-
1 construeren
2 [wiskunde] construct3 [kunstmatig vormen] hypothesize4 [taalkunde] [met betrekking tot zinnen] construe♦voorbeelden: -
2 construeren
-
3 construeren
конструировать; устраивать; сооружать; строить; составлять; (с)конструировать; (по)строить; соорудить* * *гл.1) общ. конструировать, сооружать, устраивать2) грам. строить, составлять (фразу, предложение) -
4 construeren
konstruíDicionário Português-Holandês e Holandês-Português > construeren
-
5 construeren
v. construct, build, create; construe, understand -
6 construeren
ww -
7 construeren
• to construct• to design• to engineer -
8 construeren
1) uppföra2) bygga3) konstruera4) anlägga -
9 construeren
bâtir, construire, poser -
10 construeren
konstruí -
11 een plan construeren
een plan construerenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > een plan construeren
-
12 vrijheid van construeren
• design freedomNederlands-Engels Technisch Woordenboek > vrijheid van construeren
-
13 конструировать
construeren, bouwen -
14 to construct
construerensamenstellenvervaardigen -
15 to design
construerenontwerpenopzetten -
16 to engineer
construerenontwikkelen -
17 construire
construire [kõstrŵier]〈 werkwoord〉♦voorbeelden:construire un pont sur une rivière • een brug over een rivier slaanv1) (op)bouwen, construeren, aanleggen2) opzetten [toneelstuk, roman, systeem]3) opstellen [theorie] -
18 constructie
1 [het construeren] construction ⇒ 〈het bouwen/maken〉 building, erection, 〈 het ontwerpen〉 design(ing)4 [taalkunde] construction♦voorbeelden:2 de constructie van een schip • the construction/design of a ship -
19 построить
bouwen, optrekken, construeren, opbouwen -
20 конструировать
vgener. construeren, bouwen
См. также в других словарях:
konstruieren — Vsw std. (16. Jh.) Entlehnung. Entlehnt aus l. cōnstruere, zu l. struere (strūctum) schichten, errichten, aufbauen und l. con . Abstraktum: Konstruktion; Nomen agentis: Konstrukteur; Adjektiv: konstruktiv. Ebenso nndl. construeren, ne.… … Etymologisches Wörterbuch der deutschen sprache