Перевод: с французского на нидерландский

с нидерландского на французский

С нидерландского на:
Французский
С французского на:
Нидерландский

blokkeren

Толкование Перевод

1 bloquer

bloquer [blokkee]

I    〈 overgankelijk werkwoord〉

1 blokkeren ⇒ 〈 vesting〉 insluiten, vastzetten ⇒ 〈 bal〉 stoppen

2 afsluiten ⇒ versperren

3 groeperen ⇒ verenigen, samenvoegen

4 〈België; meestal absoluut gebruikt〉 blokken

♦voorbeelden:

1    bloqué par la glace • vastgevroren, ingevroren

bloquer les prix • een prijzenstop afkondigen

bloquer les salaires • de lonen bevriezen, een loonstop afkondigen

¶    〈 psychologie〉 être bloqué • geremd zijn

II se bloquer 〈 wederkerend werkwoord〉

1 geblokkeerd raken ⇒ blokkeren

1. v
1) blokkeren

2) vastzetten, vastleggen

3) stoppen [bal]

4) versperren, afsluiten

5) verenigen
2. se bloquer
v

geblokkeerd raken, vastlopen

Dictionnaire français-néerlandais > bloquer
2 gripper

gripper [griepee]

I 〈 onovergankelijk werkwoord〉

1 〈 techniek〉 vastlopen ⇒ blokkeren

2 haperen ⇒ slecht functioneren

3 rimpelen

II 〈 overgankelijk werkwoord〉〈 techniek〉

1 doen vastlopen ⇒ blokkeren

III se gripper 〈 wederkerend werkwoord〉〈 techniek〉

1 blokkeren ⇒ haperen

Dictionnaire français-néerlandais > gripper
3 enrayer

enrayer [ãrejjee]

I 〈 overgankelijk werkwoord〉

1 〈 mechanisme〉 blokkeren

2 〈 crisis, gevaarlijke ontwikkeling〉 tot staan brengen ⇒ stuiten, (af)remmen, een halt toeroepen aan

♦voorbeelden:

1 enrayer une arme à feu • een vuurwapen doen ketsen

II s'enrayer 〈 wederkerend werkwoord〉

1 blokkeren ⇒ vastlopen, ketsen 〈 van vuurwapen〉

Dictionnaire français-néerlandais > enrayer
4 coincer

coincer [kwẽsee]

I    〈 overgankelijk werkwoord〉

1 vastzetten ⇒ vastklemmen

2 〈informeel; iemand〉 vastpraten ⇒ klem zetten

3 〈 informeel〉 in z'n lurven grijpen ⇒ snappen, grijpen

♦voorbeelden:

1    être coincé • in de klem zitten, vastzitten

2    se faire coincer sur qc. • zich op iets laten pakken

¶    〈 vulgair〉 ça coince • het stinkt als de pest

  → bulle

II se coincer 〈 wederkerend werkwoord〉

1 vastlopen ⇒ blokkeren, vast komen te zitten

1. v
1) vastklemmen

2) vastpraten

3) snappen, grijpen
2. se coincer
v

vastlopen, vast komen te zitten

Dictionnaire français-néerlandais > coincer
5 opposition

opposition [oppooziesjõ]

〈v.〉

1 weerstand ⇒ tegenstand, verzet

2 tegenstelling ⇒ contrast, verschil, tegenspraak

3 〈 juridisch〉 ((het) aantekenen van) beroep

4 oppositie(partij)

♦voorbeelden:

1    opposition de deux adversaires • confrontatie van twee tegenstanders

opposition d'intérêts • belangenstrijd

rencontrer de l'opposition • op weerstand stuiten, tegenstand ondervinden

faire, mettre opposition à • bezwaar maken tegen, beroep aantekenen tegen

2    agir en opposition avec • in strijd handelen met

par opposition à • in tegenstelling met

4    faire de l'opposition • oppositie voeren

¶    faire opposition à un chèque perdu • een verloren cheque blokkeren

f

1) tegenstand, verzet

2) tegenstelling

3) (het aantekenen van) beroep

4) oppositie(partij)

Dictionnaire français-néerlandais > opposition
6 blocage

blocage [blokkaazĵ]

〈m.〉

1 (het) blokkeren ⇒ bevriezing 〈 van lonen, prijzen〉

2 〈 psychologie〉 geremdheid

3 〈 België〉 (het) blokken

♦voorbeelden:

1 blocage des prix • prijzenstop

Dictionnaire français-néerlandais > blocage
7 complexer

complexer [kõpleksee]

〈 werkwoord〉

1 geremd, verlegen maken ⇒ blokkeren

Dictionnaire français-néerlandais > complexer
8 faire opposition à un chèque perdu

faire opposition à un chèque perdu

een verloren cheque blokkeren

Dictionnaire français-néerlandais > faire opposition à un chèque perdu
9 geler

geler [zĵəlee]

I    〈 onovergankelijk werkwoord〉

1 〈 ook figuurlijk〉 bevriezen

♦voorbeelden:

1    on gèle ici • het is hier ijskoud

II 〈 overgankelijk werkwoord〉

1 (doen) bevriezen

2 afschrikken (door koele houding)

3 〈 figuurlijk〉 blokkeren ⇒ bevriezen

III se geler 〈 wederkerend werkwoord〉

1 bevriezen 〈 ook figuurlijk〉 ⇒ kou lijden

IV 〈 onpersoonlijk werkwoord〉

1 vriezen

♦voorbeelden:

1    geler à blanc • rijpen

  → pierre

Dictionnaire français-néerlandais > geler
10 immobilisation

immobilisation [iemobbieliezaasjõ]

〈v.〉

1 (het) blokkeren ⇒ stillegging, stopzetting

2 (het) stilliggen ⇒ (het) stilstaan, (het) vastliggen

3 vastzetting 〈 van kapitaal, geld〉 ⇒ bevriezing

4 〈 scheepvaart〉 oplegging

Dictionnaire français-néerlandais > immobilisation

См. также в других словарях:

MisterWiki/VF — Usuario:MisterWiki/VF Saltar a navegación, búsqueda Página principal de Vandal Fighter • Manual del usuario • Reportes de bugs • Solicitud de Requerimientos • Versiones anteriores de Vandal Fighter • Notas de desarrollo… … Wikipedia Español
blockieren — Vsw std. (17. Jh.) mit Adaptionssuffix. Entlehnt aus frz. bloquer (zunächst: mit einem Fort versehen ), einer Ableitung von frz. blocus Festungsfort , dieses aus mndl. bloc hūs Verteidigungsstellung aus Balken , unter Rückgriff auf frz. bloc… … Etymologisches Wörterbuch der deutschen sprache

Словари и энциклопедии на Академике

Перевод: с французского на нидерландский

blokkeren

См. также в других словарях:

Поделиться ссылкой на выделенное

Словари и энциклопедии на Академике

Перевод: с французского на нидерландский

blokkeren

См. также в других словарях:

Поделиться ссылкой на выделенное

Прямая ссылка: