-
1 amuse
v. amuseren, vermaken; aan het lachen maken[ əmjoe:z]1 amuseren ⇒ vermaken, bezig houden♦voorbeelden:that amuses me • dat vind ik leukbe amused at/by/with something • iets amusant vinden -
2 entertain
v. vermaken; gastheer (gastvrouw) zijn; overblijven[ entəteen]1 een feestje/etentje geven ⇒ gasten hebbenII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden: -
3 tickle
n. kietelen, jeuken--------v. kietelentickle1[ tikl] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 gekietel————————tickle2II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden: -
4 ball
n. bal; bal (dansfeest)--------v. tot bal vormen; tot een bal maken; klonteren; deelnemen aan geslachtsgemeenschapball1[ bo:l]2 bol ⇒ bolvormig voorwerp, bal3 prop ⇒ kluwen, bol5 kogel♦voorbeelden:set/start the ball rolling • de zaak aan het rollen brengenballs! • gelul!¶ on the ball • wakker, op zijn hoedebe (right) on the ball • op de hoogte/ad rem zijn♦voorbeelden:————————ball2〈 werkwoord〉♦voorbeelden:→ balls up balls up/ -
5 be tickled to death
-
6 divert
v. vermaken; omleiden, afslaan; verwijzen[ dajvə:t]1 een andere richting geven ⇒ verleggen, omleiden♦voorbeelden:1 why was their plane diverted to Vienna? • waarom moest hun toestel uitwijken naar Wenen?she diverted part of the proceeds to her own pocket • zij heeft een deel van de opbrengst in eigen zak gestoken -
7 enjoy oneself immensely
-
8 entertain oneself
-
9 fun
adj. prettig, amusant, gezellig--------n. pret, plezierfun1[ fun] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 pret ⇒ vermaak, plezier♦voorbeelden:1 figure of fun • groteske figuur, schertsfiguur〈 informeel〉 fun and games • pretmakerij, iets leuks〈informeel; eufemistisch〉 have fun and games with someone • zich vermaken met iemand, vrijen met iemandbe full of fun • een echte grapjas zijnbe good/great fun • erg amusant zijnhave fun • zich amuseren/vermaken; vrijenmake fun of, poke fun at • voor de gek houden, de draak steken metfor fun, for the fun of it/the thing • voor de aardigheidfor/in fun • voor de grap————————fun21 prettig ⇒ amusant, gezellig♦voorbeelden:a fun person • een aardig iemand -
10 good
adj. goed; aangenaam; plezierig; eerlijk, rechtschapen; waard zijn--------adv. goed, op een goede manier--------n. goedheid; winst; goederengood1[ goed]1 goed ⇒ welzijn, voorspoed4 goedheid ⇒ verdienste, deugd(zaamheid)♦voorbeelden:for the common good • voor het algemeen welzijnit will do him all the good in the world • hij zal er erg van opknappen/opkikkerenhe will come to no good • het zal slecht met hem aflopenfor his (own) good • om zijn eigen bestwilwhat is the good of it? • wat voor nut heeft het?it's no good • het heeft geen zin, het wordt niks〈 vaak ironisch〉 much good may it do you! • dat het je wel bekome!, geluk ermee!¶ for good (and all) • voorgoed, voor eeuwig (en altijd)→ bad bad/II 〈 meervoud〉4 〈vaak attributief; voornamelijk Brits-Engels〉 goederen 〈 voor treinvervoer〉 ⇒ 〈 voornamelijk Amerikaans-Engels〉 vracht♦voorbeelden:¶ by goods • per/met de goederentrein————————good21 goed ⇒ kwaliteitsvol; knap, kundig2 goed ⇒ prijzenswaardig; correct, juist3 goed ⇒ fatsoenlijk, betrouwbaar4 aardig ⇒ lief, goed; gehoorzaam5 goed ⇒ aangenaam, voordelig; lekker, smakelijk, gezond♦voorbeelden:good looks • knapheidgood sense • gezond verstandgood soil • vruchtbare bodem/grondgood for you, 〈Brits-Engels; gewestelijk〉good on you • goed zo, knap (van je)good English • goed/correct Engelsmy watch keeps good time • mijn horloge loopt gelijkall in good time • alles op zijn tijdmake good • het er goed afbrengen, het maken, slagen 〈 voornamelijk financieel〉; goedmaken; vergoeden 〈 schulden〉; nakomen, vervullen 〈 belofte〉 • herstellen 〈 schade〉be good for a laugh • grappig zijn, een lachje waard zijn(in) good faith • (te) goede(r) trouwmake good one's escape • slagen in een ontsnappinggood humour • opgewektheidgood nature • goedaardigheidput in a good word for, say a good word for • een goed woordje doen voor, aanbevelenbe good enough (to) • wees zo vriendelijk, gelievebe so good as to • wees zo vriendelijk, gelieveit's good of you to help him • het is aardig van u om hem te helpen5 beer is not good for her/her health • bier is niet goed/gezond voor haargood buy • koopje, voordeeltjethrough the good offices of • door de goede diensten van, met behulp vangood afternoon • goedemiddaggood evening • goedenavondgood morning • goedemorgengood night • goedenacht, welterustenhave a good time • zich amuserengood times • goede/voorspoedige tijdenit is good to be alive • leve het leven, het leven is verrukkelijkkeep good • goed/vers blijventoo good to be true • te mooi om waar te zijn6 a good excuse • een goed/geldig excuusthis rule holds good • deze regel is van kracht/geldt (nog)stand a good chance • een goede kans makena good deal/many • heel wata good hour/ten miles • ruim een uur/tien mijla good while • een hele poos, geruime tijd¶ 〈 spreekwoord〉 a good tale is none the worse for being told twice • goed nieuws mag best vaak verteld worden〈 spreekwoord〉 there is many a good tune played on an old fiddle • iemands leeftijd zegt vaak niets over wat hij nog kan presterenbe in someone's good books • bij iemand in een goed blaadje staanthere's a good boy/girl/fellow • wees nu eens lief, toe nouGood Friday • Goede Vrijdaggood God! • goeie genade!, gossiemijne!as good as gold • erg braaf/lief 〈 van kind〉have a good head on one's shoulders • een goed verstand hebbengood heavens! • goeie/lieve hemel!neither fish, flesh, nor good red herring • vlees noch viskeep good hours • op tijd naar bed gaanmake someone appear in a good light • iemand in een gunstig daglicht stellengood luck • (veel) gelukstroke of good luck • buitenkansjehave a good mind to • veel zin hebben inthrow good money after bad • goed geld naar kwaad geld gooien, het ene gat met het andere stoppenin good spirits • opgewekt, blijit's a good thing that • het is maar goed datit's a good thing to … • het is verstandig om …a good thing too! • maar goed ook!, het is maar gelukkig ook!too much of a good thing • teveel van het goedemake good time • goed/lekker opschietendo someone a good turn • iemand een dienst bewijzengood old Harry • (die) goeie ouwe Harryas good as • zo goed als, nagenoegbe good at • goed/knap zijn inbe good for £100,000 • 100.000 pond kunnen betalen, goed zijn voor 100.000 pondbe good for another couple of years • nog wel een paar jaar meekunnen/meegaan————————good3〈 bijwoord〉 〈voornamelijk Amerikaans-Engels; informeel〉1 goed♦voorbeelden:1 she is doing good • ze doet het goed, ze gaat lekkerthings are going good • het gaat goed¶ good and … • heel erg … -
11 groove
n. groef, gleuf; manier van leven, levensstijl--------v. groef, gleufgroove1[ groe:v] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 groef ⇒ gleuf, sponning♦voorbeelden:be stuck in the groove • in een sleur zitten————————groove2II 〈 overgankelijk werkwoord〉 -
12 have a ball
-
13 have a good time
pret hebben, amuseer je!———————— -
14 have fun
-
15 heel
n. hak, hiel--------v. slagzij maken; een hak op schoen bevestigenheel1[ hie:l] 〈 zelfstandig naamwoord〉2 〈 benaming voor〉 uiteinde ⇒ onderkant; korst 〈 van kaas〉; kapje 〈 van brood〉; 〈 plantkunde〉 hieltje♦voorbeelden:¶ bring to heel • kleinkrijgen, in het gareel brengendig one's heels in • het been stijf houdendrag one's heels • opzettelijk treuzelenhe took to his heels • hij koos het hazenpadturn on one's heel • zich plotseling omdraaiendown at heel, 〈 Amerikaans-Engels〉down at the heel • met scheve hakken, afgetrapt; 〈 figuurlijk〉 haveloosat/on/upon the heels • op de hielen, vlak achtertread on the heels of • op de hielen zittenunder someone's heel • geknecht door/onder de laars van iemandheel! • achter! 〈 tegen hond〉→ clean clean/————————heel2♦voorbeelden:¶ heel over • overhellen, slagzij makenII 〈 overgankelijk werkwoord〉 -
16 immense
-
17 kick up one's heels
een kuitenflikker/luchtsprong maken; 〈 figuurlijk〉 zich amuseren -
18 toy
denk aan jou (afk. op internet)TOY (Thinking Of You)toy1[ toj] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————toy2〈 werkwoord〉♦voorbeelden:1 he toyed with the idea of stopping smoking again • hij speelde met de gedachte weer met roken te stoppen -
19 zoo
n. dierentuin, plaats waar dieren worden vastgehouden om het publiek te amuseren; (Slang) ongeordende en chaotische plaats; (Computers) groep van virussen en wormen die alleen in laboratoria van virussen en anti-virussen voorkomt; werkterrein voor vele computerprogrammeurs--------pref. Zoö (beginsel) -
20 amusing oneself
zichzelf amuseren
- 1
- 2
См. также в других словарях:
amüsieren — Vswrefl std. (17. Jh.) mit Adaptionssuffix. Entlehnt aus frz. s amuser gleicher Bedeutung. Adjektiv: amüsant; Abstraktum: Amüsement. Ebenso nndl. amuseren, ne. amuse. Das französische Wort ist eine Präfigierung zu frz. muser trödeln, sich… … Etymologisches Wörterbuch der deutschen sprache