-
21 springen
2 [het lichaam ruksgewijze opheffen] jump3 [met betrekking tot zaken, zich met een ruk verplaatsen] leap, jump5 [uiteengedreven worden, barsten] 〈 ketel, kruitvat〉 burst, explode ⇒ 〈 brug, rots, mijn〉 blast, 〈 ballonnetje〉 pop6 [scheuren krijgen] crack7 [uitsteken] jut out8 [bankroet gaan] break♦voorbeelden:〈 figuurlijk〉 je kunt hoog of laag springen, het moet toch gebeuren • whether you like it or not, it's got to happenhoog/ver/omlaag springen • jump high/far/downop de fiets springen • hop/jump/leap on the bicycleover een sloot springen • leap a ditchmijn paard springt 1.080 m • my horse clears 1.80 m〈 figuurlijk〉 zitten te springen om iets • be bursting/dying for somethingeen snaar/het glas is gesprongen • a string has snapped, the glass has cracked〈 figuurlijk〉 op springen staan • 〈 boos zijn〉 be about to explode; 〈 grote haast hebben〉 be in a terrible rush; 〈 nodig naar de wc moeten〉 be burstingde achterkamer springt iets naar buiten/binnen • the backroom juts out/in(wards) a littlede zaak staat op springen • the company's on the verge of bankruptcy -
22 act
n. handeling; daad; akte; wet; nummer, bedrijf--------v. handelen, optreden; zich gedragen, toneelspelen, een rol spelenact1[ ækt] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 handeling ⇒ daad, werk♦voorbeelden:act of war • oorlogshandeling2 〈 Amerikaans-Engels〉 act of Congress, 〈 Brits-Engels〉act of Parliament • wet van het Congres/Parlementgo into one's act • zijn bekende grapjes uithalenput on an act • komedie spelenact of God • straffe Gods; 〈 verzekeringswezen〉overmacht, force majeure 〈 met betrekking tot natuurgeweld〉catch/take someone in the (very) act • iemand op heterdaad betrappen〈 slang〉 get one's act together • orde op zaken stellen, zijn zaakjes voor elkaar krijgensteal the act • uitbenI was in the (very) act of writing a letter • ik was net een brief aan het schrijven————————act22 handelen ⇒ optreden, iets doen6 komedie spelen ⇒ zich aanstellen, veinzen♦voorbeelden:he acts like a fool • hij gedraagt zich als een dwaas2 why don't the police act? • waarom grijpt de politie niet in?the chairman asked her to act for him • de voorzitter vroeg haar om hem te vervangen¶ Ayckbourn's plays act well • de stukken van Ayckbourn zijn goed speelbaar/bekken goedII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 uitbeelden ⇒ spelen, uitspelen♦voorbeelden:act out one's emotions • zijn gevoelens uitspelen/naar buiten brengen -
23 vallen
3 [terechtkomen] fall4 [plaatshebben op] fall6 [tot stand komen, ontstaan] 〈zie voorbeelden 6〉7 [op een bepaalde manier zijn] 〈zie voorbeelden 7〉8 [in een situatie terechtgekomen zijn] come, fall9 [sneuvelen] fall (in battle)14 [zich aangetrokken voelen tot] go (for), take (to)♦voorbeelden:1 er valt sneeuw/hagel • it's snowing/hailinguit elkaar/aan stukken vallen • fall apart/to pieceszij kwam lelijk te vallen • she had/took a bad fallzich laten vallen • allow oneself to be dropped, fall, drophij viel languit op de grond • he fell headlong/sprawling to the ground〈 figuurlijk〉 op/over een woord vallen • take offence at/quibble over a wordvan de trap vallen • fall/tumble down the stairsik zou hem/haar niet kennen al zou ik over hem/haar vallen • I wouldn't know him/her from Adam3 zijn blik laten vallen op • let one's eye fall on, cast a glance at4 Kerstmis valt op een woensdag • Christmas (Day) falls on/is a Wednesdayer vielen doden/gewonden • there were fatalities/casualtieser valt een schot • a shot is fired/rings outer viel een stilte • there was a hush, silence felleen woord laten vallen • drop a remarkhet valt niet te ontkennen dat … • there is no denying the fact that …met haar valt niet te praten • there is no talking to herer valt wel iets voor te zeggen om … • there is something to be said for …8 dat valt buiten zijn bevoegdheid • that is/falls outside his authority/jurisdictiondat valt niet onder het contract • that does not come/fall under the contract, that is not covered by the contract12 dat valt goed/verkeerd • 〈 gewaardeerd worden〉 that goes down well/badly; 〈 uitvallen〉 that turns out well/badlyhet viel hem zwaar • he found it hard going/difficulteen eis laten vallen • drop a demandiemand laten vallen • drop/ditch someonehij liet de aanklacht vallen • he dropped the charge -
24 dienst
♦voorbeelden:de gemeentelijke sociale diensten • le service social de la communevrij van dienst zijn • avoir fini son serviceiemand een goede dienst bewijzen • rendre service à qn.hij heeft van 8 tot 12 dienst • il est de service de 8 heures à midiiemand de dienst opzeggen • donner son congé à qn.in dienst stellen • mettre en servicedienst weigeren • refuser de faire son service militairedie wagen is buiten dienst gesteld • cette voiture a été mise hors servicein dienst treden • entrer en fonctioniemand in dienst nemen • engager qn.in dienst staan van • être au service dezich in dienst stellen van • se mettre à la disposition de (qn.)arbeiders in dienst hebben • employer des ouvriersbij iemand in dienst zijn • être au service de qn.in dienst zijn • faire son service (militaire)voor dienst tekenen • s'engager dans l'arméede dienst uitmaken • faire la pluie et le beau tempsten dienste staan (van iemand) • être à la disposition (de qn.)tot uw dienst • à votre servicedat boekje is me van dienst geweest • j'ai tiré grand profit de ce livrewat is er van uw dienst? • que puis-je faire pour votre service? -
25 schot
I 〈 het〉2 [met betrekking tot balspel] shot3 [bereik] range4 [voortgang] movement♦voorbeelden:1 ik hoorde een schot • I heard a shot/gunshoter viel/klonk een schot • there was a shot, a shot rang outeen schot voor de boeg • 〈 ook figuurlijk〉 a shot across the bows, a warning shotiemand/iets onder schot hebben • have something/someone within rangeonder schot houden/nemen • keep covered, cover4 schot brengen in een zaak • get things moving/goinger komt/zit schot in de zaak • things are beginning to get going/to move1 [inwoner van Schotland] Scot♦voorbeelden: -
26 over
adj. voorbij, over, klaar, geëindigd, verleden; samenvattend, concluderend; hoger, boven; hoger in autoriteit of positie; extra, teveel; rest-; dienend als en buitenbedekking, extern, over; overblijvend, over, nog niet op, nog niet opgebruikt (Bv.: " I made so much fish for dinner, there is some left over")--------adv. over; omver; teveel; aan de andere kant; nogmaals--------interj. over--------n. extra, overmatige hoeveelheid; toevoegsel; toegevoegde hoeveelheid; (Cricket) serie van ononderbroken ballen (6 in Engeland, 8 in Australië) gegooid door een speler--------pref. te veel; meer; nog meer; meer dan; bovenaan--------prep. boven, over; meer dan--------v. springen overover1[ oovə] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————over25 ten einde ⇒ af, over6 ten einde ⇒ helemaal, volledig7 opnieuw♦voorbeelden:he called her over • hij riep haar bij zichthrow the ball over • gooi de bal naar de overkantshe lives four houses over • ze woont vier huizen verderopover here • hier (te lande)over there • daargindsover against • tegenoverover at your place • bij jou thuishe's over particular • 't is een Pietje preciessome apples were left over • er bleven enkele appelen overa hundred and over • meer dan honderdhe's mud all over • hij zit onder de modderthe show is over • het spektakel is afgelopenit's over and done (with) • het is uitshe thought it over • ze dacht er goed over naI've done it twice over already • ik heb het al twee keer opnieuw gedaanover again • opnieuwover and over again • telkens/altijd weerfive for John (as) over against seven for Pete • vijf voor John tegenover zeven voor Pete————————over3〈 voorzetsel〉6 betreffende ⇒ met betrekking tot, over, om♦voorbeelden:chat over a cup of tea • keuvelen bij een kopje theebuy nothing over fifty francs • koop niets boven de vijftig frankshe hit him over the head • ze sloeg hem op het hoofdthey lived over the post office • ze woonden boven het postkantoorhe has it over Sam • hij wint het van Samwe gained nothing over last year • we hebben geen vooruitgang geboekt ten opzichte van vorig jaarover and above these problems there are others • behalve/buiten/naast deze problemen zijn er nog anderespeak over the phone • door de telefoon sprekenover the past five weeks • gedurende de afgelopen vijf wekenall over England • in/over heel Engelandall this fuss over a trifle • zo'n drukte om een kleinigheid→ be over be over/ -
27 verhouding
♦voorbeelden:de verhouding tussen lonen en prijzen • le rapport entre les salaires et les prixin vriendschappelijke verhouding staan met • entretenir des relations amicales avecde verhouding tussen moeder en dochter • la relation mère-filledat is buiten alle verhouding • c'est hors de toute proportionin verhouding tot • en proportion dein de verhouding van drie staat tot één • dans le rapport de trois à unde winst wordt verdeeld naar verhouding van de inleggelden • le gain se répartit au prorata des misesnaar verhouding is dat duur • c'est relativement chernaar verhouding • proportionnellementfraai van verhoudingen • de proportions harmonieuses -
28 diensttijd
1 [werktijd] (period/length of) service, term of office 〈 met betrekking tot loopbaan〉; 〈 dienstjaren〉 seniority; 〈 tijdens dag〉 duty/office hours2 [arbeidsjaren nodig voor ambtelijk pensioen] pensionable service3 [militaire dienst] (time in/period of) military service♦voorbeelden:1 buiten/in diensttijd • when off/on duty -
29 model
model1〈het; ook in samenstellingen〉3 [iemand die poseert] model4 [nabootsing] model5 [schema] model7 [voor-/toonbeeld] model♦voorbeelden:schoenen van Italiaans model • Italian-style shoeseen klein/groot model tv • a small/large type of TVhet nieuwste model videorecorder • the latest model in video recordersnaar Engels model • on/after the English modelhuizen gebouwd naar één model • houses built to a uniform pattern3 model staan • sit, model foriemands haar in model knippen • style someone's hairgoed in model blijven • stay in shapeiets weer in (zijn) model brengen • reshape something7 model staan voor • serve as a model/pattern forals model nemen voor iets • model something/oneself on————————model21 [correct] correct♦voorbeelden:1 model gekleed/bepakt • dressed/packed in accordance with prescribed regulations
Страницы
- 1
- 2