-
1 liegen
1 [onwaarheid spreken] mentir (à)2 [zich verloochenen] se démentir3 [sport en spel] jouer au menteur♦voorbeelden:dat lieg je • tu mens, ce n'est pas vraidat is allemaal gelogen • pas un mot de tout cela n'est vraije liegt het toch zeker? • tu ne vas pas me faire croire que c'est vrai?hij liegt (als)of het gedrukt staat, dat hij scheel ziet • 〈 grof liegen〉 il ment comme un arracheur de dents; 〈 voortdurend liegen〉 il ment comme il respireje liegt dat je barst • tu mens effrontémentliegen tegen beter weten in • mentir délibérément¶ dat liegt er niet om • 〈 niet slecht〉 ce n'est pas mal du tout; 〈 duidelijk〉 c'est une vérité éclatante; 〈 onverbloemd〉 c'est clair et net; 〈 niet mis〉 ce n'est pas rien -
2 kunnen
1 [algemeen] pouvoir2 [vermogen, geschiktheid] savoir♦voorbeelden:hij kan het niet meer bijhouden • il est débordédat kan híj doen! • il peut se le permettre, lui!je kunt hier heel lekker eten • on mange très bien, iciu kunt gaan • vous pouvez disposerje kunt gaan! • va-t-en, allez-vous-en!zijn ogen niet kunnen geloven • ne pas en croire ses yeuxhet met iemand kunnen vinden • s'entendre avec qn.elkaar kunnen vinden • réussir à se mettre d'accordzich in iets kunnen vinden • se reconnaître dans qc.ze kan uren voor zich uit zitten staren • il lui arrive de rester des heures à contempler le videhad jij dat gekund? • tu en aurais été capable?je kunt het of je kunt het niet • c'est une question de compétenceik kan daar niets mee (doen)laat eens zien wat je kunt • montre un peu ce que tu sais fairehij kan er wat van • il est rudement fortichehij kan er niet over uit • il en parle tout le tempswe kunnen er niet onderuit • il n'y a pas moyen d'y échapperhij kan niet meer • il n'en peut plusik kan niet meer van het lachen • je n'en peux plus de rirebuiten iets kunnen • pouvoir se passer de qc.ergens tegen kunnen • (pouvoir) supporter qc.tegen iemand op kunnen • être de taille à se mesurer avec qn.ervan op aan kunnen • pouvoir compter dessuserg goed kunnen leren • avoir une grande facilité pour apprendreniet kunnen liegen • être incapable de mentirniets kunnen onthouden • n'avoir aucune mémoiregoed kunnen paardrijden • être bon cavalier, bonne cavalièregoed kunnen tekenen • avoir un joli coup de crayonhij kan goed zingen • il chante bienhet zou kunnen • ça se pourraitdat kan zo wel • ça peut allerdat kan een andere keer wel • ce sera pour une autre foiszó kan het niet langer • ça ne peut plus durerhet deksel kan er niet af • on, je n'arrive pas à dévisser le couverclehet kan ermee door • ça iradie trui kán gewoon niet • ce pull est immettablehet kan niet op • il y en a en veux-tuze kán me wat! • qu'elle aille se faire voir ailleurs! • ↑ que veux-tu, que voulez-vous que j'en fasse? -
3 leuk hoor!, om zo te jokken
leuk hoor!, om zo te jokkenc'est du joli de mentir comme ça! -
4 leuk
♦voorbeelden:een leuke opmerking • une remarque drôleleuke verhalen vertellen • en raconter de bonnes〈 ironisch〉 wat ben je weer leuk! • tu te crois drôle, hein!leuk! • chic!ik vind je jurk erg leuk • ta robe me plaîteen leuk tochtje • une belle baladedat is leuk om te zien • cela fait plaisir à voirik vind het niet leuk om dat te doen • je n'aime pas faire celaleuk dat je gebeld hebt • gentil d'avoir téléphoné〈 ironisch〉 leuk hoor!, om zo te jokken • c'est du joli de mentir comme ça!¶ hij zei maar leuk dat hij nergens van af wist • il a dit, mine de rien, qu'il n'était au courant de rien -
5 oog
♦voorbeelden:het oog van de naald • le chas de l'aiguillemet andere ogen bekijken • voir (qc.) d'un autre oeileen blauw oog • un oeil au beurre noiriemand een blauw oog slaan • pocher un oeil à qn.(niet zichtbaar) met het blote, ongewapend oog • (imperceptible) à l'oeil nuhet boze oog • le mauvais oeilbruine ogen hebben • avoir les yeux marrondat is niet met droge ogen aan te zien • 〈 zonder tranen〉 on ne peut s'empêcher de pleurer; 〈 ongeroerd〉 c'est à faire pleurer les pierreseen glazen oog • un oeil de verregrote ogen opzetten • ouvrir de grands yeuxzijn ogen zijn groter dan zijn buik, maag • il a les yeux plus grands que le ventreiets met lede ogen aanzien • voir qc. d'un mauvais oeileen lui oog • un oeil paresseuxeen open oog voor iets hebben • être sensible à qc.geen oog dichtdoen • ne pas fermer l'oeilzijn ogen gebruiken • ouvrir l'oeilzijn ogen niet geloven, vertrouwen • ne pas en croire ses yeuxogen hebben van voren en van achteren • avoir des yeux derrière la têteoog hebben voor • avoir l'oeil pourzijn ogen in zijn zak hebben • avoir les yeux dans sa pochealleen oog hebben voor • n'avoir d'yeux que pourzij maakt haar ogen op • elle se fait les yeuxiemand de ogen openen • ouvrir les yeux à qn.de ogen openhouden • garder les yeux ouvertszich de ogen uit het hoofd schamen • mourir de hontehaar ogen schieten vuur • ses yeux lancent des éclairsde ogen ten hemel slaan • lever les yeux au ciel〈 figuurlijk〉 de ogen sluiten voor iets • fermer les yeux sur qc.zijn ogen uitkijken (aan iets) • ne pas détacher les yeux (de qc.)iemand de ogen uitkrabben • arracher les yeux à qn.iemand de ogen uitsteken • faire mourir qn. d'envieiemand de ogen uitsteken met zijn luxe • écraser qn. de son luxe〈 figuurlijk〉 iemand de ogen verblinden • éblouir qn.door iemands ogen zien • voir par les yeux de qn.door het oog van de naald kruipen • l'échapper belleoog in oog staan met • se trouver nez à nez avecheb je geen ogen in je hoofd? • tu n'as pas les yeux en face des trous?iemand recht in de ogen zien, kijken • regarder qn. en facemet de ogen spreken • avoir des yeux expressifsmet de ogen knipperen • cligner des yeuxiemand iets onder vier ogen zeggen • dire qc. à qn. entre quatre yeuxeen gesprek onder vier ogen • un tête-à-têteuit zijn ogen zien • 〈 opletten〉 ouvrir l'oeil (et le bon); 〈 op zijn hoede zijn〉 être sur le qui-vivevoor iemands ogen • sous les yeux (de qn.)groen en geel voor de ogen worden • être pris de vertigehet schemert mij voor de ogen • j'ai la vue troublezijn ogen aan iets te goed doen • repaître ses yeux de qc.zijn ogen uit zijn hoofd kijken • se repaître de, à la vue de (qc.)zijn ogen goed de kost geven • 〈 ironisch〉 ne pas avoir les yeux dans sa poche; 〈vooral m.b.t. mooie vrouwen〉 se rincer l'oeil〈 spreekwoord〉 oog om oog, tand om tand • oeil pour oeil, dent pour dent2 met een half oog iets zien • entrevoir qc.schele, scheve ogen maken, geven • faire des jalouxiemand met schele ogen aankijken • être jaloux de qn.het oog over iets laten gaan • promener son regard sur qc.〈 figuurlijk〉 het oog op iets laten vallen • avoir des desseins sur qc.zover het oog reikt • à perte de vue〈 figuurlijk〉 het oog slaan, laten vallen op iemand • jeter son dévolu sur qn.het oog treffen • frapper les yeuxaan het oog ontsnappen • se dérober à la vueiets aan het oog onttrekken • masquer qc. à la vuein het oog lopen • se faire remarquerin het oog lopend, vallend • manifestein het oog springen, vallen • sauter aux yeuxmet de ogen verslinden • dévorer (qn., qc.) des yeuxiets (de werkelijkheid) onder ogen zien • regarder qc. (les choses) en facede dood onder ogen zien • envisager la mortonder iemands ogen komen • se présenter devant qn.iets niet onder ogen willen zien • se mentir à soi-mêmeiets onder ogen hebben • avoir qc. sous les yeuxiemand iets onder het oog brengen • 〈 op iets wijzen〉 faire observer qc. à qn.; 〈 aan het verstand brengen〉 essayer de faire comprendre qc. à qn.op het oog • à première vuezo op het oog • à vue d'oeiliemand, iets op het oog hebben • avoir qn., qc. en vueuit het oog raken • disparaître (aux yeux)iets, iemand uit het oog verliezen • perdre qc., qn. de vue(ga) uit mijn ogen! • hors de ma vue!iets voor ogen stellen • 〈 doen zien〉 représenter qc.; 〈 een voorstelling hebben〉 se représenter qc.〈 figuurlijk〉 iets voor ogen houden • garder qc. à l'esprit〈 figuurlijk〉 iemand voor ogen staan • être présent à l'esprit de qn.〈 spreekwoord〉 uit het oog, uit het hart • loin des yeux, loin du coeurhij wierp, gooide zes ogen • il a jeté un six¶ in hun ogen betekent hij niet veel • à leurs yeux, il a peu de valeurmet het oog op • en vue demet het oog hierop • à cet effetiemand naar de ogen zien • ramper devant qn. -
6 zwart
zwart1〈 het〉♦voorbeelden:(met) zwart spelen • jouer avec les noirsin het zwart (gekleed) zijn • être en noirin het zwart • en noir————————zwart2♦voorbeelden:een zwarte dag • un jour noireen zwarte koffie • un café noir sans sucrezwarte lonen • salaires payés au noireen zwarte lucht • un ciel noirde zwarte markt • le marché noirzwarte prijzen • prix au noiralles zwart inzien • broyer du noiriemand, iets zwart maken • noircir qn., qc. 〈 ook figuurlijk〉men schildert hem zwarter af dan hij is • on le fait plus méchant qu'il n'esthet zag er zwart van de mensen • c'était noir de mondeliegen dat men zwart ziet • mentir comme un arracheur de dentsiets zwart op wit hebben • avoir qc. noir sur blanciemand zwart aankijken • jeter un regard noir à qn.
См. также в других словарях:
mentir — [ mɑ̃tir ] v. intr. <conjug. : 16> • 1080; bas lat. mentire, class. mentiri 1 ♦ Faire un mensonge, affirmer ce qu on sait être faux, nier ou taire ce qu on devrait dire. Mentir effrontément, avec aplomb. C est faux, tu mens ! « Il ne dit… … Encyclopédie Universelle
mentir — 1. (man tir), je mens, tu mens, il ment, nous mentons, vous mentez, ils mentent ; je mentais ; je mentis ; je mentirai ; je mentirais ; mens, qu il mente, mentons, mentez, qu ils mentent ; que je mente, que nous mentions ; que je mentisse ;… … Dictionnaire de la Langue Française d'Émile Littré
mentir — MENTIR. v. n. Dire, affirmer pour vraye une chose qu on sçait bien estre fausse. La Loy de Dieu defend de mentir. ne le croyez pas, il ment. il ne fait que mentir. il ment comme un arracheur de dents. il ne ment pas. il ne voudroit pas mentir à… … Dictionnaire de l'Académie française
mentir — Mentir, Dicere falsum, Dicere mendacium, Mentiri, Ementiri, Sycophantari, Sycophantizare. Mentir à son escient, Vanitatem orationis adhibere. Ce n est pas mon naturel de mentir, Non est mentiri meum. On ne fait que mentir, Nullus mentiendi modus… … Thresor de la langue françoyse
MENTIR — v. n. Dire, affirmer pour vrai ce qu on sait être faux. La loi de Dieu défend de mentir. Ne le croyez pas, il ment, il ne fait que mentir. Il ne ment pas. Il ment impudemment, effrontément. Ne pas mentir d un mot, d un seul mot. Mentir à sa… … Dictionnaire de l'Academie Francaise, 7eme edition (1835)
MENTIR — v. intr. Dire, affirmer pour vrai ce qu’on sait être faux. La loi de Dieu défend de mentir. Ne le croyez pas, il ment, il ne fait que mentir. Il ment impudemment, effrontément. Ne pas mentir d’un mot, d’un seul mot. Mentir à sa conscience. Par… … Dictionnaire de l'Academie Francaise, 8eme edition (1935)
Bon sang ne saurait mentir — (titre original : Legal Rites) est une nouvelle fantastique d Isaac Asimov écrite en collaboration avec Frederik Pohl et publiée pour la première fois en septembre 1950 dans Weird Tales[1]. Elle a été publiée en France dans le recueil… … Wikipédia en Français
Bon sang ne peut mentir — Données clés Titre original That s My Boy Réalisation Hal Walker Scénario Cy Howard Acteurs principaux Dean Martin, Jerry Lewis, Ruth Hussey, Eddie Mayehoff … Wikipédia en Français
se mentir — ● se mentir verbe pronominal Refuser de voir la vérité en face : Inutile de se mentir, la situation est désespérée … Encyclopédie Universelle
Demain, c'est loin — est une chanson du groupe de rap IAM, sortie en 1997 sur l album, L école du micro d argent. Cette chanson est encore aujourd hui considérée par beaucoup comme la meilleure de l histoire du rap français[1]. Description Description de la chanson… … Wikipédia en Français
Le Veau, C'est Rigolo — Épisode de South Park Le veau, c est rigolo Épisode no 85 Prod. code 605 Date diffusion 3 avril 2002 … Wikipédia en Français