-
1 bloquer
bloquer [blokkee]3 groeperen ⇒ verenigen, samenvoegen♦voorbeelden:1 bloqué par la glace • vastgevroren, ingevrorenbloquer les prix • een prijzenstop afkondigenbloquer les salaires • de lonen bevriezen, een loonstop afkondigen1. v1) blokkeren2) vastzetten, vastleggen3) stoppen [bal]4) versperren, afsluiten5) verenigen2. se bloquervgeblokkeerd raken, vastlopen -
2 blocage
blocage [blokkaazĵ]〈m.〉♦voorbeelden: -
3 blocage des prix
blocage des prix -
4 bloquer les prix
Перевод: с французского на нидерландский
с нидерландского на французский- С нидерландского на:
- Французский
- С французского на:
- Нидерландский