-
21 язвительность
ngener. bitterheid, bitsheid, onaangenaamheid -
22 acerbity
n. wrangheid, zuurheid -
23 acrimony
n. scherpte, scherpheid, bitsheid[ ækrimmənie] -
24 bad feeling
-
25 bad/ill feeling
bad/ill feelingbitterheid, wrok -
26 bad
adj. (Canadese en Amerikaanse Slang) goed, buitengewoon, groots, wonderbaarlijk--------adj. schadelijk; minderwaardig; ernstig, acuut; kwaadaardig (Bv.: Roken is schadelijk voor de gezondheid); gebrekkig, niet juist werkend; bedorven, verrot (zoals bedorven vlees)--------adv. slecht, naar; vals--------n. slecht, naar; valsbad1[ bæd] 〈 zelfstandig naamwoord〉2 pech♦voorbeelden:take the bad with the good • het goede met het kwade nemen————————bad21 slecht ⇒ minderwaardig, verkeerd2 kwaad ⇒ kwaadaardig, stout, ondeugend3 ziek ⇒ naar, pijnlijk4 erg ⇒ ernstig, lelijk6 vals♦voorbeelden:1 bad air/meat • bedorven lucht/vleesbad conscience • slecht gewetenin bad order • in slechte staat〈 spreekwoord〉 a bad workman always blames his tools • een kwaad werkman vindt nooit goed gereedschapgo bad • bedervenbad-mannered • ongemanierdnot half/so bad • niet zo gek/slechtI am bad at football • ik ben niet goed in voetballenbad boy • stoute jongenin bad faith • te kwader trouwbad feeling • bitterheidbad language • grove taalfrom bad to worse • van kwaad tot ergerfeel/be taken bad • zich ziek/beroerd voelenbad debt • oninbare schuld/vorderingcome to a bad end • slecht aflopenbe in a bad way • er slecht aan toe zijnmake the best of a bad bargain • er het beste van makenbe in someone's bad book(s) • bij iemand in een slecht blaadje staanmake someone appear in a bad light • iemand in een kwaad daglicht stellenbad luck • pechbe on bad terms with • een slechte verstandhouding hebben metthat looks bad • dat voorspelt niet veel goeds〈 informeel〉 (that's) too bad • (dat is) zonde/jammer(just) too bad (for you) • pech gehad, daar kan ik niets aan veranderenwith (a) bad grace • met tegenzinkeep bad hours • laat naar bed gaan————————bad3〈bijvoeglijk naamwoord; badder〉 〈voornamelijk Amerikaans-Engels; informeel〉1 fantastisch ⇒ geweldig, prima, fijn————————bad4〈 bijwoord〉→ badly badly/ -
27 bile
-
28 feeling
adj. gevoelig; vol gevoelens--------n. gevoel; medelijdenfeeling1[ fie:ling]3 idee ⇒ gevoel, indruk♦voorbeelden:a feeling of sorrow/security • een gevoel van droefheid/geborgenheid2 bad/ill feeling • bitterheid, wrokno hard feelings • even goede vriendenI have no strong feelings either way • het is mij om het evenhurt someone's feelings • iemand/iemands gevoelens kwetsenmixed feelings • gemengde gevoelens♦voorbeelden:2 gevoel3 begrip ⇒ feeling, gevoel♦voorbeelden:————————feeling2♦voorbeelden: -
29 wormwood
n. (bittere plant); bitterheidwormwood -
30 acridity
n. bijtend; bitterheid; scherpte -
31 acridly
adv. met scherpte; met bitterheid -
32 bitterness
n. bitterheid -
33 âcreté
-
34 acrimonie
-
35 fiel
-
36 горечь
ngener. bitterheid -
37 едкость
ngener. bitterheid -
38 жёлчность
-
39 колкость
n1) gener. onaangenaamheid, onbeleefdheid, pikanterie, bitsheid, bitterheid, speldeprik, veeg2) liter. scherpheid, scherpte -
40 язвительность
ngener. bitterheid, bitsheid, onaangenaamheid
См. также в других словарях:
Süsses — 1. Auch wenn man Süsses gefunden, muss man zu schlucken aufhören. 2. Das süss hat sawr zu lohn. – Lehmann, 73, 29. Lat.: Post sussum saurum, post vinum bibite laurum. (Lehmann, 73, 29; Grubb, 175.) 3. Das süss vberkompt keiner, er hab denn das… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon