-
1 shoot off
-
2 shoot one's mouth off
-
3 shoot
n. schoot, scheut; schietwedstrijd; jachtpartij; schietpartij; fotosessie; de hele zooi--------v. schieten; jagen; laten uitschieten; filmen; laten vallen op; uitzenden; zenden; snel voorbijgaanshoot1[ sjoe:t] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 (jonge) spruit ⇒ loot, scheut————————shoot27 plaatjes schieten ⇒ foto's nemen, filmen♦voorbeelden:2 shoot at/for • schieten op; 〈in het bijzonder Amerikaans-Engels; informeel, ook figuurlijk〉 (zich) richten op¶ 〈Amerikaans-Engels; informeel〉 shoot ! • zeg op!, zeg het maar!II 〈 overgankelijk werkwoord〉4 〈 benaming voor〉 doen bewegen ⇒ schuiven 〈 grendel〉; 〈Amerikaans-Engels; informeel〉 spuiten 〈 drugs〉♦voorbeelden: -
4 shoot off one's mouth
nonsens vertellen, kletsen, onzin praten -
5 line
n. regel; streep; snoer; lijn; rij; generatie; beroep--------v. opstellen in rijen; markeren; bekleden; versterken; ribbelen; vullen (van een zak)line1[ lajn]1 lijn ⇒ snoer, koord3 rij (naast/achter elkaar) ⇒ 〈 leger〉 linie, stelling5 (beleids/gedrags)lijn♦voorbeelden:hold the line, please • blijft u even aan de lijn?2 line of fire • vuurlijn/linieline of sight/vision • gezichtslijnwe must draw the line somewhere • we moeten ergens een grens trekkenbring into line • tot de orde roepencome/fall into line • op één lijn gaan zitten, zich schikkenread between the lines • tussen de regels door lezenstand in line • in de rij gaan staan4 drop someone a line • iemand een briefje schrijven/sturenline of thought • ziens/denkwijze, denktrantkeep someone in line • iemand in de hand houdenshoot a line • een verhaal ophangen, opscheppensign on the dotted line • (een contract) ondertekenen; 〈 informeel〉 niet tegenstribbelen; in het huwelijksbootje stappentoe the line • in het gareel blijvenoff line • niet aan het werk, niet functionerendon line • aan het werk, functionerendbring a power station on line • een krachtcentrale operationeel makenout of line • uit de pas, over de schreef1 (hoeveelheid/stuk) lijn2 lint ⇒ lont, band♦voorbeelden:————————line2II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:¶ line one's nest/pocket(s)/purse • zijn zakken vullen, zijn beurs spekken→ line up line up/ -
6 mouth
n. mond; bek; muil; monding; brutaal (een grote mond hebben)--------v. uitdrukken; mompelen; in de mond stekenmouth11 mond ⇒ muil, bek♦voorbeelden:have a foul mouth • vuilbekkenanother mouth to feed • alweer een mond (om) te voedenshut your mouth! • hou je mond/bek!keep one's mouth shut • niets verklappenit makes my mouth water • het is om van te watertandenit sounds odd in his mouth • uit zijn mond kt het gekout of someone's own mouth • met iemands eigen woordenmouth-to-mouth • mond op mond〈 informeel〉 down in the mouth • terneergeslagen, bedrukt, ontmoedigd→ wrong wrong/♦voorbeelden:————————mouth21 declameren ⇒ geaffecteerd (uit)spreken/zeggen -
7 work
adj. van het werk--------n. werk; arbeid; beroep; werkplaats; handenarbeid; arbeid; handeling; inspanning--------v. werken; arbeiden; aan het werk zetten; lopen, functioneren; veroorzaken; leiden; oplossen; langzaam vooruit komenwork1[ wə:k]2 borduur/hand/naaldwerk♦voorbeelden:have one's work cut out (for one) • ergens de handen aan vol hebbenset to work • aan het werk gaan/zettenset about one's work in the wrong way • verkeerd te werk gaanat work • aan het werk; op het/zijn/haar werkmen at work • werk in uitvoeringbe in regular work • vast werk hebbenthis must be the work of the cat • dit heeft de kat vast gedaanthe work of an hour/a day • een uur(tje)/dag werkout of work • werkloos〈 spreekwoord〉 all work and no play makes Jack a dull boy • 't is een slecht dorp waar het nooit kermis is; de boog kan niet altijd gespannen zijnII 〈 meervoud〉1 oeuvre ⇒ werken, verzameld werk♦voorbeelden:¶ 〈 slang〉 give someone the works • iemand f onder handen nemen; 〈 in het bijzonder〉 iemand om zeep helpen〈voornamelijk Amerikaans-Engels; informeel〉 shoot the works • alles op alles zetten, alles riskerenit's in the works • er wordt aan gewerkt→ public public/————————work2♦voorbeelden:the scheme didn't work • het plan werkte nietwork away • (druk) aan het werk zijnwork on • doorwerkenwork against • tegengaan/werken, belemmerenwork at • werken aan, zijn best doen opit works by electricity • het loopt op elektriciteitwork on • werken aan, bezig zijn metwork to • werken volgens/aan de hand vanwork (up)on • van invloed zijn op, doorwerken in/opwork with • (samen)werken metwork round to • toe werken naar/aansturen opII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 verrichten ⇒ tot stand brengen, bewerkstelligen3 in werking zetten ⇒ aanzetten, bedienen, bewerken, in bedrijf houden5 bewerken ⇒ kneden, werken met7 (op)naaien ⇒ stikken, borduren♦voorbeelden:3 work a district • een district afwerken/reizenwork a farm • het boerenbedrijf uitoefenenwork a mine • een mijn exploiterenworked by steam • met stoom aangedrevenwork one's way to the top • zich naar de top werken5 work clay • kleien, boetserenwork someone to tears • iemand in huilen doen uitbarsten
См. также в других словарях:
off|shoot — «AWF SHOOT, OF », noun. 1. a shoot from the main stem of a plant; branch: »One of the offshoots of the trunk fell from high in the tree under the weight of the snow. 2. Figurative: »an offshoot of a mountain range. The nation s annual spending… … Useful english dictionary
off·shoot — /ˈɑːfˌʃuːt/ noun, pl shoots [count] 1 : something (such as a business) that develops from something larger The business started as an offshoot of an established fashion design company. 2 : a branch that grows on one of the main stems of a plant … Useful english dictionary
shoot — shoot1 W2S2 [ʃu:t] v past tense and past participle shot [ʃɔt US ʃa:t] ▬▬▬▬▬▬▬ 1¦(kill/injure)¦ 2¦(fire a gun etc)¦ 3¦(birds/animals)¦ 4¦(move quickly)¦ 5¦(try to score)¦ 6¦(look at somebody)¦ 7¦(photograph/film)¦ 8¦(pain)¦ 9 … Dictionary of contemporary English
shoot — I UK [ʃuːt] / US [ʃut] verb Word forms shoot : present tense I/you/we/they shoot he/she/it shoots present participle shooting past tense shot UK [ʃɒt] / US [ʃɑt] past participle shot *** 1) [intransitive/transitive] to fire a gun We were ordered… … English dictionary
shoot-off — ˈ ̷ ̷ˌ ̷ ̷ noun ( s) Etymology: shoot off : a final shoot (as in a trapshooting or rifle shooting contest) to determine the winner among two or more competitors that have tied in prior contests * * * /shooht awf , of /, n. a final or additional… … Useful english dictionary
shoot your mouth off — informal phrase to annoy people by talking too much about how good you are They’ve been shooting their mouths off about how they’re going to beat us. Thesaurus: to boast or show offsynonym Main entry: shoot * * * shoot your mouth off … Useful english dictionary
shoot — [sho͞ot] vt. shot, shooting [ME shoten < OE sceotan, akin to ON skjōta, Ger schiessen < IE base * (s)keud , to throw, shoot > SHUT, OSlav is kydati, to throw out] 1. a) to move swiftly over, by, across, etc. [to shoot the rapids in a… … English World dictionary
shoot — ► VERB (past and past part. shot) 1) kill or wound (a person or animal) with a bullet or arrow. 2) cause (a gun) to fire. 3) move suddenly and rapidly. 4) direct (a glance, question, or remark) at someone. 5) film or photograph (a scene, film,… … English terms dictionary
shoot\ off\ one's\ face — • shoot off one s mouth • shoot off one s face v. phr. slang To give opinions without knowing all the facts; talk as if you know everything. Tom has never been to Florida, but he s always shooting his mouth off about how superior Florida is to… … Словарь американских идиом
shoot\ off\ one's\ mouth — • shoot off one s mouth • shoot off one s face v. phr. slang To give opinions without knowing all the facts; talk as if you know everything. Tom has never been to Florida, but he s always shooting his mouth off about how superior Florida is to… … Словарь американских идиом
Shoot — Shoot, v. t. [imp. & p. p. {Shot}; p. pr. & vb. n. {Shooting}. The old participle {Shotten} is obsolete. See {Shotten}.] [OE. shotien, schotien, AS. scotian, v. i., sce[ o]tan; akin to D. schieten, G. schie?en, OHG. sciozan, Icel. skj?ta, Sw.… … The Collaborative International Dictionary of English