-
1 ciseau
ciseau [siezoo]〈m.〉2 beitel♦voorbeelden:une paire de ciseaux • een schaarciseau de menuisier • houtbeitel1. m 2. ciseauxm pl1) schaar2) schaarbeweging [gymnastiek] -
2 ciseau
sizom1) Meißel m2)ciseaux — pl Schere f
ciseaux à ongles — pl Nagelschere f
3)sauter en ciseaux — SPORT einen Scherensprung machen
ciseauciseau [sizo] <x> -
3 ciseler
-
4 mal
mal1 [maal],maux [moo]〈m.〉1 (het) kwade ⇒ schade, zonde2 pijn4 moeite♦voorbeelden:1 〈 spreekwoord〉 de deux maux, il faut choisir le moindre • men moet van twee kwaden het minste kiezendire du mal des autres • kwaadsprekenle mal est fait • het kwaad is geschiedfaire du mal à qn. • iemand kwaad doenrendre le mal pour le mal • kwaad met kwaad vergeldenje n'y vois aucun mal • ik zie daar niets slechts inne vouloir de mal à personne • niemand een kwaad hart toedragenmettre à mal • aftuigen, mishandelen 〈 ook figuurlijk〉le mal est que • het ongeluk, vervelende is dat→ oeilavoir mal au coeur • misselijk zijnmal de coeur • misselijkheidça me fait mal au coeur de les entendre • ik vind het sneu als ik ze zo hooravoir mal aux dents • kiespijn hebbenun mal de gorge • keelpijnmaux de reins • rugpijnmal blanc • fijtêtre dur au mal • tegen pijn, een stootje kunnenil n'y a pas de mal • het hindert nietil a eu plus de peur que de mal • hij is met de schrik vrijgekomenmal de mer • zeeziekte〈 spreekwoord〉 aux grands maux les grands remèdes • voor een harde knoest moet een harde beitel zijnprendre mal • ziek worden¶ être en mal de qc. • grote behoefte hebben aan iets, gebrek hebben aan iets————————mal2 [maal]1 slecht ⇒ kwaad, kwaad-♦voorbeelden:c'est pas mal! • dat is niet gek!il, elle n'est pas mal • hij, zij ziet er niet onaardig uitfaire qc. de mal • iets slechts doen→ an————————mal3 [maal]〈 bijwoord〉1 slecht ⇒ verkeerd, niet goed♦voorbeelden:mal à propos • te onpasenfant mal élevé • ongemanierd kindon est mal dans cette voiture • deze wagen zit ongemakkelijkêtre mal vu de qn. • slecht aangeschreven staan bij iemandle prendre (en) bien, mal • het goed, verkeerd opnemens'y prendre mal • 't onhandig, slecht aanpakkença tombe mal • het komt niet goed uittu tombes mal • je treft het slechttourner mal • 't verkeerde pad opgaan; slecht aflopense trouver, se sentir mal • onwel worden, een flauwte krijgenil va très mal • 't gaat hem erg slechtce tableau ferait pas mal sur le mur • dit schilderij zou het goed doen op de muurelle ne s'en est pas mal tirée • ze heeft er zich aardig uit geredil y a pas mal de monde • er zijn heel wat mensença va? pas trop mal! • gaat het? best!être au plus mal • heel erg ziek zijnêtre au plus mal avec qn. • op slechte voet staan met iemandde mal en pis • van kwaad tot erger1. m1) (het) kwade, schade2) pijn3) ziekte4) moeite2. adjslecht, kwaad3. advslecht, verkeerd -
5 aux grands maux les grands remèdes
aux grands maux les grands remèdesDictionnaire français-néerlandais > aux grands maux les grands remèdes
-
6 burin
-
7 trépan
См. также в других словарях:
Beitel — Beitel, Eisen, Stemm und Stechzeug, Holzmeißel, dienen in der Holzbearbeitung zur Herstellung von Einschnitten, Vertiefungen, Löchern. Sie bestehen aus Klinge mit Schneide, Angel und Heft und werden durch Handdruck (Stechen) oder Schlag mit einem … Lexikon der gesamten Technik
Beitel — (meist Stechbeitel, auch beutel) Sm Holzmeißel, Stemmeisen per. Wortschatz fach. (18. Jh.) Stammwort. Das Wort geht mit einiger Sicherheit auf die Wurzel * bheiə schlagen, spalten, schneiden (Beil) zurück und könnte zu dieser eine instrumentale… … Etymologisches Wörterbuch der deutschen sprache
Beitel — Beitel, so v.w. Beutel 3) … Pierer's Universal-Lexikon
Beitel — Beitel, dem Stemmeisen ähnliche, einseitig zugeschliffene Meißel zur Bearbeitung des Holzes (Stech , Loch , Kantbeitel), zum Kalfatern der Schiffe … Meyers Großes Konversations-Lexikon
Beitel — Klopfholz und Stemmeisen Beitel sind Werkzeuge zur spanenden Holzbearbeitung. Allgemein unterscheidet man im Handwerk gröbere Stemmeisen und feinere Stecheisen, wenn auch die Formen sich ähneln und die Normen anders definieren. Inhaltsverzeichnis … Deutsch Wikipedia
Beitel — Bei|tel 〈m. 5〉 Stechwerkzeug für Holzbearbeitung [→ Beutel2] * * * Bei|tel, der; s, [aus dem Niederd. < (m)niederd. bötel, verw. mit mhd. bōʒen, ahd. bōʒan = schlagen ↑ (Amboss); lautlich beeinflusst von ↑ Meißel]: meißelartiges Werkzeug zur… … Universal-Lexikon
Beitel, der — Der Beitel, S. 4 Beutel … Grammatisch-kritisches Wörterbuch der Hochdeutschen Mundart
Beitel — durch Entrundung entstandene Form von Beutel … Wörterbuch der deutschen familiennamen
Beitel — Beißel (der) … Kölsch Dialekt Lexikon
Beitel — Bei|tel, der; s, (meißelartiges Werkzeug) … Die deutsche Rechtschreibung
Huperzia ×carlquistii Beitel & W.H. Wagner [somae × subintegra] — Symbol HUCA6 Botanical Family Lycopodiaceae … Scientific plant list
