-
1 afhangen
1 [naar beneden hangen] pendre♦voorbeelden:afhangende schouders • épaules tombanteszijn leven hangt er van af • il y va de sa viedat hangt er van af • cela dépend→ link=leven leven -
2 bouwen
♦voorbeelden:spoorwegen bouwen • construct railwayseen theorie/zijn verwachting op iets bouwen • base a theory/one's expectations on something1 [+ op] [zich verlaten op] rely on ⇒ depend/count on♦voorbeelden:1 iemand waarop je kunt bouwen • someone you can rely/depend on -
3 rekenen
4 [+ op] [verwachten] expect♦voorbeelden:goed kunnen rekenen • be good at figuresin guldens rekenen • reckon in guildersdoor elkaar gerekend • on average2 daar had ik niet op gerekend • I hadn't counted on/expected thatdaar mag je wel op rekenen • you'd better allow for thatrekenen op drie uur vertraging • allow for three hours' delay3 kan ik op je rekenen? • can I count/depend on you?reken maar niet op ons • count us outII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 [tellen] count4 [in aanmerking nemen] bear in mind, remember ⇒ allow for5 [veronderstellen] assume, take it♦voorbeelden:1 alles bij elkaar gerekend • all told, in all2 hoeveel rekent u daarvoor? • how much do you charge for that?3 zich rekenen tot • count oneself as/amongmen kan hem tot/onder de grootste geleerden rekenen • he can be rated among the greatest scholars4 reken maar! • you bet!als je rekent dat het een uur rijden is • bearing in mind that it's an hour's drive5 reken dat hij komt, dan zijn we met z'n tienen • assuming that he comes, there will be ten of us -
4 afhangen
v. depend, be dependent upon; hang down -
5 bankieren
v. bank, deposit money in a bank; work as banker; count on, depend upon; go ashore -
6 neerhangen
v. depend, droop -
7 rekenen
v. calculate, reckon, cipher, cypher, count, depend, postulate, expect, allow, demand, figure -
8 steunen
n. prop--------v. assist, support, prop, upbear, steady, second, favour, favor, maintain, underlay, back, countenance, sustain, lean, depend, patronize, line up behind, heave a sigh, abet, endorse, indorse, play up to, comfort, fall in with, rest, moan -
9 vertrouwen
n. trust, confidence, faith, affiance, dependence, dependency, reliance, credit--------v. trust, rely, commit, confide, depend, fall back on, look to -
10 vertrouwen op
v. rely on, confide in, depend on, reckon on -
11 zich verlaten
v. depend, lean -
12 aan
aan11 [m.b.t. kleding] mis2 [in werking] en fonctionnement3 [brandend] allumé♦voorbeelden:daar heeft zij niets aan • cela ne lui sert à riendaar ben ik nog niet aan toe • je n'en suis pas encore làhij moet er aan • 〈 het onderspit delven〉 il aura le dessous; 〈 het ontgelden〉 il devra payer les pots cassés; 〈 dood〉 il faudra le supprimerzij is er aan toe • 〈 gaat beginnen〉 elle est prête à commencer; 〈 heeft het nodig〉 elle en a vraiment besoiner beroerd aan toe zijn • aller maldat is maar net aan • c'est tout justedaar is niets van aan • il n'en est rienrustig aan! • doucement!zij weet niet waar zij aan toe is • elle ne sait pas à quoi s'en tenirzo zoetjes aan • tout doucementdaar is niets, weinig aan • 〈 gemakkelijk〉 ce n'est pas (bien) difficile; 〈 oninteressant〉 ce n'est pas (très) intéressant; 〈 niet stuk〉 l'objet n'est pas (tellement) abîméaan vakantie toe zijn • avoir besoin de vacanceswe zijn aan hoofdstuk drie toe • nous en sommes au chapitre trois→ link=boot boot————————aan2〈 voorzetsel〉1 [algemeen]à2 [tengevolge van; wat betreft] de♦voorbeelden:doen aan • faire (qc.), pratiquer (qc.)aan het werk gaan • se mettre au travaildat is aan het toenemen • cela va (en) augmentanthet is aan mij er voor te zorgen dat … • c'est moi qui dois veiller à ce que …hoe kom je aan dat spul? • où as-tu déniché cela?dat ligt aan haar • 〈 het ligt in haar macht〉 cela dépend d'elle; 〈 het is haar schuld〉 c'est de sa fautesterven aan een ziekte • mourir d'une maladieaan de Maas • sur la Meuseaan zee • au bord de la merhij gaf het pakje aan de bode • il donna le paquet au messagerhij wil niet aan een auto • il ne veut pas de voitureaan de haven wonen • habiter le quartier du portaan het lezen • en train de lire→ link=twee twee -
13 dat hangt er van af
-
14 dat is er naar
-
15 dat ligt aan haar
dat ligt aan haar -
16 dat ligt eraan
dat ligt eraan -
17 dat verschilt
dat verschilt -
18 liggen
1 [uitgestrekt zijn] être étendu4 [+ aan][afhangen van] tenir (à)5 [passen bij een aanleg, belangstelling] convenir à6 [m.b.t. wind, storm] tomber7 [begraven zijn] reposer8 [gelegerd zijn] être en garnison (à)♦voorbeelden:〈 tegen hond〉 ga liggen! • allez, coucher!3 er ligt, er liggen … • il y a …de toestand ligt hier anders • la situation est différente icide prijzen liggen vrij hoog • les prix sont assez élevésAntwerpen ligt aan de Schelde • Anvers est située sur l'Escauthet appartement ligt op het noorden • l'appartement est orienté au nordde troepen liggen voor de stad • les troupes campent devant la villedat lag aan verscheidene dingen • il y avait différentes raisons à celais het nu zo koud of ligt het aan mij? • est-ce qu'il fait vraiment si froid ou est-ce que cela tient à moi?aan mij zal het niet liggen als het mislukt • ça ne sera pas de ma faute si ça échoueaan wie ligt het? • à qui la faute?als het aan mij lag • s'il ne tenait qu'à moidat ligt niet in mijn aard • ce n'est pas dans ma nature¶ iets hebben liggen • avoir qc. en réserve〈 Algemeen Zuid-Nederlands〉 iemand liggen hebben • 〈 de baas zijn〉 avoir le dessus; 〈 beethebben〉 avoir attrapé qn.zich nergens iets aan gelegen laten liggen • n'en faire qu'à sa têtedie wijn moet nog liggen • il faut laisser reposer ce vindaar is mij veel aan gelegen • c'est très important pour moials ze dat merken lig ik eruit • s'ils découvrent ça, ils me mettront à la porte -
19 naar
naar1♦voorbeelden:er naar aan toe zijn • être mal en pointik heb me naar gezocht • j'ai cherché comme un fouik heb me naar gelachen • j'étais mort de riredaar word je naar van • c'est à vous soulever le coeur————————naar2〈 voorzetsel〉1 [in de richting van] 〈 plaats van bestemming〉 à⇒ en ⇒ 〈m.b.t. persoon〉 chez ⇒ 〈 in de richting van〉vers, pour2 [volgens het voorbeeld van; overeenkomstig] d'après♦voorbeelden:de weg naar het dorp • le chemin du villagenaar de bakker gaan • aller chez le boulangernaar Frankrijk gaan • aller en Francenaar beneden gaan • descendrenaar boven gaan • monternaar huis gaan • rentrer (chez soi)naar school gaan • aller à l'écolehij keerde zich naar mij • il se tourna vers moinaar iemand toegaan • aller chez qn.naar Amsterdam vertrekken • partir pour Amsterdamnaar voren • en avant2 het ziet er naar uit, dat … • on peut s'attendre à 〈+ zelfstandig naamwoord〉; on peut s'attendre à ce que 〈+ aanvoegende wijs〉de kwaliteit is er dan ook naar • la qualité est en rapport avec le prixdat is er naar • cela dépend→ link=behoren behoren————————naar3〈 voegwoord〉1 à ce que♦voorbeelden:naar men zegt • à ce qu'on dit -
20 ons uitstapje hangt van het weer af
ons uitstapje hangt van het weer afDeens-Russisch woordenboek > ons uitstapje hangt van het weer af
- 1
- 2
См. также в других словарях:
Depend — is a brand of unisex adult underwear for those experiencing urinary or fecal incontinence by Kimberly Clark. They were first introduced in 1984.[1] In March 2009, Depend introduced their first gender specific adult underwear in the United States… … Wikipedia
Depend on Me — Single by Nikki Webster from the album Follow Your Heart Released … Wikipedia
Depend — De*pend , v. i. [imp. & p. p. {Depended}; p. pr. & vb. n. {Depending}.] [F. d[ e]pendre, fr. L. depend?re; de + pend?re to hang. See {Pendant}.] 1. To hang down; to be sustained by being fastened or attached to something above. [1913 Webster] And … The Collaborative International Dictionary of English
depend — 1 *rely, trust, count, reckon, bank Analogous words: lean, incline (see SLANT vb) 2 Depend, hinge, hang, turn are comparable when they mean to rest or, especially, to be contingent upon something uncertain or variable or indeterminable. All are… … New Dictionary of Synonyms
depend — 1. Depend in its main meaning is followed by on or upon: • It was quite wrong to come to depend too much upon one s children Penelope Fitzgerald, 1979 • As grandfather grew older…he seemed to depend increasingly on my company J. Simms, 1982. It… … Modern English usage
depend on — be controlled or determined by. → depend depend on rely on. → depend … English new terms dictionary
depend — [v1] count on, rely upon bank on*, bet bottom dollar on*, bet on*, build upon, calculate on, confide in, gamble on*, lay money on*, lean on*, reckon on, trust in, turn to; concept 26 depend [v2] be contingent on be at mercy of, be based on, be… … New thesaurus
depend — ► VERB (depend on) 1) be controlled or determined by. 2) rely on. ● depending on Cf. ↑depending on ORIGIN Latin dependere hang down … English terms dictionary
depend — index rely Burton s Legal Thesaurus. William C. Burton. 2006 … Law dictionary
depend — early 15c., to be attached to as a condition or cause, a figurative use, from M.Fr. dependre, lit. to hang from, hang down, from L. dependere to hang from, hang down; be dependent on, be derived, from de from, down (see DE (Cf. de )) + pendere to … Etymology dictionary
depend — [dē pend′, dipend′] vi. [ME dependen < OFr dependre < L dependere, to hang down from < de , down + pendere, to hang: see PENDANT] 1. to be influenced or determined by something else; be contingent (on) 2. to have trust; rely (on) 3. to… … English World dictionary