-
1 inévitable
-
2 infailliblement
-
3 nécessaire
nécessaire [neesesser]〈bijvoeglijk naamwoord; ook m.〉1 noodzakelijk ⇒ nodig, vereist♦voorbeelden:manquer du nécessaire • gebrek lijdenle nécessaire • het nodige; de benodigdhedenun nécessaire de toilette • toilettasun nécessaire à ouvrage • naaidoos, -garnituuradj1) nodig, noodzakelijk3) onmisbaar -
4 obligatoire
obligatoire [obliegaatwaar]♦voorbeelden:instruction obligatoire • leerplichtc'était obligatoire! • dat kon niet uitblijven!adj1) verplicht -
5 éternel
-
6 imposer
imposer [ẽpoozee]♦voorbeelden:¶ en imposer à • imponeren, indruk maken opII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 belasting opleggen ⇒ belasting heffen van, belasten2 opleggen ⇒ opdringen, voorschrijven♦voorbeelden:imposer le respect • ontzag inboezemen2 onvermijdelijk, noodzakelijk zijn ⇒ geboden zijn♦voorbeelden:v1) belasting opleggen, belasten2) opleggen, opdringen -
7 inévitablement
-
8 mars
-
9 mathématiquement
adv -
10 nécessairement
nécessairement [neesessermã]〈 bijwoord〉1 onvermijdelijk ⇒ noodzakelijk(erwijs), zeker♦voorbeelden:1 Il refusera. Pas nécessairement • Hij zal weigeren. Dat is niet gezegdadv2) beslist -
11 obligatoirement
-
12 arriver comme mars en carême
Dictionnaire français-néerlandais > arriver comme mars en carême
-
13 falloir
falloir [faalwaar]1 schelen ⇒ ontbreken, missen♦voorbeelden:1 ce tonneau est plein, ou peu s'en faut • dit vat is vol, of zo goed alsil n'est pas encore guéri, tant s'en faut • hij is nog lang niet beteril s'en est fallu d' un cheveu • het heeft maar een haar gescheeldil s'en faut de 100 francs • er is nog 100 frank te kortje ne suis pas satisfait, il s'en faut de beaucoup • ik ben verre van tevredenil s'en faut! • het scheelt nogal wat!II 〈 onpersoonlijk werkwoord〉1 moeten ⇒ nodig zijn, betamen3 nodig hebben, zijn ⇒ behoeven, moeten♦voorbeelden:il fallait le dire! • dat had je moeten zeggen!c'est simple mais il fallait y penser • het is eenvoudig maar je moet er maar opkomenil fallait voir ça! • dat had je moeten zien!il faut voir • dat moeten we afwachten〈 informeel〉 faut voir! • dat moest je eens zien, tjonge jonge!(il) faut ce qu' il faut • wat moet, dat moet maarje ferai tout ce qu' il faudra • ik zal al het nodige doenc'est plus qu'il n'en faut • dat is meer dan genoegl'homme qu' il faut • de juiste mancomme il faut • zoals het hoort, netjes, betamelijkil faut beaucoup d'eau à cette plante • die plant heeft veel water nodig¶ ce qu'il faut entendre! • het zal je maar gezegd worden!faut-il être bête? • hoe kan ik (hij, zij enz.) nu zo dom zijn!c'est ce qu'il faudra voir • dat zullen we nog wel eens zien -
14 fatal
♦voorbeelden: -
15 immanquable
immanquable [ẽmãkaabl] -
16 inéluctable
inéluctable [ieneeluuktaabl] -
17 obligé
obligé [obliezĵee]1 noodzakelijk ⇒ verplicht, onvermijdelijk♦voorbeelden:2 je vous serais fort obligé de vouloir me recevoir • ik zou u zeer dankbaar zijn, als u me zou willen ontvangen
См. также в других словарях:
Johannes Hendrikus Becking — Dieser Artikel wurde auf den Seiten der Qualitätssicherung eingetragen. Bitte hilf mit, ihn zu verbessern, und beteilige dich bitte an der Diskussion! Folgendes muss noch verbessert werden: Wikifizieren und eventuell straffen Lutheraner… … Deutsch Wikipedia