/iets afgaan • go straight for someone/somethingiets recht snijden • cut something (off) straightrecht omhoog/omlaag • straight up/downiemand recht in de ogen kijken • look someone straight in the eyerecht op zijn doel afgaan • go straight for one's goalrecht van lijf en leden • straight-limbedrecht voor zich uitkijken • look/stare straight aheadrecht op zijn benen staan • stand up straightrecht zitten/staan • sit/stand up straightrecht overeind • straight up, bolt uprightrecht evenredig zijn met • be directly proportional to〈 breien〉 eerst drie averecht, dan drie recht • first three purl, then three plainhet rechte van iets weten • know the ins and outs of somethingII 〈 bijwoord〉1 [formeel] [echt] really2 [precies] straight♦voorbeelden:2 hangt/zit mijn jurk recht? • is my dress straight?ze reden recht op elkaar in • they collided head-onhij woont recht tegenover mij • he lives straight across from merecht tegenover elkaar • face-to-face -
17 regels/wetten opleggen
regels/wetten opleggenenforce/impose/lay down rules/lawsVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > regels/wetten opleggen
-
18 streng de orde handhaven
streng de orde handhavenrigidly enforce the law, rule with a rod of ironVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > streng de orde handhaven
-
19 streng
streng1〈de〉2 [met betrekking tot een touw/DNA] strand♦voorbeelden:uit drie strengen gedraaid touw • three-ply rope————————streng22 [strak, hard] severe ⇒ strict, stringent 〈 bepaling, regel〉, rigid 〈 bepaling, regel〉, 〈 zeer〉 harsh♦voorbeelden:1 een strenge winter • a severe/hard/vicious winterhet vriest streng • there's a sharp froststrenge eisen • stern demandseen strenge onderwijzer • a stern/strict teachereen strenge opvoeding • a rigorous/strict upbringingde strenge schoonheid van romaanse kerken • the austere/severe beauty of Norman churcheseen strenge vader • a strict fatherde voorschriften zijn strenger/minder streng geworden • the regulations have been tightened/relaxedstreng orthodox • strictly orthodoxstreng de orde handhaven • rigidly enforce the law, rule with a rod of irondat is ten strengste verboden • that is strictly forbidden/prohibitedstreng toezien op de naleving van iets • ensure that a regulation is complied with to the letter -
20 toepassen
2 [in praktijk brengen] apply ⇒ adopt, 〈 uitvoeren〉 administer, 〈 uitvoeren〉 implement, 〈 wet ook〉 enforce♦voorbeelden:in de praktijk toepassen • use in (actual) practice
- 1
- 2
См. также в других словарях:
enforce — en·force vt en·forced, en·forc·ing: to cause to take effect or to be fulfilled enforcing the divorce decree Congress shall have power to enforce this article by appropriate legislation U.S. Constitution amend. XIX Merriam Webster’s Dictionary of… … Law dictionary
Enforce — En*force , v. t. [imp. & p. p. {Enforced}; p. pr. & vb. n. {Enforcing}.] [OF. enforcier to strengthen, force, F. enforcir; pref. en (L. in) + F. force. See {Force}.] 1. To put force upon; to force; to constrain; to compel; as, to enforce… … The Collaborative International Dictionary of English
enforce — enforce, implement are comparable when they mean to put something into effect or operation. Enforce is used chiefly in reference to laws or statutes. The term suggests the exercise of executive rather than legislative power or the use of the… … New Dictionary of Synonyms
enforce — [en fôrs′, infôrs′] vt. enforced, enforcing [ME enforcen < OFr enforcier < en , in + force, FORCE] 1. to give force to; urge [to enforce an argument by analogies] 2. to bring about or impose by force [to enforce one s will on a child] 3. to … English World dictionary
Enforce — En*force , n. Force; strength; power. [Obs.] [1913 Webster] A petty enterprise of small enforce. Milton. [1913 Webster] … The Collaborative International Dictionary of English
enforce — UK US /ɪnˈfɔːs/ US / ˈfɔːrs/ verb [T] ► LAW to make sure that people obey something such as a law or rule: »Regulations do not mean anything unless they are enforced. »The bar had a lawsuit filed against it for not enforcing the smoking ban. ►… … Financial and business terms
Enforce — En*force, v. i. 1. To attempt by force. [Obs.] [1913 Webster] 2. To prove; to evince. [R.] Hooker. [1913 Webster] 3. To strengthen; to grow strong. [Obs.] Chaucer. [1913 Webster] … The Collaborative International Dictionary of English
enforce — early 14c., to drive by physical force; mid 14c., make an effort; strengthen a place; compel, from O.Fr. enforcier or from EN (Cf. en ) (1) make, put in + FORCE (Cf. force). Related: Enforced; enforcing … Etymology dictionary
enforce — is the correct spelling, not inforce (which however survives in reinforce). Its typical grammatical objects are such things as a law or rule, a ban, a policy, a person s wish, etc. The derived adjective is enforceable … Modern English usage
enforce — [v] put a rule, plan in force accomplish, administer, administrate, apply, carry out, coerce, commandeer, compel, constrain, crack down, demand, dictate, discharge, dragoon, drive, effect, egg on*, emphasize, exact, execute, exert, expect, extort … New thesaurus
enforce — ► VERB 1) compel compliance with (a law, rule, or obligation). 2) cause to happen by necessity or force. DERIVATIVES enforceable adjective enforced adjective enforcement noun enforcer noun … English terms dictionary