-
1 fiasco
-
2 fiasco
n. totale fiasco, grote catastrofe, grote ramp (Italiaans); wijnfles met ronde bodem in een stroachtig mandje[ fie▪æskoo] 〈meervoud: ook fiascoes〉 -
3 fiasco
frakaso; frakaso -
4 провал
fiasco, mislukking ; instorting, inzakking -
5 four
four [foer]〈m.〉1 oven2 mislukking ⇒ fiasco, echec♦voorbeelden:four crématoire • lijkovenfour solaire • zonneovenil fait chaud comme dans un four • het is smoorheetil fait noir comme dans un four • het is zo donker als de helouvrir un grand four • zijn schuurdeur openzettenon n'y voit pas plus que dans un four • je ziet geen hand voor ogen〈 spreekwoord〉 on ne peut pas être à la fois au four et au moulin • wie de klok luidt kan niet in de processie gaanfaire un four • vallen als een baksteenm1) oven2) flop, fiasco -
6 потерпеть неудачу
v1) gener. bot vangen, echec lijden, ergens kaal afkomen, fiasco lijden, fiasco maken, op de koffie komen, pech hebben, slib vangen, wanboffen, zich in de vingers snijden2) liter. afketsen, in het water vallenRussisch-Nederlands Universal Dictionary > потерпеть неудачу
-
7 потерпеть фиаско
vgener. bankroet lijden, fiasco lijden, fiasco maken -
8 désastre
désastre [deezaastr]〈m.〉1 ramp ⇒ onheil, catastrofe2 complete mislukking ⇒ ondergang, fiasco♦voorbeelden:m1) ramp, catastrofe2) fiasco, mislukking -
9 frakaso
debâcle [M(F)/N], echec [N], fiasco [N], flop, mislukking [F], sof; echec [N], fiasco [N], mislukking [F], stropDicionário Português-Holandês e Holandês-Português > frakaso
-
10 Fiasko
Fiasko〈o.; Fiaskos, Fiaskos〉♦voorbeelden: -
11 frakaso
debâcle [M(F)/N], echec [N], fiasco [N], flop, mislukking [F], sof; echec [N], fiasco [N], mislukking [F], strop -
12 неудача
-
13 провал
-
14 фиаско
ngener. fiasco, fiasko -
15 bankruptcy
n. faillissement -
16 collapse
n. in elkaar storten; (in computers) opvouwen, het onzichtbaar maken van sub-directories zodat alleen het niveau van de huidige directory zichtbaar is--------v. in elkaar stortencollapse1[ kəlæps] 〈 zelfstandig naamwoord〉3 inzinking ⇒ collaps, verval van krachten4 mislukking ⇒ fiasco, misslag————————collapse21 in(een)storten ⇒ in(een)vallen, in elkaar zakkenII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 in(een) doen storten ⇒ in(een) doen vallen, in elkaar doen zakken -
17 damp squib
-
18 damp
adj. vochtig--------n. vocht; nattigheid--------v. bevochtigen; invochten; onderdrukkendamp1[ dæmp] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:¶ cast/strike a damp over/into • een domper zetten op, een schaduw werpen over————————damp2〈bijvoeglijk naamwoord; dampness〉1 vochtig ⇒ nattig, klam♦voorbeelden:¶ damp squib • sof, fiasco————————damp3〈 werkwoord〉♦voorbeelden:damp down someone's enthusiasm • iemands enthousiasme temperen -
19 dead loss
-
20 dead
adj. dood; levenloos, gevoelloos; absoluut; pal; dode; holst--------adv. compleet, totaal; zeker; (Slang) extreem, heel (Bv. "Our vacation in the Bahamas was dead good")--------n. dood; ten midden (van), in de kern (van)dead1[ ded] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 hoogte/dieptepunt♦voorbeelden:the dead of winter • hartje winter————————dead2〈 deadness〉1 dood ⇒ overleden, gestorven3 onwerkzaam ⇒ leeg, uit, op♦voorbeelden:leave for dead • voor dood achterlatenthe dead • de dode(n)raise from the dead • uit de dood wekkenrise from the dead • uit de dood opstaandead coal • dove/ 〈 Algemeen Zuid-Nederlands〉dead flame • uitgedoofde vlamdead match • afgebrande luciferthe radio is dead • de radio is uitgevallen/doet het niet (meer)cut out (the) dead wood • ontdoen/verwijderen van ballast/overbodige franje¶ dead as a doornail/as mutton • morsdood, zo dood als een pier〈 slang〉 dead duck • mislukk(el)ing, verliezerdead end • doodlopende straat; impasse, dood puntcome to a dead end • op niets uitlopen〈 sport〉 dead heat • gedeelde eerste (tweede enz.) plaatsbeat/flog a dead horse • oude koeien uit de sloot halenstep into a dead man's shoes • iemand opvolgenwait for a dead man's shoes • op iemands bezit/erfenis/baantje azen〈 informeel〉 dead from the neck up • hersenloos, stompzinnigdead nettle • dovenetelQueen Anne is dead • (dat is) oud nieuwsdead weight • dood gewicht, dode last; 〈 techniek, technologie〉deadweight, draagvermogen, eigen gewicht; 〈 figuurlijk〉 ongedekte schuldgo dead • vastlopen, niet verder kunnen; 〈 figuurlijk〉 opgeven; verbroken worden, uitvallen 〈 van verbinding〉〈 informeel〉 I wouldn't be seen dead in that dress/in there • voor geen geld/goud zou ik me in die jurk/daar vertonenI'll see you dead first • over mijn lijkII 〈 bijvoeglijk naamwoord, attributief〉2 volkomen ⇒ absoluut, compleet♦voorbeelden:in dead earnest • doodernstigdead silence • doodse stilteon a dead level • precies naast elkaar¶ the dead spit of (his father) • het evenbeeld van/precies (zijn vader)————————dead3〈 bijwoord〉2 pal ⇒ vlak, onmiddellijk♦voorbeelden:dead certain • honderd procent zekerdead drunk • stomdronkendead easy • doodsimpelbe dead right • groot gelijk hebbendead slow • met een slakkengangdead straight • kaarsrechtstop dead • stokstijf blijven staandead tired/exhausted • doodop, bekaf2 dead ahead of you • pal/vlak voor je (uit)
См. также в других словарях:
fiasco — [ fjasko ] n. m. • v. 1822; de la loc. it. far fiasco « échouer » 1 ♦ Défaillance, échec d ordre sexuel chez l homme. 2 ♦ Échec complet et notoire. ⇒fam. bide. L entreprise a fait fiasco. ⇒ échouer. Cette pièce est un fiasco. ⇒ four. Des fiascos … Encyclopédie Universelle
Fiasco — Saltar a navegación, búsqueda Para otros usos de este término, véase Fiasco (banda). Fiasco es la última obra de ciencia ficción escrita por el autor polaco Stanisław Lem (1921 2006) en 1986; publicada en catalán en 1988 por Laia y en castellano… … Wikipedia Español
fiasco — FIÁSCO s.n. (livr.) Eşec total într o acţiune întreprinsă; insucces, nereuşită. – Din it. [far] fiasco. Trimis de LauraGellner, 10.05.2004. Sursa: DEX 98 FIÁSCO s. v. cădere, eşec, insucces, nereuşită, picare. Trimis de siveco, 21.08.2008.… … Dicționar Român
fiasco — 1855, theater slang for a failure, by 1862 acquired the general sense of any dismal flop, on or off the stage. Via Fr. phrase fiare fiasco turn out a failure (19c.), from It. far fiasco suffer a complete breakdown in performance, lit. make a… … Etymology dictionary
Fiasco — steht für folgende Begriffe einen amerikanischen Rapper, siehe Lupe Fiasco eine italienische Weinflasche, siehe Fiasco (Flasche) ein italienisches Volumenmaß, siehe Fiasco (Einheit) und in der Schreibweise Fiasko für Misserfolg und Reinfall,… … Deutsch Wikipedia
fiasco — sustantivo masculino 1. Uso/registro: coloquial. Fracaso, sorpresa negativa que produce un hecho contrario a lo que se esperaba: Pensé que aprobaría, pero me llevé un fiasco cuando vi las notas. El proyecto ha resultado un fiasco, ya está en la… … Diccionario Salamanca de la Lengua Española
fiasco — (Del it. fiasco). m. Fracaso, decepción. Sus amores terminaron en completo fiasco … Diccionario de la lengua española
fiasco — fiasco1 [fē as′kō] n. pl. fiascoes or fiascos [Fr < It ( far) fiasco, to fail < fiasco, bottle (< Gmc * flasko, FLASK)] a complete failure; esp., an ambitious project that ends as a ridiculous failure fiasco2 [fē äs′kō] n. pl. fiascoes… … English World dictionary
Fiasco — (ital., d.i. Flasche), 1) Weinmaß in Toscana = 2,227 Litres, Ölmaß daselbst = 2,088 Litres. 2) Fiasco machen, Bankerott machen: 3) von Theaterstücken, durchfallen … Pierer's Universal-Lexikon
fiasco — s.m. [dal germ. flaskun ] (pl. chi ). 1. [recipiente di vetro di forma ovale, con collo lungo e rivestitura di paglia o plastica] ▶◀ ‖ damigiana. ⇑ bottiglia. ● Espressioni: fig., fam., prendere fischi per fiaschi ▶◀ cadere in errore,… … Enciclopedia Italiana
fiasco — ► NOUN (pl. fiascos) ▪ a ludicrous or humiliating failure. ORIGIN Italian, bottle, flask , used in the phrase far fiasco, literally make a bottle , figuratively fail in a performance … English terms dictionary