-
1 assisteren
aider, assister, secourir -
2 baten
aider, assister, secourir -
3 bijstaan
aider, assister, secourir -
4 helpen
aider, assister, secourir, servir, -
5 ter zijde staan
aider, assister, secourir -
6 helpen
1 [algemeen] aider2 [verzorgen] soigner3 [bedienen] servir4 [castreren, steriliseren] couper♦voorbeelden:God zal me helpen! • que Dieu me vienne en aide!iemand iets helpen dragen • aider qn. à porter qc.ik help het je hopen • je le souhaite autant que toiik zal het u helpen onthouden • je vous y ferai penserzich weten, zien te helpen • savoir se débrouillerbroers moeten elkaar helpen • on doit s'aider entre frères et soeurswij zijn op de wereld om elkaar te helpen • on doit s'aider les uns les autreshet helpt niet, je moet mee • il n'y a rien à faire, tu viens aussiwat helpt het of je hem beklaagt? • à quoi bon le plaindre?zich(zelf) helpen • se tirer d'affaire (tout seul)ik zal hem er wel door helpen • je vais le tirer d'affaireiemand er weer bovenop helpen • remettre qn. sur piediemand ergens vanaf helpen • aider qn. à se défaire de qc.; 〈 ironisch〉 aider qn. à finir qc.wie helpt mij aan een tweedehands fiets? • qui m'aide à trouver un vélo d'occasion?kun je mij aan honderd gulden helpen? • tu peux me prêter cent florins?iemand aan iets helpen • procurer qc. à qn.iemand over de grens helpen • aider qn. à passer la frontièredat helpt tegen hoofdpijn • c'est bon contre le mal de têteiemand uit zijn jas helpen • débarrasser qn. de son manteauhelp! • au secours!welke specialist heeft u geholpen? • quel spécialiste vous a soigné?3 kan ik u helpen? • que désirez-vous?wordt u al geholpen? • on s'occupe de vous?ik kan het niet helpen • je n'y puis rieniets niet kunnen helpen • ne rien pouvoir à qc. -
7 afhelpen
1 [ten einde toe helpen] aider2 [bevrijden] débarrasser (de)♦voorbeelden:iemand van de koorts afhelpen • faire tomber la fièvre de qn.mag ik u van uw jas afhelpen? • puis-je vous débarrasser de votre manteau?hij heeft mij van mijn verlegenheid afgeholpen • il m'a aidé à vaincre ma timiditéhij heeft haar van de drank afgeholpen • c'est grâce à lui qu'elle ne boit plus -
8 hand
♦voorbeelden:op handen en voeten lopen, kruipen • marcher à quatre pattesin andere handen komen • changer de mainaan de beterende hand zijn • être en voie de guérisoneen gelukkige hand van gooien hebben • avoir la main chanceuseeen gemakkelijke hand van uitgeven hebben • dépenser sans compterdie zaak is in goede handen • cette affaire est en bonnes mainsgouden handen hebben • avoir des doigts de féemet harde hand opvoeden • élever à la dure(iemand) de helpende hand bieden • tendre une main secourable (à qn.)bevelen van hoger hand • ordres qui viennent d'en hautvan hoger hand is besloten dat • les autorités ont décidé que〈 figuurlijk〉 de laatste hand aan iets leggen • mettre la dernière main à qc.niet met lege handen komen • ne pas arriver les mains vides〈 figuurlijk〉 iets uit de losse hand doen • faire qc. par-dessus la jambemet losse handen rijden • rouler sans les mainsiemand de reddende hand toesteken • tendre la perche à qn.de sterke hand • (les agents de) la force publiquede politiek van de toegestoken hand • la politique de la main tenduemet vaste hand • d'une main assuréemet vaste, krachtige hand regeren • gouverner avec poignein vertrouwde handen zijn • être entre bonnes mainsde vlakke hand • la paumedat kost handen vol geld • ça coûte une (petite) fortunein vreemde handen overgaan • passer en d'autres mainsde handen vrij hebben • avoir les coudées franches〈 figuurlijk〉 iemand de vrije hand laten • donner carte blanche à qn.aan de winnende hand zijn • être en train de gagner〈 figuurlijk〉 de handen van iemand aftrekken • abandonner qn. à son sort〈 figuurlijk〉 de handen van iets aftrekken • se détourner de qc.〈 figuurlijk〉 iemand de handen binden • lier les mains à qn.iemand de hand drukken, geven, schudden • donner une poignée de main à qn.iemand de hand op iets geven • donner sa parole à qn.zij kunnen elkaar de hand geven • ils peuvent se donner la main〈 figuurlijk〉 de hand in iets hebben • être mêlé à qc.〈 figuurlijk〉 de hand aan iets houden • observer (scrupuleusement) qc.de hand op iets, iemand leggen • mettre la main sur qc., qn.de hand lezen • lire (dans) les lignes de la mainde hand met iets lichten • 〈 't niet zo nauw nemen〉 prendre qc. à la légère; 〈 zich ervan afmaken〉 bâcler qc.hij heeft de handen los aan zijn lijf zitten • il n'a pas les bras gourds〈 figuurlijk〉 zijn hand niet voor iets omdraaien ↓ faire qc. les doigts dans le nez〈 figuurlijk〉 de hand(en) tegen iemand opheffen • lever la main contre qn.iemand de hand reiken, toesteken • tendre la main à qn.; 〈 helpen〉 donner un coup de main à qn.de hand aan de ploeg, aan het werk slaan • se mettre à l'ouvragezijn handen niet thuis kunnen houden • 〈 slaan〉 avoir la main leste; 〈 betasten〉 avoir la main baladeuse; 〈 stelen〉 laisser traîner ses mains partout〈 figuurlijk〉 iemand de handen vullen • graisser la patte à qn.〈 figuurlijk〉 iemands handen zalven • graisser la patte à qn.mijn hand erop! • c'est promis!handen omhoog! • haut les mains!streng de hand houden aan de voorschriften • être à cheval sur le règlementhanden thuis! • bas les pattes!〈 figuurlijk〉 iemand iets aan de hand doen • suggérer qc. à qn.hand aan (in) hand gaan • marcher la main dans la main〈 figuurlijk〉 iets achter de hand hebben • avoir qc. en réserve〈 figuurlijk〉 iets bij de hand nemen • entreprendre qc.〈 figuurlijk〉 iets bij de hand hebben • avoir qc. à portée de la mainin de handen klappen • battre des mainsin handen vallen van de politie • tomber aux mains de la policegoed, gemakkelijk in de hand liggen • être maniablezijn toekomst is in mijn handen • son avenir est entre mes mainsiemand iets in handen spelen • faire passer discrètement qc. à qn.iets met het bewijs in handen aantonen • démontrer qc. preuves en main〈 figuurlijk〉 iemand in handen vallen • tomber entre les mains de qn.〈 figuurlijk〉 iemand iets in handen geven • confier qc. à qn.hij wil met de hand aan de hemel reiken • il veut décrocher la lunemet de handen werken • travailler de ses mains〈 figuurlijk〉 met de hand op het hart iets verklaren • déclarer qc. la main sur le coeurmet de hand genaaid • cousu (à la) mainzich met hand en tand verzetten • se défendre comme un lion〈 figuurlijk〉 iemand naar zijn hand stellen • manipuler qn.〈 figuurlijk〉 iemand naar zijn hand zetten • mettre qn. dans sa pocheiets om handen hebben • avoir qc. à faire〈 figuurlijk〉 iets onder handen hebben • travailler à qc.〈 figuurlijk〉 iemand onder handen nemen • passer un savon à qn.op (met) de hand wassen • laver à la mainde hand op de knip houden • être près de ses soushand over hand toenemen • aller en augmentantiemand iets ter hand stellen • remettre qc. à qn. (en mains propres)iemand het werk uit de handen nemen • décharger qn. d'un travailer komt niets uit zijn handen • il n'arrive à rien (de bon)uit de hand eten • 〈letterlijk; m.b.t. dieren〉 accepter la nourriture dans la main de qn.; 〈 figuurlijk〉 manger dans la mainuit de eerste hand • de première mainvlug van de hand gaan • se vendre comme des petits painsiets van de hand doen • écouler qc.van hand tot hand gaan • passer de main en maingeen hand voor iemand, iets uitsteken • ne pas lever le petit doigt pour aider qn., faire qc.hij heeft er geen hand naar uitgestoken • il n'y a pas touchéhet zijn twee handen op één buik • ils s'entendent comme larrons en foire¶ wat is er daar aan de hand? • qu'est-ce qui se passe?alsof er niets aan de hand was • comme si de rien n'étaitiets in de hand werken • aider à qc.dat werkt misdaad in de hand • c'est une incitation au crimeiemand op zijn hand krijgen • mettre qn. de son côtéop iemands hand zijn • être du côté de qn.op handen zijn • être imminentvan de hand in de tand leven • vivre au jour le joureen voorstel van de hand wijzen • repousser une propositionbeschuldigingen van de hand wijzen • rejeter des accusationseen uitnodiging van de hand wijzen • décliner une invitation→ link=vogel vogel -
9 iemand ergens vanaf helpen
iemand ergens vanaf helpenaider qn. à se défaire de qc.; 〈 ironisch〉 aider qn. à finir qc. -
10 bijstaan
wwaider, assister -
11 helpen
-
12 behulpzaam
-
13 bereid zijn om te helpen
bereid zijn om te helpenêtre prêt à aider (qn.) -
14 bereid
1 [geen bezwaren hebbend] disposé (à)2 [gereedgemaakt] prêt♦voorbeelden:1 zich tot iets bereid verklaren • se déclarer disposé à faire qc.iemand tot iets bereid vinden • trouver qn. disposé à faire qc.bereid zijn om te helpen • être prêt à aider (qn.)tot alles bereid zijn • être prêt à tout -
15 bijstaan
♦voorbeelden:de hemel sta mij bij! • (que) Dieu me protège!1 [vaag herinnerd worden] se souvenir vaguement (de)♦voorbeelden: -
16 broers moeten elkaar helpen
broers moeten elkaar helpen -
17 gang
gang1〈de〉♦voorbeelden:de gang van zaken is als volgt • la procédure est la suivantede gewone gang van zaken • le cours ordinaire des choseshij ging zijn oude gang • il ne changea rien à ses habitudeshet feest is in volle gang • la fête bat son pleinaan de gang zijn • être en coursga je gang maar • vas-yz'n gewone gang gaan • suivre son coursiemand zijn gang laten gaan • laisser faire qn.gaat uw gang • je vous en prieiemands gangen nagaan • observer les allées et venues de qn.de les was al aan de gang • la classe avait déjà commencéeen motor aan de gang krijgen • parvenir à mettre un moteur en marcheaan de gang gaan • s'y mettreeen proces in gang zetten • déclencher un processusde (dagelijkse) gang naar school • le chemin (journalier) à l'écolegoed op gang komen • être lancé〈 figuurlijk〉 iemand op gang helpen • aider qn. à démarreriets op gang brengen • mettre qc. en route————————gang2〈de〉 -
18 geen hand voor iemand, iets uitsteken
geen hand voor iemand, iets uitstekenne pas lever le petit doigt pour aider qn., faire qc.Deens-Russisch woordenboek > geen hand voor iemand, iets uitsteken
-
19 geldelijk
1 〈 bijvoeglijk naamwoord〉 financier 〈v.: financière〉 ⇒ 〈 in geld bestaand〉 en argent 〈 bijwoord〉 financièrement♦voorbeelden:een geldelijke schadeloosstelling • un dédommagement en argentgeldelijk vermogen • fortuneiemand geldelijk steunen • aider qn. financièrement -
20 gereed
1 prêt♦voorbeelden:1 bent u gereed met uw werk? • vous avez terminé votre travail?zij stonden gereed om te helpen • ils étaient prêts à aidergereed voor de reis • prêt pour le voyage
См. также в других словарях:
aider — [ ede ] v. tr. <conjug. : 1> • aidier Xe; lat. adjutare I ♦ V. tr. dir. Appuyer (qqn) en apportant son aide. ⇒ assister, épauler, 1. patronner , protéger, seconder, secourir, soulager, soutenir (cf. Donner un coup de main). Son fils l a… … Encyclopédie Universelle
aider — Aider, Iuuare, Adiuuare, Adiutare, Opitulari, Adiumento esse, Adiumentum dare, Adiumentum afferre, Adiumenta importare, Auxilium afferre, Adesse alicui, Auxilium portare, Opem ferre, siue afferre, Operam alicui dare, Operam praebere, Opem referre … Thresor de la langue françoyse
aider — Aider. v. act. Secourir, donner du secours, de l assistance. Il regit le datif & l accusatif de la personne qui est aidée. Aider quelqu un. aider à quelqu un. on est obligé d aider les pauvres, d aider aux pauvres. Dieu ma bien aidé. j espere que … Dictionnaire de l'Académie française
aider — AIDER. v. a. Donner secours, assister. Aider quelqu un dans ses besoins. Aider les pauvres dans leur nécessité. Dieu les a bien aidés. Aider quelqu un de son bien, l aider de sa bourse, l aider de son crédit. Les lunettes de longue vue ont fort… … Dictionnaire de l'Académie Française 1798
Aider — Aid er, n. One who, or that which, aids. [1913 Webster] … The Collaborative International Dictionary of English
aider — index abettor, accessory, accomplice, assistant, backer, benefactor, coactor, coadjutant, confederate … Law dictionary
aider — (ê dé) 1° V. a. Donner de l aide. Aider quelqu un de ses conseils, de sa bourse. Ainsi donc aidez moi. Il l aida à sortir d embarras. Cette méthode aide la mémoire. Le télescope aide les astronomes dans leurs découvertes. • Parlez, mes frères … Dictionnaire de la Langue Française d'Émile Littré
aider — vt. /vi. ; contribuer ; favoriser : ÉDÂ (Aix, Albanais 001, Annecy, Arvillard 228, Balme Sillingy, Beaufort, Bellecombe Bauges, Chambéry 025, Côte Aime, Gruffy, Hauteville Savoie, Megève, Montagny Bozel, Peisey, St Pierre Albigny, Table, Thônes,… … Dictionnaire Français-Savoyard
AIDER — v. a. Donner plus ou moins de secours, prêter plus ou moins d assistance, seconder, servir. Aider quelqu un dans ses besoins. Aider les pauvres. Aider quelqu un de son bien, de son crédit. Je l ai aidé toutes les fois qu il a eu recours à moi. Il … Dictionnaire de l'Academie Francaise, 7eme edition (1835)
AIDER — v. tr. Seconder de son assistance, de son secours. Aider quelqu’un dans ses besoins. Aider les pauvres. Aider quelqu’un de son bien, de son crédit. Je l’ai aidé toutes les fois qu’il a eu recours à moi. Je vous aiderai pour ce travail. Se faire… … Dictionnaire de l'Academie Francaise, 8eme edition (1935)
aider and abettor — index accomplice, coactor, cohort, colleague, conspirer, copartner (coconspirator) Burton s Legal Thesaurus. William C. B … Law dictionary