-
1 sich hin und her wälzen
heen en weer draaien, liggen woelen -
2 vor sich hin starren
vor sich hin starren————————vor sich hin starren -
3 er pfeift vor sich hin
er pfeift vor sich hinhij loopt, zit (wat) te fluiten -
4 man schweigt so vor sich hin
man schweigt so vor sich hinze zitten, je, men zit er maar stilletjes bijWörterbuch Deutsch-Niederländisch > man schweigt so vor sich hin
-
5 vor sich hin
vor sich hinvoor zich uit; 〈 ook〉in zichzelf, binnensmonds -
6 vor sich hin pfeifen
-
7 hin
♦voorbeelden:1 〈 informeel〉 er ist hin • (a) hij is erheen, er naar toe; (b) hij is op, doodmoe • (c) hij is dood, hij is er geweestan der Mauer hin • langs de muurnach außen hin wirkt er ruhig • uiterlijk maakt hij een rustige indruknach allen Seiten hin • naar alle kantenvor sich hin starren • voor zich uit zitten te starenhin und her • heen en weerhin und her überlegen • wikken en wegendas reicht nicht hin und nicht her • dat is op geen stukken na voldoendeBruder hin, Bruder her • ook al is ie m'n broerdas Hin und Her der Kunden • het komen en gaan van de klantennach langem Hin und Her • na lang wikken en wegendas ist hin wie her • dat maakt niets uithin und wider • over en weer2 es ist noch ein paar Tage hin, bis … • het duurt nog een paar dagen, voordat …auf die Zukunft hin • met het oog op de toekomstauf die Gefahr hin • op het gevaar afauf seinen Rat hin • afgaande op zijn advieszum Herbst hin • tegen het najaarhin und wieder • zo nu en dandie Vase ist hin • de vaas is stuk -
8 sich etwas nach allen Seiten hin überlegen
sich etwas nach allen Seiten hin überlegenWörterbuch Deutsch-Niederländisch > sich etwas nach allen Seiten hin überlegen
-
9 sich im Schlaf hin und her werfen
Wörterbuch Deutsch-Niederländisch > sich im Schlaf hin und her werfen
-
10 sich
sich1♦voorbeelden:das Ding an sich • het ding op zich(zelf)das hat nichts auf sich • dat heeft niets te betekenenaußer sich vor Wut • buiten zichzelf van woedeer dachte, sagte bei sich • hij dacht, zei bij zichzelfeine Sache für sich • een geval apart, een ander gevaldas hat viel für sich • daar is, valt veel voor te zeggener ist immer für sich • hij is altijd alleenvon sich aus • uit eigen beweginger pfeift vor sich 〈 4e naamval〉 hin • hij loopt, zit (wat) te fluiten————————sich2♦voorbeelden: -
11 wälzen
wälzen♦voorbeelden:1 zich wentelen ⇒ (zich) draaien, (zich) rollen♦voorbeelden:1 sich hin und her wälzen • heen en weer draaien, liggen woelen -
12 schweigen
schweigen♦voorbeelden:auf eine Frage schweigen • op een vraag het antwoord schuldig blijvendavon hatte sie ihm geschwiegen • daarover had ze hem niets verteld, gezegdganz zu schweigen von … • om (nog) maar te zwijgen van …〈 informeel〉 man schweigt so vor sich hin • ze zitten, je, men zit er maar stilletjes bijzu einer Sache schweigen • op iets zwijgen -
13 auf
auf1〈 bijwoord〉1 op ⇒ (naar) omhoog2 vooruit, komaan!♦voorbeelden:〈 informeel〉 auf und davon • ervandoor, weg2 auf, an die Arbeit! • vooruit, aan het werk!3 Augen auf! • ogen open!————————auf2〈voorzetsel + 3,4〉4 op ⇒ na, naar5 op 〈 bepaling van wijze, graad, middel〉 ⇒ in, ten6 op 〈 doel, reden, vaste verbindingen〉8 van/op (een afstand van)♦voorbeelden:auf der Post arbeiten • bij de post werkenauf Urlaub gehen • met vakantie gaandieses Fenster geht auf die Straße hinaus • dit raam kijkt op de straat uitauf dem Land wohnen • op het platteland wonenaufs Dorf, aufs Land ziehen • naar het dorp, naar het platteland trekkennass bis auf die Haut • nat tot op het lijf2 auf einen Augenblick, einige Jahre • voor een ogenblik, enkele jarenauf immer • voor altijd3 auf morgen! • tot morgen!4 Stunde auf Stunde • uur na uur, urenlangin der Nacht vom 30. auf den 31. März • in de nacht van 30 op 31 maartauf Deutsch • in het Duitsauf jeden Fall • in ieder gevalauf Kosten seiner Nachtruhe • ten koste van zijn nachtrustauf eigene Rechnung • voor eigen rekening, op eigen risicoauf diese Weise • op deze, die manierauf einen Zug • in één teugaufs herzlichste, Herzlichste grüßen • zeer hartelijk groetenaufs höchste, Höchste erstaunt • ten zeerste verbaasdaufs neue, Neue • opnieuwaufs strengste, Strengste verboten • ten strengste verbodenauf diese Nachricht hin • naar aanleiding van dit berichtauf jedes Kind entfällt ein Apfel • er is één appel per kind9 es geht auf den Abend, zwei Uhr • het loopt tegen de avond, twee uurein Viertel auf zwei • kwart over ééndrei Viertel auf zwei • kwart voor twee¶ sich auf jung, neu kleiden • zich jong, nieuw kledenes hat nichts auf sich • het heeft niets te betekenenalle bis auf meinen Freund • allen op mijn vriend na -
14 werfen
werfen3 werpen, jongen♦voorbeelden:mit Geld um sich werfen • met geld smijteneinen Mantel um sich werfen • een mantel omslaandie Kleider von sich werfen • zijn kleren vlug uittrekken, afwerpen♦voorbeelden:sich in einen Sessel werfen • in, op een stoel neerploffen -
15 Seite
Seite〈v.; Seite, Seiten〉1 kant, zijde ⇒ zijkant, (zij)vlak2 bladzijde, pagina♦voorbeelden:auf der einen Seite …, auf der anderen Seite … • enerzijds …, anderzijds …die hintere, innere Seite • de achter-, binnenkantetwas an der Seite tragen • iets opzij dragenauf, zu beiden Seiten von • aan weerszijden, weerskanten vanetwas auf die Seite schaffen • (a) iets opzijleggen; (b) iets in veiligheid brengen • (c) iets achteroverdrukken; (d) iets uit de weg ruimenauf die, zur Seite gehen, rücken, treten • aan de kant gaan, opzijgaan (staan)jemanden auf die, zur Seite nehmen • iemand terzijde nemen〈 figuurlijk〉 sich 〈 3e naamval〉 etwas nach allen Seiten hin überlegen • iets lang en breed overwegenzur Seite blicken • opzij kijkenetwas zur Seite legen • iets terzijde, opzijleggen〈 figuurlijk〉 etwas zur Seite schieben • iets terzijde schuiven, opzijzetten〈 figuurlijk〉 jemanden jemandem an die Seite stellen • iemand naast iemand plaatsen, zetten, iemand met iemand vergelijkenvon zuverlässiger Seite • uit betrouwbare bronvon (gut) unterrichteter Seite • van welingelichte zijdeauf Seiten, aufseiten der Regierung stehen • aan de kant van de regering staanjemanden auf seine Seite bringen, ziehen • iemand voor zich winnenauf jemandes Seite 〈 2e naamval〉 stehen • aan iemands kant, achter iemand staanvon Seiten, vonseiten der Eltern • van de kant van de ouderszur anderen Seite übergehen • overlopenzur stärkeren Seite übergehen • de sterkste partij kiezen -
16 überlegen
überlegen22 〈 scheepvaart〉slagzij maken, overliggen————————überlegen1♦voorbeelden:jemandem glatt, weit überlegen sein • iemand veruit de baas zijnjemandem haus-, turmhoch überlegen sein • met kop en schouder boven iemand uitstekenjemandem an Kraft überlegen sein • het in kracht van iemand winnen————————überlegen3〈overgankelijk & onovergankelijk werkwoord〉1 overleggen ⇒ overdenken, -wegen, nadenken (over)♦voorbeelden:ich werde, will es mir überlegen • ik zal er (eens) over (na)denkenes sich anders überlegen • van gedachte(n) veranderenlange hin und her überlegen • lang en breed nadenken, wikken en wegenüberlegen Sie sich das zweimal! • denkt u daar nog maar eens goed over na! -
17 reißen
reißen♦voorbeelden:1 das reißt ins Geld • dat hakt erin, dat loopt in de papierenII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:in den Abgrund reißen • in de afgrond sleurenjemanden zu Boden reißen • iemand tegen de grond smijtendie Latte reißen • de lat eraf springen, raken -
18 vor
vor1〈 bijwoord〉♦voorbeelden:¶ nach wie vor • net als voorheen, nog steeds————————vor2〈voorzetsel + 3,4〉2 voor, van 〈 als bejegening of onwillekeurige reactie〉♦voorbeelden:vor allem • vooral, met namevor sich gehen • gebeuren -
19 hinhauen
hinhauen♦voorbeelden:4 das haut hin! • dat zet zoden aan de dijk!II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:1 gaan liggen ⇒ gaan maffen, pitten -
20 liegen
liegen♦voorbeelden:etwas liegen lassen • iets laten liggenes lag ihm viel daran • er was hem veel aan gelegendaran liegt mir nichts • dat laat me koud, dat zegt me nietsder Stoff liegt 90 cm breit • de stof is 90 cm breedGeld auf der Bank liegen haben • geld op de bank hebben staandas liegt bei dir • het is, staat aan jou, dat laat ik aan jou overim Bett liegen • in bed liggender Fehler lag im Motor • de fout, het mankement zat in de motordas Zimmer liegt nach dem Garten • de kamer kijkt op de tuin uitdichter Nebel lag über den Wiesen • een dichte mist hing boven de weilandendas Zimmer liegt zur Straße (hin) • de kamer ligt aan de straatkantwie die Dinge liegen • zoals de zaken staan, zoals het ervoor staat¶ 〈 spreekwoord〉 wie man sich bettet, so liegt man • ±iwie zijn billen brandt, moet op de blaren zitten/i
- 1
- 2
См. также в других словарях:
sich (hin)setzen — sich (hin)setzen … Deutsch Wörterbuch
sich (hin)legen — sich (hin)legen … Deutsch Wörterbuch
vor sich hin singen — vor sich hin singen … Deutsch Wörterbuch
hin — [hɪn] <Adverb>: 1. a) <räumlich> in Richtung auf; zu einem bestimmten Punkt: die Fenster liegen zur Straße hin; nach rechts hin. b) <zeitlich> auf … zu: gegen Mittag, zum Winter hin. 2. (drückt die Erstreckung aus): a)… … Universal-Lexikon
hin — hin: Das Adverb (mhd. hin‹e›, ahd. hina) bezeichnet im Allgemeinen die Richtung vom Standpunkt des Sprechenden weg, während ↑ her die auf ihn zu ausdrückt. Zur genaueren Bestimmung der Richtung kann »hin« mit einigen anderen Adverbien, mit denen… … Das Herkunftswörterbuch
sich die Beine vertreten — [Redensart] Bsp.: • Wenn man lange gesessen hat, muss man sich hin und wieder einmal die Beine vertreten … Deutsch Wörterbuch
hin — • hịn (beschreibt meist eine Bewegung vom Sprechenden weg) – bis zur Mauer hin; gegen Abend hin – über die ganze Welt hin verstreut – vor sich hin brummen, murmeln usw., seltener auch hinbrummen, hinmurmeln usw. – hin und zurück – hin und wieder … Die deutsche Rechtschreibung
Hin und zurück — ist ein Sketch mit Musik (op. 45a) von Paul Hindemith (Musik) und Marcellus Schiffer (Libretto). Inhaltsverzeichnis 1 Inhalt 2 Bedeutung des Werks 3 Entstehung und Aufführungen 4 … Deutsch Wikipedia
Hin und her gerissen sein — Mit dieser umgangssprachlichen Wendung wird zum Ausdruck gebracht, dass sich jemand in einem starken Zwiespalt befindet und sich nicht entscheiden kann: Sie war hin und her gerissen, denn beide Schmuckstücke waren wunderschöne Arbeiten … Universal-Lexikon
Sich etwas gefallen lassen — Die umgangssprachliche Wendung ist in zwei Bedeutungen gebräuchlich. Wer sich etwas gefallen lässt, nimmt zum einen etwas Unangenehmes ohne Gegenwehr hin: Muss ich mir solch grobe Unhöflichkeit gefallen lassen? Die arrogante Behandlung wollte… … Universal-Lexikon
Sich auf die faule Haut legen — Sich auf die faule Haut legen; auf der faulen Haut liegen Wer sich auf die faule Haut legt oder auf der faulen Haut liegt, der gibt sich dem Nichtstun hin, der faulenzt: So weit kommt es noch: Wir rackern uns in unserem Betrieb ab und unser… … Universal-Lexikon