-
1 aankunnen
2 [berekend zijn voor] be equal/up to ⇒ be able to manage/cope with♦voorbeelden:kan ik ervan op aan, dat je komt? • can I rely on your coming? -
2 bouwen
♦voorbeelden:spoorwegen bouwen • construct railwayseen theorie/zijn verwachting op iets bouwen • base a theory/one's expectations on something1 [+ op] [zich verlaten op] rely on ⇒ depend/count on♦voorbeelden:1 iemand waarop je kunt bouwen • someone you can rely/depend on -
3 afgaan
v. go down, descend; rely on, count on; lose face, suffer embarrassment or disgrace (Slang) -
4 betrouwen
v. trust, rely on, have confidence in -
5 blindvaren
v. rely on, count on, lean on -
6 bouwen
n. constructing, upbuilding--------v. build, construct; rely on, count on -
7 vertrouwen
n. trust, confidence, faith, affiance, dependence, dependency, reliance, credit--------v. trust, rely, commit, confide, depend, fall back on, look to -
8 vertrouwen op
v. rely on, confide in, depend on, reckon on -
9 aangewezen
♦voorbeelden:de aangewezen persoon • the obvious person (for the job)op iets aangewezen zijn • rely on somethingvoor olie is ons land aangewezen op … • for oil our country is dependent on …op zichzelf aangewezen zijn • be left to one's own devices -
10 afgaan
5 [in werking gebracht worden] go off6 [gedaan worden] 〈zie voorbeelden 6〉7 [een gek figuur slaan] lose face, flop, fail♦voorbeelden:afgaande op wat hij zegt • judging by what he saysop zijn gevoel afgaan • play it by ear3 van het toneel afgaan • go off, leave the stagevan school afgaan • leave schoolik ga volgend jaar van hockey af • I'm giving up hockey next year4 daar gaat 10 % van af • 10 % is taken off thathet vuil wil er niet afgaan • the dirt won't come off6 dat gaat hem gemakkelijk af • it comes easy/easily to himII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 [geheel/allemaal langsgaan] go along the line♦voorbeelden: -
11 counter
2 [toonbank] counter♦voorbeelden: -
12 eropaf gaan
eropaf gaango towards it; 〈 figuurlijk〉 rely/depend on it -
13 eropaf
♦voorbeelden: -
14 gerust
♦voorbeelden:1 een gerust geweten/gemoed • an easy/a clear conscience, an easy mindmet een gerust hart de toekomst tegemoet zien • face the future with confidenceik ben niet gerust zolang zij niet thuis is • my mind won't be at rest until she's home(wees maar) gerust, zij komt wel • rest assured that she's coming; 〈 informeel〉 don't worry, she'll comewees daar maar gerust op • (you can) set your mind at rest about thatgerust zijn op iets • feel confident about somethingU kunt gerust zijn • you can set your mind at restik ben er (helemaal) niet gerust op • I am not (at all) happy about itII 〈 bijwoord〉♦voorbeelden:je kunt het gerust aannemen als hij het zegt • you can rely on what he saysik durf gerust te zeggen dat …/die hond aan te raken • I don't hesitate to say that …, I'm not afraid to touch that dogga gerust je gang • (do) go ahead!, feel free to …kom gerust eens langs • feel free to drop indat had je gerust kunnen zeggen • it would have been perfectly all right for you to have said thatje mag gerust bij mij komen wonen • you're welcome to come and live at my placevraag gerust om hulp • don't hesitate to ask for helpje mag gerust weten … • I don't mind telling you … -
15 iemand waarop je kunt bouwen
iemand waarop je kunt bouwensomeone you can rely/depend onVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > iemand waarop je kunt bouwen
-
16 je kunt het gerust aannemen als hij het zegt
je kunt het gerust aannemen als hij het zegtVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > je kunt het gerust aannemen als hij het zegt
-
17 leunen
1 lean (on/against)♦voorbeelden:1 achterover leunen • lean back, reclineop een stok leunen • lean on a canemet het hoofd/de ellebogen op iets leunen • rest one's head/elbows on somethingtegen de muur leunen • lean against the walluit het raam leunen • lean out of the window -
18 niet op iemand aankunnen
niet op iemand aankunnenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > niet op iemand aankunnen
-
19 op de counter spelen
op de counter spelenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > op de counter spelen
-
20 op de souffleur spelen
op de souffleur spelenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > op de souffleur spelen
- 1
- 2
См. также в других словарях:
Rely — Saltar a navegación, búsqueda Rely País … Wikipedia Español
rely — rely, trust, depend, count, reckon, bank can all mean to have or place full confidence. One relies on or upon someone or something that one believes will never fail in giving or doing what one wishes or expects. Rely usually connotes a judgment… … New Dictionary of Synonyms
Rely — may refer to: *Rely (brand), a brand of tampon *Rely, Pas de Calais, a commune (town) in France … Wikipedia
rely — re·ly vi re·lied, re·ly·ing: to depend with confidence: place faith Merriam Webster’s Dictionary of Law. Merriam Webster. 1996. rely … Law dictionary
rely — [ri lī′] vi. relied, relying [ME relien, to rally < OFr relier < L religare: see RELIGION] 1. to have confidence; trust [you can rely on their willingness to help] 2. to look to for support or aid; depend: Used with on or upon SYN. to RELY… … English World dictionary
Rely — Re*ly (r? l? ), v. i. [imp. & p. p. {Relied} ( l?d ); p. pr. & vb. n. {Relying}.] [Pref. re + lie to rest.] To rest with confidence, as when fully satisfied of the veracity, integrity, or ability of persons, or of the certainty of facts or of… … The Collaborative International Dictionary of English
Rely on Me — was the debut album of Dutch Idols winner Boris Titulaer.Track listing# When You Think Of Me # One Girl # Special # Rely On Me # Wasting Time # Places To Kiss You # Twisted # Take Me To Heaven # Cordelia # My Special Girlfriend (MSG) # Why Are… … Wikipedia
rely on — index confide (trust), rely, trust Burton s Legal Thesaurus. William C. Burton. 2006 … Law dictionary
rely — ► VERB (relies, relied) (rely on/upon) 1) depend on with full trust. 2) be dependent on. ORIGIN originally in the sense «gather together», later «turn to»: from Old French relier bind together , from Latin religare … English terms dictionary
rely — (v.) early 14c., to gather, assemble, from O.Fr. relier fasten, attach, rally, oblige, from L. religare fasten, bind fast, from re , intensive prefix, + ligare to bind (see LIGAMENT (Cf. ligament)). Sense of depend, trust is from 1570s, perhaps… … Etymology dictionary
rely — [v] have confidence in await, bank, be confident of, believe in, be sure of, bet, bet bottom dollar on*, build, calculate, commit, confide, count, depend, entrust, expect, gamble on, have faith in, hope, lay money on*, lean, look, reckon, ride on … New thesaurus