-
1 schoonmaken
(от)чистить; протереть; убрать* * *(t)чистить, убирать* * *гл.общ. убирать, чистить -
2 убирать
v1) gener. onderbrengen (сено и т.п.), opknappen, opnemen, wegdoen, wegruimen, afruimen (со стола), bergen, de oogst inbrengen, inhalen (парус), inschikken, opbergen, opmaken (постель и т.п.), opredderen, opruimen, opschikken, redderen, ruimen, schoon schip maken, schoonmaken, tooien, wegleggen, wegwerken -
3 чистить
v1) gener. borstelen (щёткой), poetsen, ruimen, schrabben, schrappen, schrobben, schuren (песком и т.п.), uitschuren, vegen, zuiveren, roodaarden, afboenen, afpluizen (перья-о птицах), afpoetsen, afschubben (ðûáó), afschuieren, boenen, glanzen, kuisen, puimen, puimstenen, reinigen, ruiden, schillen, schoon schip maken, schoonmaken, schrapen -
4 wassen
(groeien) подняться, прибыть; прибыть; wies e.OVT.imp. wiesen m.OVT.imp. is gewassen VTT.pref. wassen (schoonmaken) мыть, вымыть, помыть; стирать, постирать; умыть; купать, выкупать; обмыть; промыть; перемыть waste, wies (zeldzaam) e.OVT.imp. wasten, wiesen (zeldzaam) m.OVT.imp. heeft gewassen VTT.pref.
См. также в других словарях:
schoonmaken — krin … Woordenlijst Sranan