-
1 afslaan
ww1) tourner/prendre (à gauche)2) caler, s'arrêter3) faire tomber, enlever4) décliner, refuser5) repousser -
2 afwijzen
ww1) décliner, refuser, rejeter2) repousser, évincer -
3 aanbieding
♦voorbeelden:iemands aanbieding afslaan • décliner l'offre de qn.in de aanbieding • en promotiononder aanbieding van 10 % korting • en offrant une réduction de 10 % -
4 afwijzen
♦voorbeelden:een afwijzend antwoord • une réponse négativeeen afwijzend gebaar • un geste de refusgeruchten afwijzen • n'ajouter aucune foi à des rumeursafgewezen kandidaten • candidats recaléseen verzoek afwijzen • rejeter une demande→ link=beschikking beschikking -
5 een aanbod afwijzen
een aanbod afwijzen -
6 een aanbod weigeren
een aanbod weigeren -
7 een uitnodiging afslaan
een uitnodiging afslaan -
8 een uitnodiging van de hand wijzen
een uitnodiging van de hand wijzenDeens-Russisch woordenboek > een uitnodiging van de hand wijzen
-
9 eer
eer1〈de〉♦voorbeelden:〈 Algemeen Zuid-Nederlands〉 eer van iets halen • tirer gloire de qc.de eer aan zichzelf houden • sauver la facedat is, komt mijn eer te na • il y va de mon honneurde eer redden • sauver l'honneuriemands eer en goede naam stelen • compromettre la réputation de qn.iemand in zijn eer herstellen • réhabiliter qn.in eer en aanzien leven • être estimé et honoré de touseen gebruik in ere houden • respecter une traditioniets in ere herstellen • remettre qc. en honneurin eer en deugd • en tout bien tout honneurnaar eer en geweten handelen • agir en son âme et conscience2 iemand de laatste eer bewijzen • rendre les derniers honneurs à qn.een diner eer aandoen • faire honneur à un dînerer is geen eer aan te behalen • on y perd sa peineiemand eer bewijzen • rendre hommage à qn.met wie heb ik de eer (te spreken)? • à qui ai-je l'honneur (de parler)?ik heb de eer u te melden • j'ai l'honneur de vous annoncergeen eer van iets hebben • ne tirer aucune satisfaction de qc.zich iets tot een eer rekenen • s'honorer de qc.het zal me een eer zijn … • je me ferai (un) honneur de …ter ere van • en l'honneur detot iemands eer • à l'honneur de qn.dat strekt u tot eer • cela vous honorevoor de eer bedanken • décliner l'honneurere zij God • Dieu soit loué————————eer2〈 voegwoord〉♦voorbeelden:spreek niet eer hij klaar is • ne parlez pas avant qu'il (n')ait fini -
10 er voor bedanken
er voor bedankendécliner (qc.) -
11 er
er11 en♦voorbeelden:1 er zijn er die … • il y en a qui …————————er2〈 bijwoord〉1 [daar] y⇒ là2 [+ bijwoord] 〈ter vervanging van een bepaling met ‘de’〉 en; 〈 ter vervanging van een bepaling met andere voorzetsels〉 y♦voorbeelden:wie waren er? • qui était là?hij woont er al drie jaar • il y habite trois ans déjàer niets van begrijpen • n'y rien comprendreer voor bedanken • décliner (qc.)er is, er zijn … • il y a …er uitscheiden • finirer wordt hier een museum gebouwd • on va bâtir un musée icier wordt gepraat • on parleer was eens een koning • il était une fois un roi -
12 hand
♦voorbeelden:op handen en voeten lopen, kruipen • marcher à quatre pattesin andere handen komen • changer de mainaan de beterende hand zijn • être en voie de guérisoneen gelukkige hand van gooien hebben • avoir la main chanceuseeen gemakkelijke hand van uitgeven hebben • dépenser sans compterdie zaak is in goede handen • cette affaire est en bonnes mainsgouden handen hebben • avoir des doigts de féemet harde hand opvoeden • élever à la dure(iemand) de helpende hand bieden • tendre une main secourable (à qn.)bevelen van hoger hand • ordres qui viennent d'en hautvan hoger hand is besloten dat • les autorités ont décidé que〈 figuurlijk〉 de laatste hand aan iets leggen • mettre la dernière main à qc.niet met lege handen komen • ne pas arriver les mains vides〈 figuurlijk〉 iets uit de losse hand doen • faire qc. par-dessus la jambemet losse handen rijden • rouler sans les mainsiemand de reddende hand toesteken • tendre la perche à qn.de sterke hand • (les agents de) la force publiquede politiek van de toegestoken hand • la politique de la main tenduemet vaste hand • d'une main assuréemet vaste, krachtige hand regeren • gouverner avec poignein vertrouwde handen zijn • être entre bonnes mainsde vlakke hand • la paumedat kost handen vol geld • ça coûte une (petite) fortunein vreemde handen overgaan • passer en d'autres mainsde handen vrij hebben • avoir les coudées franches〈 figuurlijk〉 iemand de vrije hand laten • donner carte blanche à qn.aan de winnende hand zijn • être en train de gagner〈 figuurlijk〉 de handen van iemand aftrekken • abandonner qn. à son sort〈 figuurlijk〉 de handen van iets aftrekken • se détourner de qc.〈 figuurlijk〉 iemand de handen binden • lier les mains à qn.iemand de hand drukken, geven, schudden • donner une poignée de main à qn.iemand de hand op iets geven • donner sa parole à qn.zij kunnen elkaar de hand geven • ils peuvent se donner la main〈 figuurlijk〉 de hand in iets hebben • être mêlé à qc.〈 figuurlijk〉 de hand aan iets houden • observer (scrupuleusement) qc.de hand op iets, iemand leggen • mettre la main sur qc., qn.de hand lezen • lire (dans) les lignes de la mainde hand met iets lichten • 〈 't niet zo nauw nemen〉 prendre qc. à la légère; 〈 zich ervan afmaken〉 bâcler qc.hij heeft de handen los aan zijn lijf zitten • il n'a pas les bras gourds〈 figuurlijk〉 zijn hand niet voor iets omdraaien ↓ faire qc. les doigts dans le nez〈 figuurlijk〉 de hand(en) tegen iemand opheffen • lever la main contre qn.iemand de hand reiken, toesteken • tendre la main à qn.; 〈 helpen〉 donner un coup de main à qn.de hand aan de ploeg, aan het werk slaan • se mettre à l'ouvragezijn handen niet thuis kunnen houden • 〈 slaan〉 avoir la main leste; 〈 betasten〉 avoir la main baladeuse; 〈 stelen〉 laisser traîner ses mains partout〈 figuurlijk〉 iemand de handen vullen • graisser la patte à qn.〈 figuurlijk〉 iemands handen zalven • graisser la patte à qn.mijn hand erop! • c'est promis!handen omhoog! • haut les mains!streng de hand houden aan de voorschriften • être à cheval sur le règlementhanden thuis! • bas les pattes!〈 figuurlijk〉 iemand iets aan de hand doen • suggérer qc. à qn.hand aan (in) hand gaan • marcher la main dans la main〈 figuurlijk〉 iets achter de hand hebben • avoir qc. en réserve〈 figuurlijk〉 iets bij de hand nemen • entreprendre qc.〈 figuurlijk〉 iets bij de hand hebben • avoir qc. à portée de la mainin de handen klappen • battre des mainsin handen vallen van de politie • tomber aux mains de la policegoed, gemakkelijk in de hand liggen • être maniablezijn toekomst is in mijn handen • son avenir est entre mes mainsiemand iets in handen spelen • faire passer discrètement qc. à qn.iets met het bewijs in handen aantonen • démontrer qc. preuves en main〈 figuurlijk〉 iemand in handen vallen • tomber entre les mains de qn.〈 figuurlijk〉 iemand iets in handen geven • confier qc. à qn.hij wil met de hand aan de hemel reiken • il veut décrocher la lunemet de handen werken • travailler de ses mains〈 figuurlijk〉 met de hand op het hart iets verklaren • déclarer qc. la main sur le coeurmet de hand genaaid • cousu (à la) mainzich met hand en tand verzetten • se défendre comme un lion〈 figuurlijk〉 iemand naar zijn hand stellen • manipuler qn.〈 figuurlijk〉 iemand naar zijn hand zetten • mettre qn. dans sa pocheiets om handen hebben • avoir qc. à faire〈 figuurlijk〉 iets onder handen hebben • travailler à qc.〈 figuurlijk〉 iemand onder handen nemen • passer un savon à qn.op (met) de hand wassen • laver à la mainde hand op de knip houden • être près de ses soushand over hand toenemen • aller en augmentantiemand iets ter hand stellen • remettre qc. à qn. (en mains propres)iemand het werk uit de handen nemen • décharger qn. d'un travailer komt niets uit zijn handen • il n'arrive à rien (de bon)uit de hand eten • 〈letterlijk; m.b.t. dieren〉 accepter la nourriture dans la main de qn.; 〈 figuurlijk〉 manger dans la mainuit de eerste hand • de première mainvlug van de hand gaan • se vendre comme des petits painsiets van de hand doen • écouler qc.van hand tot hand gaan • passer de main en maingeen hand voor iemand, iets uitsteken • ne pas lever le petit doigt pour aider qn., faire qc.hij heeft er geen hand naar uitgestoken • il n'y a pas touchéhet zijn twee handen op één buik • ils s'entendent comme larrons en foire¶ wat is er daar aan de hand? • qu'est-ce qui se passe?alsof er niets aan de hand was • comme si de rien n'étaitiets in de hand werken • aider à qc.dat werkt misdaad in de hand • c'est une incitation au crimeiemand op zijn hand krijgen • mettre qn. de son côtéop iemands hand zijn • être du côté de qn.op handen zijn • être imminentvan de hand in de tand leven • vivre au jour le joureen voorstel van de hand wijzen • repousser une propositionbeschuldigingen van de hand wijzen • rejeter des accusationseen uitnodiging van de hand wijzen • décliner une invitation→ link=vogel vogel -
13 iemands aanbieding afslaan
iemands aanbieding afslaandécliner l'offre de qn. -
14 in de versukkeling raken
in de versukkeling raken -
15 tanen
1 [verzwakken] décliner2 [m.b.t. de kleur van de zon] pâlir♦voorbeelden:zijn krachten taanden • ses forces déclinaient -
16 uitnodiging
♦voorbeelden:op uitnodiging van • sur l'invitation deeen uitnodiging voor de lunch • une invitation à déjeuner -
17 verbuigen
-
18 versukkeling
♦voorbeelden: -
19 voor de eer bedanken
voor de eer bedanken -
20 weigeren
1 refuser♦voorbeelden:hulp weigeren • refuser l'aide de qn.iemand de toegang weigeren • refuser l'entrée à qn.een verzoek weigeren • refuser une demandeweigeren iets te doen • refuser de faire qc.de motor weigert • le moteur se bloque
См. также в других словарях:
décliner — [ dekline ] v. <conjug. : 1> • 1080 « détourner »; lat. declinare I ♦ V. tr. 1 ♦ Dr. Prétendre incompétent pour statuer. Décliner la compétence d une juridiction, d un juge. ⇒ déclinatoire, renvoi. Cour. Repousser (ce qui est proposé,… … Encyclopédie Universelle
decliner — Decliner. v. n. Decheoir, pancher vers sa fin. Le jour commence à decliner. cet homme decline tous les jours. sa fiévre decline depuis peu. ses forces declinent beaucoup. il va en declinant. sa fortune va en declinant. Decliner. v. a. Terme de… … Dictionnaire de l'Académie française
décliner — DÉCLINER. v. n. Déchoir, pencher vers sa fin. Le jour commence à décliner. Ce malade, cet homme décline tous les jours. Sa fièvre décline depuis peu. Ses forces déclinent beaucoup. Il va en déclinant. Sa fortune va en déclinant. f♛/b] On dit, en… … Dictionnaire de l'Académie Française 1798
decliner — de‧clin‧er [dɪˈklaɪnə ǁ ər] noun [countable usually plural] FINANCE a share that falls in value on a particular day of trading on a stockmarket; = DECLINING SHAREs: • Dotcom shares were the exchange s biggest decliner of the session. * * *… … Financial and business terms
decliner — Decliner, Declinare. L amour se change et se tourne à meschanceté, Paulatim declinat amor. Ouid. Le jour decline, ou est sur son declin, Declinat in vesperum dies. Columel. Maladie qui decline, ou qui va en declinant, Declinans morbus. Aage… … Thresor de la langue françoyse
Decliner — De*clin er, n. He who declines or rejects. [1913 Webster] A studious decliner of honors. Evelyn. [1913 Webster] … The Collaborative International Dictionary of English
décliner — (dé kli né) v. n. 1° S écarter en un sens ou un autre d un point fixe, d une ligne fixe. • Plusieurs causes peuvent faire décliner vers le sud ou vers l est un courant d air, RAYNAL Hist. phil. V, 10. Terme d astronomie. S éloigner de l… … Dictionnaire de la Langue Française d'Émile Littré
DÉCLINER — v. n. Déchoir, pencher vers sa fin ; s affaiblir, diminuer. Le jour commence à décliner. Sa fièvre décline depuis peu. Ses forces déclinent beaucoup. Sa fortune, son crédit va en déclinant. Son génie commençait à décliner. L empire déclinait. En… … Dictionnaire de l'Academie Francaise, 7eme edition (1835)
DÉCLINER — v. intr. Pencher vers sa fin; s’affaiblir, en parlant des Choses. Le jour commence à décliner. Ses forces déclinent beaucoup. Son crédit va en déclinant. Son génie commençait à décliner. En parlant des Personnes, il se dit soit de la Diminution… … Dictionnaire de l'Academie Francaise, 8eme edition (1935)
décliner — vi. , péricliter ; aller à la ruine, être en péril, dépérir (ep. d une affaire, d un commerce, d une entreprise) : vni / devni décliner à ran (Saxel.002), marshî mâ <marcher mal> (Albanais.001). A1) décliner fortement, maigrir, vieillir… … Dictionnaire Français-Savoyard
decliner — noun see decline I … New Collegiate Dictionary