-
41 appeler
appeler [aaplee]♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 roepen2 oproepen3 opbellen4 noemen5 benoemen ⇒ roepen (tot), bestemmen (voor)6 verlangen ⇒ noodzaken, met zich brengen♦voorbeelden:appeler le médecin • de dokter laten komenappeler qn. • iemand (aan)roepenappeler à l'aide, au secours • om hulp roepenappeler qn. ( au téléphone) • iemand opbellenappeler qn. en justice • iemand voor het gerecht dagenappeler qn. par son prénom • iemand bij zijn voornaam noemenappeler les choses par leur nom • het kind bij de naam noemenêtre appelé à 〈+ onbepaalde wijs〉 • bestemd zijn (om), geroepen worden (tot), genoodzaakt zijn (om)appeler qn. à une fonction, à un poste • iemand benoemen op een postelle est appelée par sa fonction à beaucoup voyager • haar functie zal met zich meebrengen dat ze veel moet reizenune riposte en appelle une autre • het ene weerwoord lokt het andere uitappeler l'attention de qn. sur qc. • iemands aandacht op iets vestigen♦voorbeelden:1 comment t'appelles-tu? • hoe heet je?voilà ce qui s'appelle parler • dat is pas duidelijke taalou je ne m'appelle plus X, aussi sûr que je m'appelle X • zowaar als ik leef, hier sta1. v1) noemen2) (op)roepen3) opbellen4) benoemen2. s'appelerv -
42 ciel
〈m.; ook bijvoeglijk naamwoord〉♦voorbeelden:ciel bas • laaghangende bewolkingciel couvert • bedekte lucht————————ciel2 [sjel],cieux [sjeu]〈m.; ook tussenwerpsel〉1 hemel(gewelf) ⇒ uitspansel, firmament♦voorbeelden:remuer ciel et terre • hemel en aarde bewegen〈 figuurlijk〉 tomber du ciel • uit de lucht komen vallen; omvallen van verbazingavoir l'air de tomber du ciel • er verdwaasd uitzienà ciel ouvert • in de open luchtsous le ciel • hier (op aarde)sous d'autres cieux • in een ander land, in andere landenjuste ciel! • goeie hemel!〈 spreekwoord〉 aide-toi, le Ciel t'aidera • help uzelf, zo helpt u Godélever qn. jusqu'au ciel • iemand de hemel in prijzenmériter le ciel • (een plaats in) de hemel verdienenmonter au ciel • ten hemel opvarenm1) hemel, (blauwe) lucht2) baldakijn -
43 écran
écran [eekrã]〈m.〉3 scherm ⇒ gordijn, bescherming4 haardscherm ⇒ vuur-, handscherm♦voorbeelden:écran cathodique • beeldbuisle petit écran • de tv, de buiscrever l'écran • de anderen van het scherm spelenporter à l'écran • verfilmenécran antibruit • geluidsschermfaire écran à qc. • iets afschermen, iets afdekken→ vedettem1) doek, scherm2) filmkunst3) scherm, gordijn4) reclamespot -
44 fonds
fonds [fõ]〈m.〉1 kapitaal ⇒ fonds, effect, kas4 onderneming ⇒ zaak, bedrijf, winkel♦voorbeelden:fonds de prévoyance • reservefondsfonds de roulement • bedrijfskapitaalFonds Monétaire International • Internationaal Monetair Fondsprêter à fonds perdu • geld uitlenen zonder terugbetaling te verlangenfonds publics • staatsfondsen→ bailleur4 fonds de commerce • (handels)onderneming, zaak1. m1) kapitaal, fonds2) grond(bezit)3) onderneming4) voorraad2. m pl -
45 lequel
lequel [ləkel],laquelle [laakel], lesquels, lesquelles [lekkel]1 die, dat, welke, hetwelk♦voorbeelden:la personne à laquelle vous venez de parler • degene met wie, waarmee u zojuist gesproken hebtles amis avec l'aide desquels il a fait ce travail • de vrienden met wier hulp hij dat werk heeft gedaanparmi lesquels • waaronderII 〈 vragend voornaamwoord〉1 welk(e)= laquelle; = lesquels; = lesquelles; pron1) die, dat, welke, hetwelk2) welk(e) -
46 mieux
mieux [mjeu]〈bijwoord; ook m.〉♦voorbeelden:aimer mieux • liever willenil ferait mieux de • hij zou er beter aan doen teà qui mieux mieux • om strijdqui mieux est • wat nog beter isd'autant mieux, tant mieux • des te beterde mieux en mieux • hoe langer hoe beterun exemple qui n'est pas des mieux choisis • een niet zo goed gekozen voorbeeldil a changé en mieux • hij is zijn voordeel veranderdau mieux • op zijn bestêtre au mieux avec qn. • een zeer goede verstandhouding hebben met iemandle mieux du monde • uitstekendpour le mieux • zo goed als het kanun léger mieux • een lichte verbeteringon ne peut mieux • uitstekend, prima→ tardadvbeter, best -
47 mon
mon [mõ],♦voorbeelden:mon ami et mon amie • mijn vriend en vriendinje parlerai à mon heure • ik zal wat zeggen als ík daarvoor de tijd gekomen acht→ endroit= ma; = mes; adjmijn, van mij -
48 prêter
prêter [prettee]1 aanleiding geven (tot) ⇒ reden geven (tot), stof opleveren (voor)♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 verschaffen ⇒ geven, verlenen, schenken♦voorbeelden:1 prêter son aide, son appui à qn. • iemand hulp, steun verlenenprêter le flanc à la critique • zich blootstellen aan kritiekprêter la main, les mains à qn. • iemand een handje helpenprêter l'oreille • luisteren, het oor lenenprêter serment • een eed afleggenprêter à la petite semaine • geld lenen tegen woekerrente op korte termijn→ richev2) rekken [stof]3) (uit)lenen4) geven, verlenen5) toeschrijven -
49 prier
prier [prie.ee]1 biddenII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 bidden (tot) ⇒ zich met, in een gebed richten tot2 verzoeken ⇒ vragen, een verzoek richten tot♦voorbeelden:se faire prier • zich laten biddenne pas se faire prier • zich dat geen tweemaal laten zeggensans se faire prier • zonder tegenstribbelen; spontaanje peux entrer? mais faites donc, je vous en prie • mag ik binnen komen? zeker, ga uw gang!ah, non, je t'en prie, ça suffit! • nee zeg, alsjeblieft, nu is het wel genoeg!merci encore de votre aide! mais je vous en prie! • nog bedankt voor uw hulp! geen dank, graag gedaan!〈 wanneer men iemand voor laat gaan〉 je vous en prie! • na u!, gaat uw gang!je vous prie d' agréer l'expression de mes sentiments très distingués • met de meeste hoogachtingv1) bidden (tot)2) verzoeken -
50 accourir
accourir [aakoerier]〈 werkwoord〉 〈meestal + être, soms + avoir〉1 toesnellen ⇒ toeschieten, toestromen♦voorbeelden: -
51 soignant
-
52 CPAS
CPAS [seepee.aa.es] -
53 SAMU
См. также в других словарях:
aide — aide … Dictionnaire des rimes
aidé — aidé … Dictionnaire des rimes
aide- — ⇒AIDE , élément préf. Le composé désigne une pers. chargée de seconder le professionnel désigné par le 2e terme. Le 1er terme du composé est gén. uni au second par un rapport de dépendance. aide anatomiste : • 1. Je dois aussi beaucoup à la… … Encyclopédie Universelle
aide — AIDE. s. fém. Secours, assistance qu une personne donne à une autre. Aide prompte. Aide assurée. Donner aide. Donner aide et faveur. Demander, implorer de l aide. Crier à l aide. Appeler à son aide. Invoquer l aide de quelqu un. f♛/b] On dit prov … Dictionnaire de l'Académie Française 1798
aide — AIDE. s. f. Secours, assistance qu une personne donne à une autre. Ce mot n est que de deux syllabes. Aide prompte, assurée. donner aide. appeller à son aide. crier à l aide. demander aide, de l aide. avoir de l aide. Il se dit principalement des … Dictionnaire de l'Académie française
aide — Aide, f. penac. C est secours comme en ce cry, Aide au Roy, c est à dire secours et confortemain soit donné au sergent et officier executant pour le Roy. Regi ferte opem. Il est aucunefois masculin, et se prend pour celuy qui sert à fournir de… … Thresor de la langue françoyse
aidé — aidé, ée (ê dé, dée) part. passé. 1° Aidé par tous ses amis. Aidé de ses amis. Aidé de la lecture des anciens. Aidé de son courage. 2° Ce qui n est pas spontané. Sa mort a été aidée. • On s appercevait bien que la vocation avait été aidée,… … Dictionnaire de la Langue Française d'Émile Littré
Aide — may refer to:* A person who assists another; an assistant. In military contexts; an officer who acts as assistant to a more senior one; an aide de camp. * Aide (deity), a purported Basque deity. See also * Aid, international aid * AID… … Wikipedia
aide — ÁIDE interj. v. HÁIDE (2.) (Cu funcţie de imperativ, corespunzând unor verbe de mişcare) Vino! veniţi! să mergem! ♢ (Împrumutând desinenţe verbale de pers. 1 şi 2 pl.) Haidem la plimbare. [var.: háida, haid, áida, áide interj.] – Din tc. haydi,… … Dicționar Român
aide — [eıd] n [Date: 1700 1800; Origin: aide de camp] someone whose job is to help someone who has an important job, especially a politician ▪ a presidential aide … Dictionary of contemporary English
aide — [ eıd ] noun count * someone whose job is to help another person in their work: aide to: a senior aide to the President … Usage of the words and phrases in modern English