-
1 accaparer
accaparer [aakaapaaree]〈 werkwoord〉♦voorbeelden:accaparer qn. • beslag leggen op iemandv2) inpalmen3) beslag leggen (op), monopoliseren -
2 saisir
saisir [sezzier]2 aangrijpen ⇒ waarnemen, gebruik maken van3 opmerken ⇒ opvangen, waarnemen4 begrijpen ⇒ (be)vatten, doorhebben5 bevangen ⇒ aangrijpen, overvallen♦voorbeelden:saisir par le regard • overziensaisir par l'intuition • intuïtief begrijpen→ ballele Conseil municipal fut saisi de la question • de zaak werd voorgelegd aan de gemeenteraadsaisir un tribunal d'une affaire • een zaak bij een rechtbank aanhangig makenv2) aanhouden4) aangrijpen5) opmerken6) begrijpen, snappen7) begrijpen, bevatten8) invoeren [gegevens] -
3 saisie
noun fbeslaglaw beslagxxx fkonfiskationinddragelsebeslagudlægovertagelse -
4 absorbant
-
5 absorber
absorber [aapsorbee]1 opnemen ⇒ opslorpen, inzuigen2 tot zich nemen ⇒ achteroverslaan, eten, drinken1 opgaan (in) ⇒ verloren gaan (in), opgezogen worden1. v1) opnemen, opslorpen2) eten, drinken3) verslinden2. s'absorberv1) opgaan (in) -
6 annexer
-
7 capturer
-
8 confisquer
confisquer [kõfieskee]〈 werkwoord〉v2) (tijdelijk) afnemen [scholier, kind]3) zich meester maken (van) [ten voordele van zichzelf] -
9 crampon
crampon [krãpõ]〈m.; ook bijvoeglijk naamwoord〉1 kram3 ijzeren punt ⇒ ijsnagel, ijskrap, beslag♦voorbeelden:m1) kram, haak2) nop [schoen]3) ijsnagel, beslag4) klit, iemand die men niet kwijtraakt -
10 insaisissable
-
11 monopoliser
-
12 occuper
occuper [okkuupee]1 bezetten ⇒ bezet houden, innemen5 bewonen ⇒ betrekken, trekken in1 zich bezighouden (met) ⇒ iets te doen hebben (met), zich bekommeren (om)♦voorbeelden:on s'occupe de vous? • wordt u al geholpen?v1) bezetten2) bezighouden, in dienst hebben4) bekleden, vervullen5) bewonen -
13 préoccuper
-
14 confiscation
nounkonfiskationfin., bus., econ. konfiskationnoun fkonfiskationinkasseringfin., bus., econ. beslagxxx fbeslagkonfiskationinddragelse -
15 braquer
braquer [braakee]II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:3 être braqué contre qn. • een wrok tegen iemand koesteren, vooringenomen zijn tegen iemandêtre braqué contre qc. • vijandig tegenover iets staan1 zich verzetten ⇒ opstuiven, boos worden1. v1) richten (op)2) draaien, keren5) wendbaar zijn [auto]2. se braquer (contre)v -
16 capture
capture [kaaptuur]〈v.〉4 〈 leger〉 (het) buitmaken 〈 van schip〉 ⇒ (het) prijs maken, (het) in bezit nemen 〈 van vijandelijke goederen〉f2) vangst, buit3) beslaglegging [douane] -
17 embargo
-
18 main
main [mẽ]〈v.〉1 hand ⇒ handbreedte, voorhand3 haak ⇒ handvat, ring♦voorbeelden:1 la main sur la conscience • met de hand op het hart, eerlijkde main de maître • met meesterhandà main armée • gewapenderhandmettre la dernière main à qc. • de laatste hand aan iets leggen(à) main droite, gauche • (naar) rechts, linksavoir la main ferme • gezag hebbenavoir la haute main sur qc. • ergens de lakens uitdelenavoir la main heureuse • geluk hebbenil a la main leste • hij heeft zijn handen los zittendessin à main levée • tekening uit de losse handavoir les mains liées • met handen en voeten gebonden zijnde longue main • sedert lang, lang van tevorenun article préparé de longue main • een artikel waar lang aan gewerkt isne pas y aller de main morte • er flink op los slaan; overdrijvenà pleines mains • overvloedigavoir la main prompte • losse handen hebben, er gauw op los slaanpolitique de la main tendue • verzoeningspolitiekavoir les mains vides • met lege handen staanbattre des mains • klappen, applaudisserenchanger de main • van eigenaar verwisselendemander la main d'une jeune fille • de hand van een meisje vragendonner la main à qn. • iemand helpense faire la main • zich oefenenun tricot fait main • een handgebreid vestflanquer la main sur la figure à, de qn. • iemand een klap in zijn gezicht gevenforcer la main à qn. • iemand voor het blok zettenjoindre les mains • de handen vouwenlever, porter la main sur qn. • iemand (gaan) slaanmettre, prêter la main à qc. • iets ondernemen, aan iets werkenmettre la main dessus • in beslag nemen, aanhoudenmettre la main sur qc. • de hand op iets leggen, iets terugvindenmettre la main sur qn. • iemand arresteren; iemand terugvindenen mettre sa main au feu • zijn hand ervoor in het vuur stekenpasser la main dans le dos de qn. • voor iemand kruipenperdre la main • z'n vaardigheid kwijtrakenl'affaire va vous péter dans la main • de zaak zal als een zeepbel uit elkaar spatten, zal volledig de mist in gaanporter la main sur qn. • iemand een klap gevenprendre qn. la main dans le sac • iemand op heterdaad betrappenserrer la main à qn. • iemand de hand drukkentendre la main • bedelenen venir aux mains • handgemeen worden〈 sport en spel〉 il y a main! • hands!haut les mains! • handen omhoog!〈 figuurlijk〉 haut la main • zonder enige moeite, met glansfrein à main • handremtomber aux, entre, dans les mains de qn. • in iemands handen vallend' une main • met één handmanger dans la main de qn. • uit iemands hand eten, tam zijnmarcher la main dans la main • hand in hand lopen; 〈 figuurlijk〉 in volledige overeenstemming handelende la main à la main • onderhands, ‘in 't handje’de première main • uit de eerste handtravailler de ses mains • met zijn handen werkenêtre en bonnes mains • in goede handen zijnmener un cheval en main • een paard bij de toom leidence livre est en main • dit boek is uitgeleend, in gebruikprendre en main qc. • iets ter hand nementenir en main la situation • de toestand in de hand hebbenentre les mains de qn. • in iemands handen, onder iemands hoedemener par la main • met de hand leidense prendre par la main • zich vermannensous main • onder(s)hands, heimelijkje n'ai pas mon dictionnaire sous la main • ik heb mijn woordenboek niet bij de handmain courante • trapleuning, zeerelingmain de toilette • washandjefaire main basse sur qc. • iets achteroverdrukkenjouer à (la) main chaude • blindemannetje spelen〈 informeel〉 c'est du cousu main • dat is te gek, dat is puik, áfpremière main • eerste naaisterf1) hand2) handbreedte3) poot, klauw4) handvat5) boek papier [25 vel]6) handschrift -
19 pâte
pâte [paat]〈v.〉3 pasta♦voorbeelden:pâte brisée • kruimeldeegpâte feuilletée • bladerdeegpâte à frire • beignetbeslagpâtes de fruits • vruchtenkoekjespâte à papier • papierpappâte à modeler • boetseerklei, plasticine1. f1) deeg2) pasta3) brij4) slag, soort2. pâtesf pl -
20 pâté
pâte [paat]〈v.〉3 pasta♦voorbeelden:pâte brisée • kruimeldeegpâte feuilletée • bladerdeegpâte à frire • beignetbeslagpâtes de fruits • vruchtenkoekjespâte à papier • papierpappâte à modeler • boetseerklei, plasticinem1) paté2) inktvlek3) zandtaartje
См. также в других словарях:
beslag — be|slag sb., et, beslag, ene, i sms. beslag , fx beslagskrue, beslagsmed; lægge beslag på … Dansk ordbog
Klys — Beslag af form som en kæbe med 2 flanger, hvori fortøjningen lægges, når lønningen/ skandæklisten er højere end kajen eller det sted, hvortil fortøjningen er fastgjort … Danske encyklopædi
Walter van den Broeck — Walter Stefaan Karel van den Broeck (b. 28 March 1941 in Olen) is a Belgian writer and playwright. He graduated as a teacher in Dutch and History (Lier), and he started his career as a teacher.In 1965, he founded the magazine Heibel together with … Wikipedia
New Xade — Location of New Xade New Xade is a village located in t … Wikipedia
Klepsydra — (græsk), et vandur, hvorved tiden måles ved, at man lader noget vand løbe ud af en beholder med hul i bunden. I det gamle Grækenland (såvel som senere) brugtes sådanne meget, for eksempel ved retsforhandlingerne, hvor man v ed hjælp af en… … Danske encyklopædi
Niels — Niels, konge af Danmark fra 1104 1134 efter sin broder Erik 1. Ejegod, der dør på Cypern under en pilgrimsrejse. I sit fravær har Erik udnævnt Harald Kesja som sin stedfortræder, men da stormændene træder sammen, vælger de i stedet den femte af… … Danske encyklopædi
attachment — saisie arrêt (франц.) = Arrest (нем.) = beslag (гол.) арест имущества, обеспечительная мера. Обычно арбитражи воздерживаются от применения такой меры, предлагая сторонам обращаться с такой целью в государственные суды, причем такое обращение не… … Glossary of international commercial arbitration
dupsko — dup|sko sb., en, dupsko, ene (et beslag) … Dansk ordbog
fastholder — fast|hol|der sb., en, e, ne (systembevarer; et beslag) … Dansk ordbog
flange — flan|ge sb., n, r, rne (metalkrave el. beslag til samling af genstande), i sms. flange , fx flangekobling … Dansk ordbog
klampe — I klam|pe 1. klam|pe sb., n, r, rne (klods el. beslag til fodtøj; genstand som en line kan fastgøres til) II klam|pe 2. klam|pe vb., r, de, t (sætte sig fast i klumper under fodtøjet); sneen klampede under skoene … Dansk ordbog