-
1 ciseler
-
2 graver
graver [graavee]1 graveren ⇒ griffen, snijden, beitelen♦voorbeelden:graver un disque • een plaatopname makengraver un nom sur un arbre • een naam in een boom krassengraver à l'eau-forte • etsenv1) graveren, beitelen2) griffen, prenten -
3 inscrire
inscrire [ẽskrier]1 inschrijven ⇒ opschrijven, noteren, op een lijst zetten♦voorbeelden:faire inscrire qn. • iemand opgeven (voor)les matières inscrites au programme • de vakken die op het programma staaninscrire ses dépenses au budget • z'n uitgaven boeken, in een kasboek opschrijven♦voorbeelden:1. v1) inschrijven2) graveren, beitelen [opschrift]3) griffen2. s'inscrirev -
4 cisellement
-
5 ciselure
Перевод: с французского на все языки
со всех языков на французский- Со всех языков на:
- Французский
- С французского на:
- Нидерландский