-
1 blanket
deken -
2 quilt
n. gewatteerde deken; deken (genaaid op Quiltse manier)--------v. naaien (volgens manier van Quilt); gewatteerde deken naaien; watteren; met watten vullenquilt1[ kwilt] 〈 zelfstandig naamwoord〉2 sprei♦voorbeelden:————————quilt2〈 werkwoord〉♦voorbeelden: -
3 blanket
adj. dekkend--------n. deken--------v. met een deken bedekken, overdekkenblanket1[ blængkit] 〈 zelfstandig naamwoord〉→ wet wet/————————blanket21 allesomvattend ⇒ algemeen geldig, op iedereen/alles van toepassing♦voorbeelden:a blanket rule • een algemene regel————————blanket3〈werkwoord; voornamelijk passief〉1 (geheel) bedekken ⇒ onderstoppen, afsluiten♦voorbeelden: -
4 dean
-
5 wrap
n. hulsel; omslagdoek, sjaal; plaid, deken--------v. inpakken; verpakken; rondom vastbinden; toedekken; omhullen; in elkaar kruipen; toedekken; verstoppen; ontdoekenwrap1[ ræp] 〈zelfstandig naamwoord; voornamelijk meervoud〉1 omslag(doek) ⇒ omgeslagen kledingstuk, sjaal, stola♦voorbeelden:under wraps • geheim————————wrap2〈 wrapped〉1 zich wikkelen/winden→ wrap up wrap up/II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 in/verpakken2 wikkelen ⇒ omslaan, vouwen3 (om/ver)hullen ⇒ bedekken♦voorbeelden:John wrapped a cloth (a)round his head • John wikkelde een doek om zijn hoofd→ wrap up wrap up/ -
6 blanketing
n. het met een deken bedekken; (wollen) deken; [wolken]dek, (mistsluier) -
7 quilter
n. naaier van gewatteerde deken; gewatteerd; gestikte deken -
8 a cloak of snow
-
9 cloak
n. keep; lange mantel; gecamoufleerd--------v. bedekken, overdekkencloak1[ klook] 〈 zelfstandig naamwoord〉2 omhulling ⇒ bedekking, laag♦voorbeelden:————————cloak2〈 werkwoord〉2 verhullen ⇒ omhullen, verbergen, vermommen♦voorbeelden: -
10 comforter
n. trui; fopspeen; dekbed[ kumfətə] -
11 devilfish
n. ruwe katoenen kleding of deken meestal een sjaal gedragen (in Spanje en Latijns Amerika); octopusdevilfish3 octopus -
12 do
n. feest; doen (grammatika, gebiedende wijs), bedrog--------v. doen; voldoende zijn; klaarkomen; spelen; voor de gek houdendo1[ doe:] 〈zelfstandig naamwoord; meervoud: ook do's〉♦voorbeelden:→ fair fair/————————do21 doen ⇒ handelen, zich gedragen4 klaar zijn ⇒ opgehouden zijn/hebben5 geschikt/bruikbaar zijn ⇒ voldoen, volstaan♦voorbeelden:1 don't! • niet doen!, schei uit!he did well to refuse that offer • hij deed er goed aan dat aanbod te weigerenshe was hard done by • zij was oneerlijk behandelddo well/badly by someone • iemand goed/slecht behandelendo as you would be done by • wat u niet wilt dat u geschiedt, doe dat ook een ander niet〈 spreekwoord〉 do as you would be done by • wat u niet wilt dat u geschiedt, doe dat ook een ander nietdo as you please • doe wat je wilt2 how do you do • aangenaam, hoe maakt u hetbusiness is doing well • de zaken gaan goedhe is doing well • het gaat goed met hemdo well out of selling souvenirs • aardig profiteren van het verkopen van souvenirs〈 informeel〉 he made a pass at her, but nothing doing • hij probeerde haar te versieren, maar geen kanswhat's doing in London? • wat is er in Londen te doen?4 have done! • schei uit!Jack had done with eating • Jack was klaar met etenhave done with it • er de brui aan gegeven hebbenthe dress must be made to do for a while yet • deze jurk moet nog een poosje meegaanit doesn't do to worry like that • het haalt niets uit je zo'n zorgen te makenit doesn't do to say such things • zoiets hoor je niet te zeggennothing doing • het haalt niets uitthat will do! • en nou is 't uit!it will do tomorrow, tomorrow will do • morgen kan ook nog/is het ook goedJoan will do as my helper • Joan kan ik als mijn helper gebruikenthat coat will do as/for a blanket • die jas kan (wel) als deken dienenthat will do for me • dat is wel genoeg voor mijdo well/badly for something • goed/slecht voorzien zijn van ietshe can (make) do with very little food • hij heeft maar weinig eten nodigthey'll have to do with what they've got • ze zullen het moeten doen met wat ze hebbenI can't do without music • ik kan niet zonder muziek〈 informeel〉 do away with • wegdoen/gooien, een eind maken aan; afschaffen 〈 doodstraf, instituut e.d.〉〈 informeel〉 do away with someone • iemand uit de weg ruimen, iemand afmakenhow does this jacket do up? • hoe gaat dit jasje dicht?〈Brits-Engels; informeel〉 do for someone • het huishouden doen voor iemand, werkster zijn bij iemand〈 informeel〉 I'm done for • ik ben er geweest, het is met mij gedaan〈 informeel〉 what will we do for water? • hoe komen we aan water?I could do with a few quid • ik zou best een paar pond kunnen gebruikenit's got nothing to do with you • jij staat erbuitenII 〈 overgankelijk werkwoord〉2 bezig zijn met 〈iets concreets/bestaands〉 ⇒ doen; opknappen, in orde brengen, herstellen; oplossen 〈puzzels e.d.〉; studeren 〈enz.〉3 maken ⇒ doen ontstaan/worden4 (aan)doen ⇒ geven, veroorzaken11 handelen in ⇒ verkopen, hebben♦voorbeelden:do one's best • zijn best doendo business with • zaken doen metdo a concert • een concert gevendo a dance • een dans uitvoerendo exams • examens afleggen/doendo hard work • hard werkendo some skiing • een beetje skiënhe did all the talking at the meeting • hij voerde steeds het woord op de vergaderingif you want to go, do it now • als je wilt gaan, doe het dan nuit isn't done • zoiets doet men nietit does something for/to me • het doet me wat, het geeft me een kickthat embroidered M does something for/to your dress • die geborduurde M geeft je jurk net dat beetje extrawhat can I do for you? • wat kan ik voor je doen?; 〈 in winkel〉wat mag het zijn?well done! • goed zo!, knap gedaan!2 I still have to do the bedroom/dishes • ik moet de slaapkamer/vaat nog doendo a degree • studeren voor een (universitaire) graaddo one's duty • zijn plicht doendo one's face • zijn gezicht/zich opmakendo psychology • psychologie studerenthey did the dining room in blue and white • zij hebben de eetkamer in blauw en wit ingerichtdo his service • in dienst zijnhave one's teeth done • zijn tanden laten nakijken/behandelendo the windows • de ramen lappendo out • grondig onder handen nemen/schoonmaken/opruimendo a room over • de kamer weer eens opknappendo up the kitchen • de keuken opknappendo up (in) a parcel • een pakje maken (van)do a house up • een huis renoveren/restaurerenshe did her hair up • ze stak haar haar opdo oneself up • zich opmaken, zich opdoffendo an omelette • een omelet bakkendo a story • een verhaal schrijvendo a translation • een vertaling makendo wonders • wonderen verrichtendo someone a favour • iemand een dienst bewijzenit does me good • het doet me goed〈 ironisch〉 much good may it do you! • veel geluk ermee!it does one no harm • het kan geen kwaadthe girls were really done • de meisjes waren bekafdone in • bekaf, afgepeigerdget done with something • iets afmakenthe potatoes aren't done yet • de aardappelen zijn nog niet gaarhow do you want your steak done? • hoe wil jij je biefstuk?he did the villain • hij speelde de schurkenrol8 do 50 mph. • 80 km/uur rijden9 do Europe in five days • Europa bezoeken/doen in vijf dagendo someone for \\td100 • iemand voor honderd dollar afzettendo a child out of its prize • een kind zijn prijs afhandig makenwe do only B\\teB • we hebben enkel kamer met ontbijtdo a place over • een woning plunderen¶ that's done it! • gelukt!; nou is 't uit/naar de knoppenthat does it! • dat doet de deur dicht!I've done it again • ik heb het weer verknoeid/verknaldthat does me • daar kan ik (met m'n pet) niet bija boiled egg will do me • ik heb genoeg aan een gekookt eiwhat are you doing with yourself? • wat voer je tegenwoordig uit?they did not know what to do with themselves • ze verveelden zichif you don't stop now, I'll do you! • als je nu niet ophoudt, doe ik je wat!/dan zal ik je!do someone/something down • iemand/iets kleinerendo someone down • iemand beduvelen/belazerenover and done with • voltooid verleden tijddo up a zip/a coat • een rits/jas dichtdoenwould you do me up please • wil jij mijn rits even voor me dicht doenIII 〈 hulpwerkwoord〉1 〈om inversie en ontkenning mogelijk te maken; onvertaald〉3 〈om nadruk mogelijk te maken; voornamelijk te vertalen door een bijwoord〉♦voorbeelden:1 do you know him? • ken je hem?I don't know him • ik ken hem niet2 he laughed and so did she • hij lachte, en zij (lachte/deed dat) ookI treat my friends as he does his enemies: badly • ik behandel mijn vrienden zoals hij zijn vijanden: slechthe worked harder than he'd ever done before • hij werkte harder dan (hij vroeger) ooit (gedaan had)‘I take it it's true’ ‘So do I/But I don't’ • ‘Ik neem aan dat het waar is’ ‘Ik ook/Ik niet’he writes well, doesn't he? • hij schrijft goed, niet (waar)?/vind je niet?‘Did you see it?’ ‘I did/I didn't’ • ‘Heb jij het gezien?’ ‘Ja/Neen’‘He sold his car’ ‘Did he?’ • ‘Hij heeft zijn auto verkocht’ ‘Echt (waar)?’〈 informeel〉 they behave strangely, do women • ze doen rare dingen, de vrouwenI do love you • ik hou echt van jedo come in! • kom toch binnen! -
13 doyen
n. de oudste, nestor (v.e. groep)1 oudste ⇒ deken, nestor -
14 over
adj. voorbij, over, klaar, geëindigd, verleden; samenvattend, concluderend; hoger, boven; hoger in autoriteit of positie; extra, teveel; rest-; dienend als en buitenbedekking, extern, over; overblijvend, over, nog niet op, nog niet opgebruikt (Bv.: " I made so much fish for dinner, there is some left over")--------adv. over; omver; teveel; aan de andere kant; nogmaals--------interj. over--------n. extra, overmatige hoeveelheid; toevoegsel; toegevoegde hoeveelheid; (Cricket) serie van ononderbroken ballen (6 in Engeland, 8 in Australië) gegooid door een speler--------pref. te veel; meer; nog meer; meer dan; bovenaan--------prep. boven, over; meer dan--------v. springen overover1[ oovə] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————over25 ten einde ⇒ af, over6 ten einde ⇒ helemaal, volledig7 opnieuw♦voorbeelden:he called her over • hij riep haar bij zichthrow the ball over • gooi de bal naar de overkantshe lives four houses over • ze woont vier huizen verderopover here • hier (te lande)over there • daargindsover against • tegenoverover at your place • bij jou thuishe's over particular • 't is een Pietje preciessome apples were left over • er bleven enkele appelen overa hundred and over • meer dan honderdhe's mud all over • hij zit onder de modderthe show is over • het spektakel is afgelopenit's over and done (with) • het is uitshe thought it over • ze dacht er goed over naI've done it twice over already • ik heb het al twee keer opnieuw gedaanover again • opnieuwover and over again • telkens/altijd weerfive for John (as) over against seven for Pete • vijf voor John tegenover zeven voor Pete————————over3〈 voorzetsel〉6 betreffende ⇒ met betrekking tot, over, om♦voorbeelden:chat over a cup of tea • keuvelen bij een kopje theebuy nothing over fifty francs • koop niets boven de vijftig frankshe hit him over the head • ze sloeg hem op het hoofdthey lived over the post office • ze woonden boven het postkantoorhe has it over Sam • hij wint het van Samwe gained nothing over last year • we hebben geen vooruitgang geboekt ten opzichte van vorig jaarover and above these problems there are others • behalve/buiten/naast deze problemen zijn er nog anderespeak over the phone • door de telefoon sprekenover the past five weeks • gedurende de afgelopen vijf wekenall over England • in/over heel Engelandall this fuss over a trifle • zo'n drukte om een kleinigheid→ be over be over/ -
15 put a cover over the child
-
16 roll a baby in a blanket
roll a baby in a blanket -
17 roll
n. rol; broodje; lijst; roffel; slingeren; donderslag--------v. slingeren; donderenroll1[ rool]4 broodje♦voorbeelden:call the roll • appel houden, de namen afroepen→ Swiss Swiss/1 rollende beweging ⇒ geslinger 〈 van schip〉; deining 〈 van water〉; 〈 figuurlijk〉 golving 〈 van landschap〉♦voorbeelden:————————roll22 zich rollend/schommelend bewegen ⇒ buitelen; slingeren 〈 van schip〉; 〈 figuurlijk〉 rondtrekken, zwerven♦voorbeelden:〈 figuurlijk〉 the years rolled by • de jaren gingen/gleden voorbijthe waves rolled in to the beach • de golven rolden op het strand aan〈informeel; figuurlijk〉 roll on the day this work is finished! • leve de dag waarop dit werk af is!tears were rolling down her face • tranen rolden/liepen over haar wangenthose tights roll on easily • die panty is gemakkelijk aan te trekken5 let's roll! • aan de slag!II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 rollen ⇒ laten/doen rollen2 een rollende/schommelende beweging doen maken ⇒ rollen 〈 met ogen〉; doen slingeren 〈 schip〉; gooien 〈 dobbelstenen〉; laten lopen 〈 camera〉5 rollen ⇒ walsen, pletten♦voorbeelden:2 roll the camera! • laat de camera lopen!roll a baby in a blanket • een baby in een deken wikkelen¶ roll off some extra copies • een paar extra kopieën afdrukken/maken -
18 rug
n. kleed, tapijt; reisdeken[ rug] -
19 tartan
n. schots geruit goed; schotse plaid[ ta:tn]2 doek/deken in Schotse ruit -
20 that coat will do as/for a blanket
that coat will do as/for a blanketEnglish-Dutch dictionary > that coat will do as/for a blanket
- 1
- 2
См. также в других словарях:
Deken — Deken, Agathe, geb. 10. Decbr. 1741 in Amstelveen bei Amsterdam, kam nach Amsterdam in ein Waisenhaus, wo sie Anlagen zur Dichtkunst zeigte; sie lebte erst mit Maria Bosch (st. 1773), dann seit 1777 mit Elisabeth Bekker (s.d.) ungetrennt u. st. 6 … Pierer's Universal-Lexikon
Deken — Deken, Agatha, niederländ. Schriftstellerin, geb. 10. Dez. 1741 bei Amstelveen unweit Amsterdam, gest. 14. Nov. 1804 im Haag, ward als dreijährige Waise in das Waisenhaus der Rhynsbunger Kollegianten zu Amsterdam aufgenommen und dort erzogen.… … Meyers Großes Konversations-Lexikon
Deken — Deken, Agathe, niederländ. Dichterin, geb. 10. Dez. 1741 bei Amstelveen, gest. 14. Nov. 1804, arbeitete seit 1777 meist mit ihrer Freundin Elisabeth Bekker (s.d.) und schuf mit ihr den niederländ. Originalroman. Sie dichtete auch geschätzte… … Kleines Konversations-Lexikon
Deken — Deken, Agathe, geb. 1741 zu Amstelween bei Amsterdam, wurde in einem Waisenhause der Collegianten trefflich erzogen und bei großer Verschiedenheit der Gemüthsart die unzertrennbare Freundin der Elisabeth Bekker (s. d. A.), mit welcher sie den… … Herders Conversations-Lexikon
Deken — [ deːkə], Agatha (Aagje), niederländische Schriftstellerin, * Amstelveen 10. 12. 1741, ✝ Den Haag 14. 11. 1804; schrieb didaktische Poesie (»Stichtelijke Gedichten«, 1775), blieb bekannt durch den mit Elizabeth Wolff Bekker (Betje Wolff)… … Universal-Lexikon
deken — deken, in, on, un, yn(e obs. ff. deacon … Useful english dictionary
Deken — Cette page d’homonymie répertorie des personnes (réelles ou fictives) partageant un même patronyme. Deken ou De Deken est un patronyme néerlandais qui signifie « (le) doyen » (du néerlandais deken). Il se réfère au chef d une… … Wikipédia en Français
Deken — Dieser Artikel behandelt eine niederländische Dichterin. Für das Alken Deken siehe Deken (Alken). Elizabeth Wolff (oben) und Agatha Deken (von A. Cardon, 1784). Aagje Deken, eigentlich Agatha Deken, (* 10. Dezember 1741 in Amstelveen; † 14.… … Deutsch Wikipedia
Deken, Agathe — Deken, Agathe, eine treffliche holländische Dichterin, deren in diesem Werke bereits in der Biographie der Elisabeth Bekker (s. d.) rühmlich erwähnt wurde, war am 10. December 1741 zu Amstelveen bei Amsterdam geboren. Ihre durch Unglücksfälle in… … Damen Conversations Lexikon
Deken, Aagje — ▪ Dutch author byname of Agatha Deken born Dec. 10, 1741, Amstelveen, Neth. died Nov. 14, 1804, The Hague writer and collaborator with Betje Wolff (Wolff, Betje) (q.v.) on the first Dutch novel, De historie van mejuffrouw Sara Burgerhart, 2… … Universalium
De Deken — Deken Cette page d’homonymie répertorie les différentes personnes partageant un même patronyme. Deken ou De Deken est un patronyme néerlandais qui signifie « (le) doyen » (du néerlandais deken). Il se réfère au chef d une guilde.… … Wikipédia en Français