-
1 safeguard
n. waarborg, bescherming--------v. beveiligen, beschermen, waarborgensafeguard1[ seefga:d] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 waarborg ⇒ bescherming, voorzorg(smaatregel)————————safeguard2〈 werkwoord〉1 beveiligen ⇒ beschermen, waarborgen -
2 batten down
-
3 boathouse
n. schuurtje over water gebouwd om boten te bedekken en te beveiligenboathouse -
4 buffer
n. scheiding; scheiden; (in computers) gegevensverzameling; buffer; tijdelijke geheugen opslagplaats; schokbreker--------v. bufferen, verminderen, opvangen, minder maken; beschermen, beveiligen; toevoegen van antacidum; behandelen met een buffer (Chemie)buffer1[ buffə] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 buffer ⇒ stootkussen/veer/plaat/b(l)ok5 poetsgereedschap ⇒ poetskussen, poetslap, polijstschijf————————buffer2〈 werkwoord〉1 als buffer optreden voor ⇒ beschermen, behoeden -
5 defend
v. verdedigen[ diffend]2 beschermen ⇒ beveiligen, behoeden♦voorbeelden:2 defend from • behoeden voor, beschermen tegen -
6 guard
n. wacht; bewaker; schildwacht; verdedigingsstelling; oplettendheid; voorzichtigheid; schild--------v. wakenguard1[ ga:d] 〈→ Sporttermen: American footballSporttermen: American football/〉4 beveiliging/bescherming(smiddel) ⇒ scherm, kap1 wacht ⇒ bewaking, waakzaamheid♦voorbeelden:1 be on/keep/stand guard • de wacht houden, op wacht staanchange/relieve guard • de wacht aflossenthe changing of the guard • het aflossen van de wachtoff (one's) guard • niet op zijn hoedecatch someone off (his) guard • iemand overrompelenbe on (one's) guard against • bedacht zijn op2 he kept his guard up • hij hield zijn dekking in stand/hoog; 〈 figuurlijk〉hij bleef op zijn hoede, hij beheerste zichIII 〈zelfstandig naamwoord; werkwoord enkelvoud of meervoud〉1 garde ⇒ (lijf)wacht, escorte2 erewacht♦voorbeelden:under armed guard • onder gewapende escorte/begeleiding————————guard2♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉 -
7 patrol car
-
8 protect
v. passen op; beschermen[ prətekt] -
9 secure
adj. zeker; veilig; sterk; gesloten--------v. verzekeren; bereiken; verwerven; beschermen; versterken; afsluiten; opsluitensecure1[ sikjoeə] 〈ook securer; secureness〉1 veilig ⇒ beschut, beveiligd2 veilig ⇒ stevig, zeker♦voorbeelden:secure against/from • veilig voorshe was secure of victory • de overwinning kon haar niet ontgaanII 〈 bijvoeglijk naamwoord, predicatief〉♦voorbeelden:————————secure2〈 werkwoord〉4 stevig vastmaken ⇒ vastleggen, afsluiten♦voorbeelden: -
10 sunblock
n. zonblok, zonnebrandmiddel met hoge beschermingsfactor, crème of lotion op huid gesmeerd om deze te beveiligen tegen schadelijke ultraviolette straling van de zonsunblock -
11 advances
n. vooruitbetaling, toenadering gemaakt om overeenkomst of kennismaking te beveiligen; toenadering -
12 cross piece
n. dwarsstuk dat over de windas van een schip loopt met pinnen vastgemaakt om de uitrusting te beveiligen als dat nodig is -
13 fire protection
brandbeveiliging, profylactische handeling tegen brand, handeling zich tegen vlammen te beveiligen; voorzorgsmaatregel tegen brand, beveiliging tegen brand -
14 hedge one's bets
zich beveiligen tegen verlies -
15 ifatc
internationaal genootschap van luchtverkeersleiders opgericht om de interesses van luchtvaartindustrie te beschermen en beveiligenifatc (International Federation of Air Traffic Controllers) -
16 resecure
v. opnieuw beveiligen, opnieuw in veiligheid brengen; opnieuw bemachtigen; opnieuw opsluiten; opnieuw vastmaken, afsluiten -
17 secure off territory
terrein beveiligen, het sluiten van terrein voor veiligheidsdoeleinden -
18 to protect
afschermenbeschermenbeveiligen
Перевод: с английского на нидерландский
с нидерландского на английский- С нидерландского на:
- Английский
- С английского на:
- Нидерландский