-
1 lijdend voorwerp
chose, objet -
2 mikpunt
chose, objet -
3 object
chose, objet -
4 onderwerp
chose, composition, objet, sujet, thème -
5 voorwerp
chose, objet, produit -
6 iets
1 [enig ding] quelque chose2 [in ontkennende zin] rien3 [een beetje] un peu♦voorbeelden:hij heeft iets • 〈 ondefinieerbare kwaliteit〉 il a quelque chose; 〈 ziekte〉 il couve quelque chose; 〈 er zit hem iets dwars〉 il y a une chose qui le turlupinedat wil zeker wel iets zeggen • cela signifie certainement quelque choseiets dergelijks • quelque chose de ce genre(echt) iets voor jou • c'est exactement ce qu'il te faut; 〈 figuurlijk〉 c'est bien de toi; 〈 ironisch〉 ça ne te plaira paseen onstoffelijk iets • une chose immatérielledat is een vervelend iets • c'est une chose ennuyeusenog iets • encore un peu -
7 hij heeft iets
hij heeft iets -
8 beginnen
1 [starten, openen] commencer♦voorbeelden:een winkel beginnen • ouvrir un magasinde les beginnen met een overhoring • commencer la leçon par une interrogation¶ wat moet ik met hem beginnen? • je ne sais pas quoi en faire!begin er niet aan! • laisse tomber!1 [algemeen] commencer2 [+ over][gaan praten] commencer à parler (de)♦voorbeelden:dat begint goed! • cela s'annonce bien! 〈 ook ironisch〉opnieuw beginnen • recommenceraan iets nieuws beginnen • se mettre à autre chosemet iets beginnen • 〈 iets eerst doen〉 commencer par qc., commencer par faire qc.; 〈 begin maken met iets〉 commencer qc., commencer à faire qc.laat ik beginnen met iedereen welkom te heten • tout d'abord, je voudrais souhaiter la bienvenue à toushet begint te lijken • cela commence à prendre formeover politiek beginnen • commencer à parler politiqueals je zó begint … • si tu le prends comme ça …voor zichzelf beginnen • se mettre à son compte→ link=bezinnen bezinnen -
9 belofte maakt schuld
belofte maakt schuldchose promise, chose due -
10 belofte
♦voorbeelden:een belofte nakomen • tenir paroleiemand van een belofte ontslaan • délier qn. d'une promessezijn belofte verbreken • manquer à sa promesse〈 spreekwoord〉 belofte maakt schuld • chose promise, chose due -
11 beloofd is beloofd
beloofd is beloofdchose promise, chose due -
12 beloven
♦voorbeelden:beloofd is beloofd • chose promise, chose dueiemand beloven iets mee te brengen • promettre à qn. d'apporter qc.het belooft een mooie dag te worden • la journée promet d'être belledat belooft wat! • ça promet! -
13 een man een man, een woord een woord
een man een man, een woord een woordchose promise, chose dueDeens-Russisch woordenboek > een man een man, een woord een woord
-
14 hetzelfde
1 [zelfstandig] la même chose2 [bijvoeglijk]le, la même♦voorbeelden:1 iemand hetzelfde wensen • souhaiter la pareille à qn.ik zou hetzelfde doen • je ferais la même choseik zou niet hetzelfde kunnen zeggen • je ne pourrais pas en dire autantvan hetzelfde • et vous de mêmedat is hetzelfde als wat wij gisteren zagen • c'est pareil à ce que nous avons vu hierhetzelfde staat jou te wachten • attends-toi à la pareillewij wonen in hetzelfde huis • nous habitons la même maisonhaar toestand is nog steeds hetzelfde • son état est stationnaire -
15 hoofd
3 [(van personen) leider, meerdere] 〈m.b.t. gezin〉 chef 〈m.〉 ⇒ 〈m.b.t. school〉 directeur 〈m.〉⇒ directrice 〈v.〉♦voorbeelden:het hoofd van een stoet • la tête d'un cortègemet gebogen hoofd lopen • marcher la tête bassemet gedekt hoofd • la tête couvertehij heeft een goed hoofd • il a de la têtehij is een hoofd groter dan ik • il me dépasse d'une têteeen hard hoofd in iets hebben • être pessimiste (concernant qc.)zijn hoofd wordt rood van schaamte • le rouge de la honte lui monte au fronteen verstopt hoofd hebben • être enchifenéeen hoofd vol zorgen hebben • n'avoir que des soucis en têtehet hoofd vol hebben van … • ne rêver que de …iets het hoofd bieden • faire front à qc.iemand het hoofd bieden • tenir tête à qn.zich het hoofd over iets breken • se casser la tête sur qc.iemand het hoofd op hol brengen • tourner la tête à qn.het hoofd buigen • baisser la têtehet hoofd er niet bij hebben • avoir la tête ailleurshet is hem gelukt het hoofd boven water te houden • il a réussi à se maintenir 〈 niet failliet gaan〉het hoofd koel houden • garder la tête froidehet hoofd op de ellebogen laten rusten • se prendre la tête dans les mainshet hoofd loopt mij om • je ne sais (plus) où donner de la têtehet hoofd ontbloten • se découvrirhet hoofd schudden • secouer la têtemijn hoofd staat er niet naar • je n'ai pas la tête à çade hoofden tellen • compter les personnes présenteshet hoofd verliezen • perdre la têteik durf mijn hoofd eronder te verwedden • j'en mettrais ma main au feuzeur me niet aan het hoofd! • ne me casse pas les pieds!wel wat anders aan z'n hoofd hebben • avoir bien autre chose en têtehij stelde zich aan het hoofd van de beweging • il prit la tête du mouvementaan het hoofd staan van iets • diriger qc.ben je wel goed bij je hoofd? • ça va pas, la tête?niet goed bij, in het, zijn hoofd zijn • ne pas avoir toute sa têteiemand boven het hoofd groeien • 〈 ook figuurlijk〉 dépasser qn.dat hangt hem boven het hoofd • cela lui pend au nezdie onderneming is mij boven het hoofd gegroeid • la direction de cette entreprise dépasse maintenant mes capacitéshet werk groeit haar boven het hoofd • elle est submergée de travaildie gedachte speelt mij door het hoofd • cette pensée me trotte par la têtedat is mij door het hoofd geschoten • ça m'est complètement sorti de la têtehet is hem in het hoofd geslagen • il a perdu la tête〈 figuurlijk〉 iemand iets in het hoofd stampen • fourrer qc. dans la tête de qn.zich een gat in het (z'n) hoofd vallen • s'ouvrir le crâne en tombantzich licht in het hoofd voelen • avoir le vertigeiemand in het hoofd treffen • toucher qn. à la têtezich iets in het hoofd zetten • se mettre qc. en têtehoe haalt hij het in zijn hoofd? • 〈 denken〉 qu'est-ce qu'il va chercher là?; 〈 doen〉 qu'est-ce qui lui prend de faire une chose pareille!het in zijn hoofd halen om te • s'aviser dealles zeggen wat in je hoofd opkomt • dire tout ce qui vous passe par la têtemet het hoofd omlaag vallen • tomber la tête la premièremet zijn hoofd tegen de muur lopen • donner de la tête contre un murmet het hoofd tegen de muur slaan • se cogner la tête contre le muriemand een verwijt naar het hoofd slingeren • lancer un reproche à la tête de qn.〈 figuurlijk〉 iemand iets naar het hoofd smijten • jeter qc. à la tête de qn.de drank stijgt hem naar het hoofd • l'alcool lui monte à la tête〈 figuurlijk〉 hij kan wel op zijn hoofd gaan staan, ik doe het niet • il a beau faire des pieds et des mains, je ne marche paseen prijs op iemands hoofd zetten • mettre à prix la tête de qn.dat zal op uw hoofd neerkomen • cela vous retombera sur la têteiets over het hoofd zien • ne pas remarquer qc.ik zal die gekheid wel uit mijn hoofd laten • je me garderai bien de faire cette bêtisedat laat ik mij niet uit mijn hoofd praten • on ne me fera pas changer d'idéedat zou ik maar uit mijn hoofd zetten • tu ferais mieux d'abandonner cette idéeuit het hoofd leren • apprendre par coeuruit het hoofd rekenen • calculer de têteuit het hoofd spelen • jouer sans partitioniemand van het hoofd tot de voeten opnemen • examiner qn. des pieds à la têtevan het hoofd tot de voeten gewapend • armé de pied en cap't is om je voor het hoofd te slaan • c'est à se taper la tête contre les murs〈 figuurlijk〉 iemand voor het hoofd stoten • offenser qn.een hoofd hebben als een boei • être rouge comme une pivoine〈 spreekwoord〉 zoveel hoofden, zoveel zinnen • autant de têtes, autant d'avishet hoofd van de rooms-katholieke Kerk • le chef de l'Eglise catholique -
16 iets lekkers
-
17 man
♦voorbeelden:er zijn anderhalve man en een paardenkop • il n'y a que quatre pelés et un tondudie arme man • ce pauvre bonhommeeen geleerd man • un savantde gewone man • l'homme de la ruede juiste man op de juiste plaats • l'homme de la circonstanceeen oude man • un vieillardhij is daar de rechte man niet voor • ce n'est pas l'homme qu'il fauthij is er de man niet naar om • il n'est pas l'homme àman overboord! • un homme à la mer!zij waren vijf man sterk • ils étaient cinqiets aan de man brengen • trouver acheteurrecht op de man af spreken • parler cruop de man af • sans détouriemand iets recht op de man af zeggen • ne pas l'envoyer dire à qn.het kost een tientje per man • ça coûte dix florins par personneeen man van zijn woord • un homme de paroleeen man van niks • un rien du touteen gevecht van man tot man • un corps à corpsman voor man • un à unals één man • comme un seul hommeals een man • en homme〈 spreekwoord〉 een man een man, een woord een woord • chose promise, chose duemet hoeveel man zijn we? • combien sommes-nous?mans genoeg zijn om • être de taille à -
18 raar
♦voorbeelden:wat zeg je dat raar! • tu dis ça d'une drôle de façon!daar zul je raar van opkijken • ça t'en bouchera un coineen rare • un drôle de type2 zeg, ben je raar? • t'es dingue ou quoi? -
19 tijd
♦voorbeelden:het grootste deel van zijn tijd doorbrengen met • passer le plus clair de son temps àhij heeft er tijd en geld voor over • il a du temps et de l'argent à y consacrerin een jaar tijd • en un anhet is een kwestie van tijd • c'est une question de tempsin een paar minuten tijd • en l'espace de quelques minutesu heeft een week de tijd om • vous avez une semaine pourbinnen afzienbare tijd • sous peude eerste tijd • les premiers tempseen flinke tijd • un bon bout de tempste gelegener, rechter tijd • en temps opportungeruime tijd • assez longtempswaar is de goede oude tijd gebleven? • où sont les neiges d'antan?een goede tijd maken • réaliser un bon tempsde goeie, ouwe tijd • le bon vieux tempsdat is al een hele tijd geleden • ça fait tout un tempsde hele tijd • tout le tempseen hele tijd geleden • il y a bien longtempshet is hoog tijd om • il est (grand) temps de 〈+ onbepaalde wijs〉; il est (grand) temps que 〈+ aanvoegende wijs〉in korte tijd • en peu de tempseen korte tijd duren • durer peu de tempsna kortere of langere tijd • tôt ou tardde laatste tijd • ces derniers tempsde meeste tijd • les trois-quarts du tempshij heeft een moeilijke tijd gehad • il a eu une période difficilevorig jaar om dezelfde tijd • l'année dernière à pareille époquevoor onbeperkte tijd • pour une durée illimitéeonvoltooid verleden tijd • imparfaitonvoltooid tegenwoordig toekomende tijd • futur simpleonvoltooid verleden toekomende tijd • futur du passéde oude tijd • les temps anciensde tijd is rijp • la poire est mûrehet zijn slechte tijden • les temps sont difficileseen stille tijd • une période creusedat is allemaal verleden tijd! • tout ça, c'est du passé!de vrije tijd • le temps librein vroegere tijden • au temps jadiswaar blijft de tijd? • où passe le temps?niemand weet wat de tijd ons brengen zal • personne ne sait ce que l'avenir nous réservehet zal mijn tijd wel duren! • après moi le déluge!de tijd gaat snel • le temps filede tijd gaat nu in! • top, chrono!zijn tijd goed gebruiken • faire un bon emploi de son tempszijn (beste) tijd gehad hebben • avoir fait son tempsiemand de tijd gunnen • donner du temps à qn.zich de tijd niet gunnen (om) • ne pas prendre le temps (de)wij hebben de tijd aan ons • nous avons tout le temps (devant nous)geen tijd hebben om … • n'avoir pas le temps de …tijd te over hebben • avoir du temps en troptijd genoeg hebben • avoir assez de tempsde tijd hebben • avoir le tempswe hebben onze familie een tijd niet gezien • il y a longtemps que nous n'avons pas vu notre famillede tijd aan zichzelf hebben • avoir du temps devant soidat heeft nog de tijd • cela ne presse pasdat heeft tijd tot morgen • cela peut attendre demainhet is er de tijd niet naar om te • ce n'est pas le moment deiemand geen tijd laten • presser qn.dat moet (zijn) tijd hebben • cela demande du tempsde tijd nemen voor iets • prendre le temps pour qc.tijd rekken • chercher à gagner du tempsveel tijd steken in iets • consacrer beaucoup de temps à qc.de tijd valt mij te lang • le temps me durezijn tijd verdoen • glanderde tijd verdrijven • faire passer le tempszijn tijd verpraten • perdre son temps à bavarderde tijd voor iets vinden • trouver le temps de faire qc.binnen de voorgeschreven tijd • dans les délais prescritszijn tijd met lezen vullen • passer son temps à lireeindelijk! het werd tijd • ce n'est pas trop tôttijd winnen • gagner du tempsde tijden zijn veranderd • les temps ont changémijn tijd zit erop • j'ai fait mon tempsbij de tijd zijn • ne pas être né d'hierhet heeft in tijden niet zo geregend • il y a bien longtemps qu'il n'a pas plu ainsiin geen tijden heb ik hem gezien • il y a un siècle que je ne l'ai pas vuin tijden van oorlog • en temps de guerremet de tijd • avec le tempsmet zijn tijd meegaan • vivre avec son tempstijd om te eten • l'heure de mangerdat komt juist op tijd • cela tombe bienik kon op tijd remmen • j'ai pu freiner à tempswe hebben de trein net op tijd gehaald • nous avons attrapé le train de justessealles op zijn tijd • il y a un moment pour chaque chosete allen tijde • à tout momentte zijner tijd • en temps voulutegen die tijd zullen we wel zien • d'ici-là, on verra bienten tijde van • à l'époque deten tijde van Napoleon • au temps de Napoléonterzelfder tijd • en même tempsuit de tijd raken • passer de modeuit de tijd • démodévan tijd tot tijd • de temps en tempseen kind van zijn tijd zijn • être (un enfant) de son époquein minder dan geen tijd • en moins de deuxeen tijdje • un moment〈 spreekwoord〉 de tijd zal het leren • qui vivra, verra〈 spreekwoord〉 tijd is geld • le temps, c'est de l'argent〈 spreekwoord〉 andere tijden, andere zeden • autres temps, autres moeursde plaatselijke tijd • l'heure localeheeft u de tijd? • avez-vous l'heure?het is tijd • c'est l'heurede tijd vergeten • oublier l'heureom de hoeveel tijd komt de bus langs? • tous les combien passe le car?bij tijd en wijle • de temps en tempsmorgen om deze tijd • demain à la même heurehij is altijd op tijd • il est toujours à l'heurehet wordt tijd voor school • c'est l'heure d'aller à l'écolede slappe tijd • la saison mortehet wordt mijn tijd • il faut que je partein de tijd van de oogst • à l'époque des moissons -
20 uitdrukken
1 [onder woorden brengen] exprimer2 [uitknijpen; naar buiten drukken] presser3 [doven] écraser♦voorbeelden:een onbeholpen manier van uitdrukken • une gaucherie d'expressionals ik mij zo mag uitdrukken • si j'ose direzich uitdrukken • s'exprimeriets juist uitdrukken • bien exprimer une chosedat is sterk uitgedrukt • c'est exagérézich erg vlot kunnen uitdrukken • avoir une grande facilité à s'exprimerde waarde van iets in geld uitdrukken • exprimer en argent la valeur d'une chosezich in beelden uitdrukken • s'exprimer par imageszich in onberispelijk Frans uitdrukken • s'exprimer dans un français impeccable
См. также в других словарях:
CHOSE — Terme de la langue ordinaire dont la référence, une fois exclus les êtres animés, est purement contextuelle: telle «chose difficile», c’est ce sur quoi porte mon action tandis que je parle; «la chose en question», c’est ce dont nous nous… … Encyclopédie Universelle
Chose — (pronounced: shows , French for thing ), is a term used in common law tradition in different senses. Chose local is a thing annexed to a place, such as a mill. A chose transitory is something movable, that can be carried from place to place.… … Wikipedia
chose — CHOSE. s. f. Ce qui est. Il se dit in, differemment de tout, sa signification se déterminant par la matière dont on traite. Dieu a créé toutes choses. Un bon ami est une chose bien précieuse. La chose du monde que je crains le plus, c est... Il… … Dictionnaire de l'Académie Française 1798
chose — CHOSE. s. f. Il se dit indifferemment de tout; sa signification se determinant par la matiere dont on traite. Le monde est une chose admirable. c est une belle chose que la lumiere. un bon ami est une chose bien pretieuse. la chose du monde que… … Dictionnaire de l'Académie française
chose — Chose, Res. Picard. Cose, Narbon. Cause. Il vient de Causa. Choses plaisantes à raconter, Lepida memoratu. Il y a moult de choses en cecy, Multa fert haec res. Bud. ex Terentio. Ce n est pas peu de chose, C est grande chose, Est tanti. B. ex Cic … Thresor de la langue françoyse
chose — / shōz/ n [Anglo French, literally, thing, from Old French, from Latin causa legal case, reason, cause]: a piece of personal property chose in action: a right to something (as payment of a debt or damages for injury) that can be recovered in a… … Law dictionary
Chose — Chose, n.; pl. {Choses}. [F., fr. L. causa cause, reason. See {Cause}.] (Law) A thing; personal property. [1913 Webster] {Chose in action}, a thing of which one has not possession or actual enjoyment, but only a right to it, or a right to demand… … The Collaborative International Dictionary of English
Chose — Chose, imp. & p. p. of {Choose}. [1913 Webster] … The Collaborative International Dictionary of English
Chose — (fr., spr. Schos ), Sache, Ding; daher Chosen, Possen, Schwänke; Chofenmacher, Possenmacher; Chose jugée (spr. Schos schüscheh), abgeurtheilte Rechtssache, ausgemachte Sache … Pierer's Universal-Lexikon
chose — grand chose psychose sporotrichose … Dictionnaire des rimes
chose — chose; me·tem·psy·chose; … English syllables