-
41 roll
n. rol; broodje; lijst; roffel; slingeren; donderslag--------v. slingeren; donderenroll1[ rool]4 broodje♦voorbeelden:call the roll • appel houden, de namen afroepen→ Swiss Swiss/1 rollende beweging ⇒ geslinger 〈 van schip〉; deining 〈 van water〉; 〈 figuurlijk〉 golving 〈 van landschap〉♦voorbeelden:————————roll22 zich rollend/schommelend bewegen ⇒ buitelen; slingeren 〈 van schip〉; 〈 figuurlijk〉 rondtrekken, zwerven♦voorbeelden:〈 figuurlijk〉 the years rolled by • de jaren gingen/gleden voorbijthe waves rolled in to the beach • de golven rolden op het strand aan〈informeel; figuurlijk〉 roll on the day this work is finished! • leve de dag waarop dit werk af is!tears were rolling down her face • tranen rolden/liepen over haar wangenthose tights roll on easily • die panty is gemakkelijk aan te trekken5 let's roll! • aan de slag!II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 rollen ⇒ laten/doen rollen2 een rollende/schommelende beweging doen maken ⇒ rollen 〈 met ogen〉; doen slingeren 〈 schip〉; gooien 〈 dobbelstenen〉; laten lopen 〈 camera〉5 rollen ⇒ walsen, pletten♦voorbeelden:2 roll the camera! • laat de camera lopen!roll a baby in a blanket • een baby in een deken wikkelen¶ roll off some extra copies • een paar extra kopieën afdrukken/maken -
42 shear
v. scheren (dieren, laken); knippen; beroven vanII 〈 overgankelijk werkwoord〉2 ontdoen ⇒ plukken, villen♦voorbeelden:shearing sheep • schapen scheren -
43 shine
n. schijnsel; glans, schittering; poetsbeurt (schoenen); mooi weer--------v. schijnen; laten schijnen; glimmen; uitben; glanzen; benshine1[ sjajn] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 schijn(sel) ⇒ licht, uitstraling♦voorbeelden:¶ 〈Amerikaans-Engels; informeel〉 take a shine to someone • iemand zomaar/direct aardig vinden————————shine2————————shine31 glanzen ⇒ glimmen, ben♦voorbeelden:1 schijnen ⇒ lichten, gloeien♦voorbeelden: -
44 stick up
stick up♦voorbeelden:stick up for yourself • kom voor jezelf opII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden: -
45 strip of
strip of -
46 strip
n. strook, reep; striptease(nummer)--------v. zich uitkleden; een striptease opvoeren; verwijderen, aftrekken, afscheurenstrip1[ strip] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 strook ⇒ strip, reep♦voorbeelden:————————strip2〈 stripped〉♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉2 〈ook +off〉 van iets ontdoen ⇒ pellen, (af)schillen; ontbloten; verwijderen; aftrekken, afscheuren; aftuigen 〈 scheepvaart〉; afhalen 〈 bed〉; afkrabben 〈 verf〉♦voorbeelden: -
47 take the shine out of
-
48 unseat
v. uit het zadel werpen; van zijn zetel beroven; lidmaatschap opzeggen[ unsie:t] -
49 usurp
-
50 widow
n. weduwe--------v. tot weduwe maken; berovenwidow1[ widdoo] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 weduwe————————widow2〈 werkwoord〉1 tot weduwe/weduwnaar maken♦voorbeelden:1 her widowed father • haar vader, die weduwnaar is -
51 cut off with a shilling
Een klein kapitaal nalaten (erfenis), beroven -
52 cut someone out without a dime
Iemand van een erfenis beroven -
53 deforce
v. iemand onrechtelijk van zijn bezit beroven -
54 depriving
adj. beroven, misdeeld -
55 divest
v. ontkleden, ontdoen, ontbloten; beroven van -
56 reave
v. plunderen, iets wegpikken van iemand, beroven -
57 amputer
-
58 flétrir
flétrir [fleetrier]1 doen verwelken ⇒ doen verleppen, doen verdorren3 onteren ⇒ schandvlekken, brandmerken♦voorbeelden:1 verwelken ⇒ verleppen, verdorren1. v2) ontluisteren3) onteren4) brandmerken2. se flétrirvverwelken, verleppen -
59 mort
〈m., v.〉♦voorbeelden:————————mort2 [mor, mort]〈v.〉1 dood ⇒ (het) overlijden, (het) sterven♦voorbeelden:mort aux rats • rattengifmort absolue, définitive • hersendoodmort accidentelle • dood door ongevalmort apparente • schijndoodmourir de sa belle mort • een natuurlijke dood stervenpâle comme la mort • lijkbleekmort volontaire • zelfmoordarracher qn. à la mort • iemand van de dood reddencondamner à mort • ter dood veroordelencourir à la mort • zijn dood tegemoet gaandonner la mort • dodense donner la mort • zich van het leven berovenêtre à la mort • op sterven liggenmettre à mort • ter dood brengenvoir la mort de près • oog in oog met de dood staanfrappé à mort • dodelijk getroffenêtre brouillés à mort • elkaar een dodelijke haat toedragenen vouloir à mort à qn. • iemand iets ontzettend kwalijk nementravailler à mort • zich doodwerkenà mort! • weg met hem!combat à mort • strijd op leven en dood〈 spreekwoord〉 après la mort, le médecin • als het kalf verdronken is, dempt men de put, dat is mosterd na de maaltijdsouffrir mille morts • duizend doden sterven→ vie————————mort3 [mor]1 dood ⇒ gestorven, overleden2 zonder leven ⇒ dor, uitgestorven♦voorbeelden:c'est un homme mort • hij is ten dode opgeschrevenle passé est mort pour moi • het verleden bestaat niet meer voor mijmort et bien mort • zo dood als een piermort en apparence • schijndoodyeux morts • uitgebluste ogenêtre comme mort, à moitié mort • meer dood dan levend zijntomber raide mort • morsdood neervallenplus mort que vif • meer dood dan levend1. m/f1) dode, overledene2) blinde [kaarten]2. f1) dood, (het) overlijden2) ondergang, einde3. adj1) dood2) uitgestorven, dor3) naar de maan -
60 ôter
ôter [ootee]2 uittrekken ⇒ uitdoen, afdoen♦voorbeelden:ôter qc. à qn. • iets van iemand afpakkencette affaire n'ôte rien à son mérite • deze zaak doet volstrekt geen afbreuk aan zijn verdiensteje ne peux m'ôter de l'idée que • ik kan me maar niet uit het hoofd zetten dat♦voorbeelden:¶ ôte-toi de là, de devant moi! • scheer je weg!v1) wegnemen2) uittrekken3) verwijderen
См. также в других словарях:
Nackter — 1. Bekümmere dich um keinen Nackten, er bekommt schon Federn. (Oberpfalz.) 2. Der Nackte ist übel zu berauben. – Simrock, 7287; Schottel, 1131b. Bei Tunnicius (119): De nakede is quât to beroven. (Vestimenta potest a nudo tollere nemo.) 3. Ein… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon