-
1 behave
v. zich gedragen[ bihheev] 〈onovergankelijk werkwoord; ook wederkerend werkwoord〉1 zich gedragen ⇒ zich goed/fatsoenlijk gedragen2 zich gedragen ⇒ functioneren, werken♦voorbeelden: -
2 behave loftily to someone
-
3 behave maturely
-
4 behave with propriety
-
5 behave well
-
6 behave correctly
correct gedrag,beleefd gedrag -
7 behave like a madman
zich als een gek gedragen -
8 behave oneself
zich behoorlijk gedragen -
9 behave regularly
normaal gedrag,gewoon gedrag -
10 behave with deference
zich met eerbied gedragen -
11 behave yourself
gedraag je zoals het behoort, gedraag je goed -
12 he didn't behave in a kingly fashion
English-Dutch dictionary > he didn't behave in a kingly fashion
-
13 he literally does not know how to behave
English-Dutch dictionary > he literally does not know how to behave
-
14 eaon
behave als het anders genoteerd iseaon (Except As Otherwise Noted) -
15 do
n. feest; doen (grammatika, gebiedende wijs), bedrog--------v. doen; voldoende zijn; klaarkomen; spelen; voor de gek houdendo1[ doe:] 〈zelfstandig naamwoord; meervoud: ook do's〉♦voorbeelden:→ fair fair/————————do21 doen ⇒ handelen, zich gedragen4 klaar zijn ⇒ opgehouden zijn/hebben5 geschikt/bruikbaar zijn ⇒ voldoen, volstaan♦voorbeelden:1 don't! • niet doen!, schei uit!he did well to refuse that offer • hij deed er goed aan dat aanbod te weigerenshe was hard done by • zij was oneerlijk behandelddo well/badly by someone • iemand goed/slecht behandelendo as you would be done by • wat u niet wilt dat u geschiedt, doe dat ook een ander niet〈 spreekwoord〉 do as you would be done by • wat u niet wilt dat u geschiedt, doe dat ook een ander nietdo as you please • doe wat je wilt2 how do you do • aangenaam, hoe maakt u hetbusiness is doing well • de zaken gaan goedhe is doing well • het gaat goed met hemdo well out of selling souvenirs • aardig profiteren van het verkopen van souvenirs〈 informeel〉 he made a pass at her, but nothing doing • hij probeerde haar te versieren, maar geen kanswhat's doing in London? • wat is er in Londen te doen?4 have done! • schei uit!Jack had done with eating • Jack was klaar met etenhave done with it • er de brui aan gegeven hebbenthe dress must be made to do for a while yet • deze jurk moet nog een poosje meegaanit doesn't do to worry like that • het haalt niets uit je zo'n zorgen te makenit doesn't do to say such things • zoiets hoor je niet te zeggennothing doing • het haalt niets uitthat will do! • en nou is 't uit!it will do tomorrow, tomorrow will do • morgen kan ook nog/is het ook goedJoan will do as my helper • Joan kan ik als mijn helper gebruikenthat coat will do as/for a blanket • die jas kan (wel) als deken dienenthat will do for me • dat is wel genoeg voor mijdo well/badly for something • goed/slecht voorzien zijn van ietshe can (make) do with very little food • hij heeft maar weinig eten nodigthey'll have to do with what they've got • ze zullen het moeten doen met wat ze hebbenI can't do without music • ik kan niet zonder muziek〈 informeel〉 do away with • wegdoen/gooien, een eind maken aan; afschaffen 〈 doodstraf, instituut e.d.〉〈 informeel〉 do away with someone • iemand uit de weg ruimen, iemand afmakenhow does this jacket do up? • hoe gaat dit jasje dicht?〈Brits-Engels; informeel〉 do for someone • het huishouden doen voor iemand, werkster zijn bij iemand〈 informeel〉 I'm done for • ik ben er geweest, het is met mij gedaan〈 informeel〉 what will we do for water? • hoe komen we aan water?I could do with a few quid • ik zou best een paar pond kunnen gebruikenit's got nothing to do with you • jij staat erbuitenII 〈 overgankelijk werkwoord〉2 bezig zijn met 〈iets concreets/bestaands〉 ⇒ doen; opknappen, in orde brengen, herstellen; oplossen 〈puzzels e.d.〉; studeren 〈enz.〉3 maken ⇒ doen ontstaan/worden4 (aan)doen ⇒ geven, veroorzaken11 handelen in ⇒ verkopen, hebben♦voorbeelden:do one's best • zijn best doendo business with • zaken doen metdo a concert • een concert gevendo a dance • een dans uitvoerendo exams • examens afleggen/doendo hard work • hard werkendo some skiing • een beetje skiënhe did all the talking at the meeting • hij voerde steeds het woord op de vergaderingif you want to go, do it now • als je wilt gaan, doe het dan nuit isn't done • zoiets doet men nietit does something for/to me • het doet me wat, het geeft me een kickthat embroidered M does something for/to your dress • die geborduurde M geeft je jurk net dat beetje extrawhat can I do for you? • wat kan ik voor je doen?; 〈 in winkel〉wat mag het zijn?well done! • goed zo!, knap gedaan!2 I still have to do the bedroom/dishes • ik moet de slaapkamer/vaat nog doendo a degree • studeren voor een (universitaire) graaddo one's duty • zijn plicht doendo one's face • zijn gezicht/zich opmakendo psychology • psychologie studerenthey did the dining room in blue and white • zij hebben de eetkamer in blauw en wit ingerichtdo his service • in dienst zijnhave one's teeth done • zijn tanden laten nakijken/behandelendo the windows • de ramen lappendo out • grondig onder handen nemen/schoonmaken/opruimendo a room over • de kamer weer eens opknappendo up the kitchen • de keuken opknappendo up (in) a parcel • een pakje maken (van)do a house up • een huis renoveren/restaurerenshe did her hair up • ze stak haar haar opdo oneself up • zich opmaken, zich opdoffendo an omelette • een omelet bakkendo a story • een verhaal schrijvendo a translation • een vertaling makendo wonders • wonderen verrichtendo someone a favour • iemand een dienst bewijzenit does me good • het doet me goed〈 ironisch〉 much good may it do you! • veel geluk ermee!it does one no harm • het kan geen kwaadthe girls were really done • de meisjes waren bekafdone in • bekaf, afgepeigerdget done with something • iets afmakenthe potatoes aren't done yet • de aardappelen zijn nog niet gaarhow do you want your steak done? • hoe wil jij je biefstuk?he did the villain • hij speelde de schurkenrol8 do 50 mph. • 80 km/uur rijden9 do Europe in five days • Europa bezoeken/doen in vijf dagendo someone for \\td100 • iemand voor honderd dollar afzettendo a child out of its prize • een kind zijn prijs afhandig makenwe do only B\\teB • we hebben enkel kamer met ontbijtdo a place over • een woning plunderen¶ that's done it! • gelukt!; nou is 't uit/naar de knoppenthat does it! • dat doet de deur dicht!I've done it again • ik heb het weer verknoeid/verknaldthat does me • daar kan ik (met m'n pet) niet bija boiled egg will do me • ik heb genoeg aan een gekookt eiwhat are you doing with yourself? • wat voer je tegenwoordig uit?they did not know what to do with themselves • ze verveelden zichif you don't stop now, I'll do you! • als je nu niet ophoudt, doe ik je wat!/dan zal ik je!do someone/something down • iemand/iets kleinerendo someone down • iemand beduvelen/belazerenover and done with • voltooid verleden tijddo up a zip/a coat • een rits/jas dichtdoenwould you do me up please • wil jij mijn rits even voor me dicht doenIII 〈 hulpwerkwoord〉1 〈om inversie en ontkenning mogelijk te maken; onvertaald〉3 〈om nadruk mogelijk te maken; voornamelijk te vertalen door een bijwoord〉♦voorbeelden:1 do you know him? • ken je hem?I don't know him • ik ken hem niet2 he laughed and so did she • hij lachte, en zij (lachte/deed dat) ookI treat my friends as he does his enemies: badly • ik behandel mijn vrienden zoals hij zijn vijanden: slechthe worked harder than he'd ever done before • hij werkte harder dan (hij vroeger) ooit (gedaan had)‘I take it it's true’ ‘So do I/But I don't’ • ‘Ik neem aan dat het waar is’ ‘Ik ook/Ik niet’he writes well, doesn't he? • hij schrijft goed, niet (waar)?/vind je niet?‘Did you see it?’ ‘I did/I didn't’ • ‘Heb jij het gezien?’ ‘Ja/Neen’‘He sold his car’ ‘Did he?’ • ‘Hij heeft zijn auto verkocht’ ‘Echt (waar)?’〈 informeel〉 they behave strangely, do women • ze doen rare dingen, de vrouwenI do love you • ik hou echt van jedo come in! • kom toch binnen! -
16 kingly
adj. koninklijk--------adv. koninklijk, vorstelijk[ kinglie]♦voorbeelden: -
17 literally
adv. in de eigenlijke zin van het woord; verbaal; woord voor woord; letterlijk[ litrəlie]♦voorbeelden:take something literally • iets letterlijk opvatten -
18 lofty
-
19 mature
adj. rijp; volwassen; ontwikkeld; afgewogen, overwogen--------v. rijpen, tot rijpheid komen; volgroeien; volwassen worden; vervallen (v. wissel)mature1[ mətsjoeə] 〈 bijvoeglijk naamwoord〉♦voorbeelden:————————mature2♦voorbeelden:matured gin • oude jeneverII 〈 overgankelijk werkwoord〉 -
20 propriety
n. overeenkomst[ prəprajjətie] 〈meervoud: proprieties〉2 correctheid ⇒ fatsoen, gepastheid♦voorbeelden:II 〈 meervoud〉
- 1
- 2
См. также в других словарях:
behave — 1 Behave, conduct, comport, demean, deport, acquit, quit are comparable when they mean to act or to cause or allow (oneself) to act in a specified way or in a way that evokes comment. Behave denotes the performing of various actions or the saying … New Dictionary of Synonyms
Behave — Be*have , v. t. [imp. & p. p. {Behaved}; p. pr. & vb. n. {Behaving}.] [AS. behabban to surround, restrain, detain (akin to G. gehaben (obs.) to have, sich gehaben to behave or carry one s self); pref. be + habban to have. See {Have}, v. t. ] 1.… … The Collaborative International Dictionary of English
Behave — Be*have , v. i. To act; to conduct; to bear or carry one s self; as, to behave well or ill. [1913 Webster] Note: This verb is often used colloquially without an adverb of manner; as, if he does not behave, he will be punished. It is also often… … The Collaborative International Dictionary of English
behave — be‧have [bɪˈheɪv] verb [intransitive] to act or to do something in a particular way: • Both gold and oil prices behaved exactly as analysts and investors had been predicting. * * * behave UK US /bɪˈheɪv/ verb [I] ► to do something or happen in a… … Financial and business terms
behave — [bē hāv′, bihāv′] vt., vi. behaved, behaving [see BE & HAVE] 1. to conduct (oneself or itself) in a specified way; act or react 2. to conduct (oneself) in a correct or proper way SYN. BEHAVE, used reflexively (as also the other words in this… … English World dictionary
behave — (v.) early 15c., from BE (Cf. be ) intensive prefix + HAVE (Cf. have) in sense of to have or bear (oneself) in a particular way, comport (Cf. Ger. sich behaben, Fr. se porter). Cognate O.E. compound behabban meant to contain, and alternatively… … Etymology dictionary
behave — [v1] function act, operate, perform, react, run, take, work; concepts 1,4 behave [v2] act reasonably, properly act correctly, act one’s age, act with decorum, be civil, be good, be nice, be on best behavior*, be orderly, comport oneself, conduct… … New thesaurus
behave — ► VERB 1) act in a specified way. 2) (also behave oneself) act in a polite or proper way. ORIGIN from BE (Cf. ↑be ) + HAVE(Cf. ↑have) in the sense «bear (oneself) in a particular way» … English terms dictionary
behave — index demean (deport oneself), deport (conduct oneself), obey Burton s Legal Thesaurus. William C. Burton. 2006 … Law dictionary
behave */*/ — UK [bɪˈheɪv] / US verb Word forms behave : present tense I/you/we/they behave he/she/it behaves present participle behaving past tense behaved past participle behaved 1) [intransitive] to do things in a particular way The children behaved very… … English dictionary
behave — be|have [ bı heıv ] verb ** 1. ) intransitive to do things in a particular way: The children behaved very badly. behave like: You behaved like a complete idiot! behave toward: This is not how you behave toward a child. behave as if/though: He… … Usage of the words and phrases in modern English