-
1 re-count
-
2 account
n. Klantenrekening (bij computers - ook regeling die toegang verleent tot service of tot het Internet netwerk); rekening (boekhouding); beschrijving; reden--------v. verantwoorden; rekening houden met, zich gedragen ten opzichte vanaccount1[ əkaunt]♦voorbeelden:by one's own account • naar eigen zeggengive/render an account of • verslag uitbrengen over3 account of goods purchased • inkooprekening, inkoopfactuur♦voorbeelden:for the account and risk of • voor rekening en risico vanon one's own account • voor eigen rekeningadd/charge something to someone's account, put something down to someone's account • iets op iemands rekening schrijvenbalance/settle/square (one's) accounts with someone • de rekening vereffenen met iemand; 〈 ook figuurlijk〉 afrekenen met iemandcharge an account • een rekening belastenhave/keep an account at/with the bank • een rekening hebben bij de bankopen an account at/with the bank • een rekening openen bij de bankpass to account • op rekening stellen/zettenpay (in)to the account • op rekening betalen/stortenfor account of • voor rekening vanon account • op rekeningto someone's account • op iemands rekeningnot on any account • in geen gevalon account of • wegenson no account • in geen gevalon that account • om die reden, daarom3 belang ⇒ waarde, gewicht4 voordeel ⇒ profijt, winst♦voorbeelden:give/render account of • rekenschap afleggen overtake something into account, take account of something • rekening houden met iets3 hold something in great account • iets van groot gewicht/grote waarde achtenof no account • van geen belangput/turn something to (good) account • zijn voordeel met iets doen————————account2〈 werkwoord〉1 beschouwen (als) ⇒ houden voor, rekenen (onder)♦voorbeelden:→ account for account for/ -
3 accountable
adj. verantwoordelijk; rekenschap afleggend[ əkauntəbl] 〈zelfstandig naamwoord: accountability〉♦voorbeelden: -
4 accountancy
-
5 accountant
-
6 count
n. telling; beschuldigingsclausule; graaf--------v. rekenen; meetellencount1[ kaunt]♦voorbeelden:1 telling ⇒ tel, getal♦voorbeelden:1 keep count • de tel(ling) bijhouden, (mee)tellenlose count • de tel kwijt raken/zijn♦voorbeelden:1 I take no count of his opinion • ik trek me niets aan van/sla geen acht op zijn mening————————count21 tellen ⇒ meetellen, gelden♦voorbeelden:count for little/nothing • weinig/niets voorstellen→ count upon count upon/1 tellen ⇒ optellen, tellen tot♦voorbeelden:2 rekenen tot ⇒ beschouwen (als), achten♦voorbeelden:1 there were 80 victims, not counting (in) the crew • er waren 80 slachtoffers, de bemanning niet meegerekendyou can count me in • ik ben van de partijhe counts prominent politicians among his friends • hij telt vooraanstaande politici onder zijn vrienden¶ they'll count it against you … • ze zullen het je kwalijk nemen/aanrekenen …→ count out count out/ -
7 countable
-
8 counter
adv. in tegenstelling, tegen--------n. toonbank (in restaurant of keuken; teller, meter; (Computers) aantal getallen gebruikt om aan te geven hoeveel mensen de Webpagina hebben bezocht--------pref. tegen---------v. reagerencounter1[ kauntə] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 toonbank ⇒ balie, bar; loket, kassa2 teller ⇒ telwerk, rekenmachine4 tegenzet ⇒ tegenmaatregel, tegenwicht♦voorbeelden:under the counter • onder de toonbank, clandestien————————counter21 tegen(over)gesteld ⇒ tegenwerkend, contra-♦voorbeelden:2 counter list • duplicaat, controlelijst————————counter3II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 zich verzetten tegen ⇒ tegenwerken, (ver)hinderen————————counter4〈 bijwoord〉♦voorbeelden:2 act/go counter to • niet opvolgen, ingaan tegen -
9 counterclockwise
adv. sdraaiend, tegen de wijzers v.d. klok in[ kauntəklokwajz] 〈 voornamelijk Amerikaans-Engels〉 -
10 counterfeit
adj. vals, vervalst--------n. vervalsen--------v. vervalsencounterfeit1[ kauntəfit] 〈zelfstandig naamwoord; bijvoeglijk naamwoord〉————————counterfeit2〈 werkwoord〉 -
11 counterfeiter
-
12 countermand
v. tegenbevel geven; afzeggen, herroepen, afgelasten, afbestellen, annuleren[ kauntəma:nd]2 (door middel van een nieuwe order/bestelling) ongedaan maken ⇒ annuleren♦voorbeelden: -
13 counterpane
-
14 countervail
v. opwegen tegen; tegenwicht[ kauntəveel]II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 opwegen/opgewassen zijn tegen ⇒ compenseren -
15 unaccountable
adj. onverklaarbaar; geen verantwoording schuldig[ unnəkauntəbl] 〈 unaccountably〉
См. также в других словарях:
countermand — coun|ter|mand [ˌkauntəˈma:nd, ˈkauntəma:nd US ˌkauntərˈmænd] v [T] formal [Date: 1400 1500; : French; Origin: contremander, from contre ( COUNTER ) + mander to command (from Latin mandare)] to officially tell people to ignore an order, especially … Dictionary of contemporary English
recount — re|count1 [rıˈkaunt] v [T] [Date: 1400 1500; : Old North French; Origin: reconter, from conter to tell, count ] formal to tell someone a story or describe a series of events recount how/what ▪ Alan recounted how he and Joyce had met. recount 2… … Dictionary of contemporary English
counter — coun|ter1 [ kauntər ] noun count ** ▸ 1 long flat surface ▸ 2 object for board game ▸ 3 equipment that counts ▸ 4 way to oppose/stop something ▸ 5 reply to criticism ▸ + PHRASES 1. ) a long flat surface where customers are served, for example in… … Usage of the words and phrases in modern English
recount — re|count1 [ rı kaunt ] verb transitive FORMAL * to say what happened: She recounted her conversation with Sam. recount re|count 2 [ ri,kaunt ] noun count an occasion when something is counted again, especially the votes in an election: They… … Usage of the words and phrases in modern English
accountable — ac|count|a|ble [əˈkauntəbəl] adj [not before noun] responsible for the effects of your actions and willing to explain or be criticized for them accountable to ▪ The government should be accountable to all the people of the country. accountable… … Dictionary of contemporary English
counterbalance — coun|ter|bal|ance [ˌkauntəˈbæləns US tər ] v [T] to have an equal and opposite effect to something such as a change, feeling etc ▪ Riskier investments tend to be counterbalanced by high rewards. >counterbalance [ˈkauntəˌbæləns US tər ] n … Dictionary of contemporary English
countertenor — coun|ter|ten|or [ˌkauntəˈtenə US ˈkauntərˌtenər] n [Date: 1300 1400; : French; Origin: contreteneur, from early Italian contratenore against the tenor ] a man who is trained to sing with a very high voice … Dictionary of contemporary English
Geiger counter — Gei|ger count|er [ˈgaıgə ˌkauntə US gər ˌkauntər] n [Date: 1900 2000; Origin: Hans W. Geiger (1882 1945), German scientist who invented it (with Walter M. Müller)] an instrument that finds and measures ↑radioactivity … Dictionary of contemporary English
account — ac|count1 [ ə kaunt ] noun *** ▸ 1 arrangement with bank ▸ 2 report/description ▸ 3 arrangement with store ▸ 4 regular customer ▸ 5 for e mail ▸ 6 record of money ▸ + PHRASES 1. ) count an arrangement in which a bank takes care of your money. You … Usage of the words and phrases in modern English
accountable — ac|count|a|ble [ ə kauntəbl ] adjective * in a position where people have the right to criticize you or ask you why something happened: accountable for: As director, she knew she would be held accountable for any budget deficit. accountable to:… … Usage of the words and phrases in modern English
count — count1 [ kaunt ] verb *** ▸ 1 say how many there are ▸ 2 say numbers in order ▸ 3 include in calculation ▸ 4 be important ▸ 5 treat/consider as something ▸ + PHRASES 1. ) intransitive or transitive to calculate how many people or things there are … Usage of the words and phrases in modern English