-
41 straight
adj. recht; eerlijk; in orde; puur--------adv. recht; eerlijk, in orde--------n. rechte eind (v. renbaan); eerlijkheidstraight1[ street] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:————————straight2〈bijvoeglijk naamwoord; straightness〉3 open(hartig) ⇒ eerlijk, recht door zee4 strak ⇒ in de plooi, correct5 ordelijk ⇒ geordend, netjes6 direct ⇒ rechtstreeks, zonder voorbehoud♦voorbeelden:straight whisky • whisky puurkeep (someone) to the straight and narrow path • (iemand) op het rechte pad houden5 get this straight • knoop dit even goed in je oren, begrijp me goedput/set the facts/record straight • alle feiten op een rijtje zettenset someone straight about something • iemand de ware toedracht over iets meedelen————————straight3〈 bijwoord〉1 rechtstreeks ⇒ meteen, zonder omwegen♦voorbeelden:tell someone straight out • iemand iets vierkant in zijn gezicht zeggenthink straight • helder denkenstraight away/off • onmiddellijk -
42 acquaint
v. voorstellen; kennen; er zeker van zijn[ əkweent]1 op de hoogte brengen ⇒ in kennis stellen, vertrouwd maken♦voorbeelden: -
43 add
v. toevoegen; optellen; samenvatten[ æd]♦voorbeelden:1 this discovery adds to our knowledge • deze ontdekking draagt bij tot/vergroot onze kennis→ add up add up/II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 toevoegen ⇒ erbij doen, bijvoegen2 optellen♦voorbeelden:1 value added tax • belasting op de toegevoegde waarde, btwhe added 10% for expenses • hij deed er 10% bij voor onkostenadd one's name to the list • zijn naam aan de lijst toevoegenadd a wing to the palace • een vleugel aan het paleis bijbouwen→ add up add up/ -
44 admit
v. toegeven, bekennen; toelaten3 erkennen ⇒ toegeven, bekennen♦voorbeelden:1 these facts admit of one interpretation only • deze feiten zijn maar voor één interpretatie vatbaarII 〈 overgankelijk werkwoord〉3 erkennen ⇒ toegeven, bekennen♦voorbeelden:he was admitted to hospital • hij werd in het ziekenhuis opgenomen2 his statement admits more than one interpretation • zijn verklaring is voor meer dan één interpretatie vatbaar -
45 apprise
-
46 bald
-
47 bare
adj. (ont)bloot, kaal; minimaal; leeg--------v. ontbloten, bekend makenbare1[ beə] 〈bijvoeglijk naamwoord; barer; bareness〉1 naakt4 schaars ⇒ schraal, krap♦voorbeelden:in his bare skin • in zijn blootjelay bare • blootleggenbare of something • zonder ietsthe bare thought! • de gedachte alleen al!————————bare2〈 werkwoord〉♦voorbeelden: -
48 conceal
-
49 crude
adj. rauw; onbewerkt, ongeraffineerd; grofcrude1[ kroe:d] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————crude21 ruw ⇒ onbewerkt, ongezuiverd2 rauw ⇒ bot, grof, onbehouwen3 r(a)uw ⇒ primitief, onaf/uitgewerkt♦voorbeelden:1 crude oil • ruwe olie, aardoliecrude sugar • ruwe/ongeraffineerde suikera crude log cabin • een primitieve blokhut -
50 disturb
v. storen; komen aan; verontrusten[ distə:b]2 storen♦voorbeelden:disturbing facts • verontrustende feitenplease do not disturb! • a.u.b. niet storen! -
51 elicit
-
52 from
prep. van, uit, door♦voorbeelden:from childhood • van kindsbeen aftwo years from that day • twee jaren vanaf die dag (gerekend)from one day to the next • van de ene dag op de anderefrom 3 to 6 days • 3 tot 6 dagenjudge from the facts • oordelen naar de feitenspeak from the heart • (recht) uit het hart sprekenI heard from Mary • ik heb bericht gekregen van Maryrecite from memory • uit het geheugen opzeggenpaint from nature • schilderen naar de natuurfrom bad to worse • van kwaad tot ergertell her this from me • zeg haar dit namens mijfrom far and near • van heinde en verre(in) a week from now • over een weekfrom now on, as from now • van nu af aan -
53 gather
n. bijeenkomst; vouw (in kleding)--------v. verzamelen; verzamelen; binnenhalen; krijgen; samentrekken; opmaken; oogstengather1[ gæðə] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————gather23 toenemen ⇒ (aan)groeien, stijgen5 plooien, rimpelen♦voorbeelden:gather round someone/something • zich rond iemand/iets scharenII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 〈 benaming voor〉 verzamelen ⇒ samenbrengen, bijeenroepen; op(een)hopen, op(een)stapelen; vergaren, inzamelen; plukken, oogsten; oprapen4 opmaken ⇒ afleiden, concluderen5 opsommen♦voorbeelden:gather wood • hout sprokkelengather in • binnenhalen, oogsten; opstrijkengather together • verzamelen, bijeenroepengather up • oprapen, bij elkaar nemen, optrekken 〈 benen〉; opsteken 〈 haar〉; verzamelen 〈 gedachten〉gather oneself up/together • zich oprichten/vermannengather oneself for something • zich voor iets gereed maken4 he's gone to work, I gather • hij is naar z'n werk, begrijp ikgather from • afleiden/opmaken uitI gather that • ik krijg de indruk dat -
54 give
n. buigzaamheid--------v. geven; aangeven; toegeven; geven (feestje geven)give1[ giv] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 het meegeven ⇒ elasticiteit, buigzaamheid♦voorbeelden:————————give22 meegeven ⇒ in(een)zakken, bezwijken, (door)buigen, verslappen, toegeven♦voorbeelden:¶ give on(to) • uitzien op, uitkomen op, toegang geven tot〈 informeel〉 what gives? • wat is er gaande?→ give away give away/, give in give in/, give out give out/, give over give over/, give up give up/II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 geven ⇒ schenken, overhandigen2 geven ⇒ verlenen, verschaffen, gunnen3 geven ⇒ opofferen, wijden5 geven ⇒ aanbieden, ten beste geven6 (op)geven ⇒ meedelen, verstrekken7 geven ⇒ produceren, voortbrengen♦voorbeelden:give someone medicine • iemand geneesmiddelen toedienengive him my best wishes • doe hem de groeten van mijgive a daughter in marriage • een dochter ten huwelijk schenkengive someone into custody • iemand aan de politie overleverengive me the good old days • geef mij maar de goeie ouwe tijdgive one's heart to someone • een warm hart voor iemand hebben, verliefd worden op iemandit's given me much pain • het heeft me veel pijn gedaangive pleasure • erg aangenaam zijngive a prize • een prijs toekennengive him some rest • gun hem wat rustwe were given three hours' rest • we kregen drie uur rustgive someone a room • iemand een kamer toewijzengive someone a title • iemand een titel toekennengive trouble • last bezorgenhe's been given two years • hij heeft twee jaar (gevangenisstraf) gekregengive someone to understand/know • iemand te verstaan/kennen gevenI'll give you that • dat geef ik toegive a cry • een kreet slakengive someone a sly look • iemand een sluwe blik toewerpengive proof of one's courage • zijn moed tonengive a ring • opbellengive sentence • een vonnis vellengive a shrug of the shoulders • zijn schouders ophalen6 the teacher gave us three exercises (to do) • de onderwijzer heeft ons drie oefeningen opgegeven (als huiswerk)give the facts • de feiten tonengive information • informatie verstrekkengive off • (af)geven, verspreiden, makengive as good as one gets • met gelijke munt betalengive it someone hot (and strong), give it someone straight • iemand er f van langs gevendon't give me that • (hou op met die) onzinthat'll give her something to cry for • nu heeft ze tenminste iets om over te huilen -
55 little
adj. klein; beetje; iets; kort; onbelangrijk--------adv. klein; weinig--------n. een beetje; weinig; een kleine hoeveelheid; korte afstand; korte tijdlittle1[ litl] 〈bijvoeglijk naamwoord; littleness〉2 klein(geestig/zielig) ⇒ kleintjes♦voorbeelden:little finger • pinka little girl • een klein meisjeLittle Red Riding Hood • Roodkapjehis little sister • zijn kleine(re)/jongere zusje〈 informeel〉 the little woman • vrouwlief, moedersher little ones • haar kinderen/ 〈 van dier〉its little ones • haar jongen〈 spreekwoord〉 little things please little minds • kleine mensen, kleine wensenthe little people • de elven/kabouters jongen————————little2♦voorbeelden:make little of something • ergens weinig van begrijpen; iets als onbelangrijk afdoen, ergens weinig belang aan hechtenthink little of someone • geen hoge dunk van iemand hebbenlittle or nothing • weinig of nietsthere's very little left • er is maar heel weinig overlittle by little • beetje bij beetje〈 spreekwoord〉 little by little, and bit by bit • voetje voor voetje en beetje bij beetje; langzaam aan, dan breekt het lijntje nietI gave him what little I owned • ik heb hem het weinige dat ik bezat gegeven————————little3〈 bijwoord〉2 volstrekt/in het geheel niet♦voorbeelden:little more than an hour • iets meer dan een uur2 little did he know that … • hij had er geen flauw benul van dat …————————little4〈 determinator〉♦voorbeelden:there's very little milk left • er is maar een klein beetje melk overa little effort • een beetje/wat moeite -
56 material
adj. stoffelijk; materieel; belangrijk, essentieel--------n. materiaal; weefsel, stofmaterial1[ mətiəriəl] 〈 zelfstandig naamwoord〉2 soort♦voorbeelden:→ raw raw/————————material21 materieel ⇒ stoffelijk; lichamelijk♦voorbeelden:material theory of heat • materiële warmtetheoriematerial witness • doorslaggevend(e) getuige(nis) -
57 steep
adj. steil; scherp, snel (stijgend), overdreven--------v. dompelen, indopen; (laten) weken, laten doortrekken, laten doordringen, drenkensteep1[ stie:p] 〈bijvoeglijk naamwoord; steepness〉♦voorbeelden:————————steep2♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:steep the coffee • de koffie laten trekkensteep oneself in • zich verdiepen inyour mind is steeped in useless facts • je geest is doordrongen van nutteloze feitensteeped in mystery • omhuld door geheimzinnigheid -
58 stuff
n. materiaal, dingen, voorwerpen (onbepaald), weefsel, onzin--------v. (op)vullen, volproppenstuff1[ stuf] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 materiaal ⇒ (grond)stof, elementen2 kern ⇒ (het) wezen(lijke), essentie3 spul ⇒ goed(je), waar♦voorbeelden:1 we must first know what stuff she's made off • we moeten eerst weten uit welk hout zij gesneden isshe has the stuff of an actrice in her • er zit een actrice in haarbe of the stuff that • van het soort/slag zijn datsweet stuff • zoetigheiddo you call this stuff coffee? • noem jij dit goedje koffie?4 throw that stuff away! • gooi die rommel/vuiligheid weg!¶ stuff and nonsense! • kletskoek, kklare onzin!know one's stuff • zijn vak verstaan〈 informeel〉 that's the stuff! • (dat is) je ware!, zo mag ik 't horen————————stuff2II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 (op)vullen ⇒ volproppen/stoppen2 (dicht/vol)stoppen ⇒ toeproppen3 proppen ⇒ stoppen, steken, duwen4 opzetten♦voorbeelden:stuff someone • iemand volproppenstuff full • volproppenmy mind is stuffed with facts • mijn hersenpan zit vol (met) feitenstuff (up) a hole • een gat stoppenstuffed nose • verstopte neusmy nose is completely stuffed up • mijn neus is helemaal verstopt3 stuff something in(to) • iets proppen/stoppen/duwen/steken instuffed turkey • gefarceerde kalkoen -
59 suppress
v. onderdrukken, bedwingen[ səpres]1 onderdrukken ⇒ bedwingen, beteugelen; achterhouden♦voorbeelden:1 suppress evidence/facts • bewijsstukken/feiten achterhoudensuppress feelings • gevoelens onderdrukkensuppress the truth • de waarheid verzwijgen -
60 ultimate
adj. eindig, definitief, de allerbeste---------n. hoofdzakelijke reden, principeultimate1[ ultimmət] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————ultimate2〈bijvoeglijk naamwoord; ultimateness〉1 ultiem ⇒ uiteindelijk, laatst♦voorbeelden:
См. также в других словарях:
Facts — Beschreibung Nachrichtenmagazin Sprache Deutsch Verlag Tamedia (Schweiz) … Deutsch Wikipedia
Facts — may refer to:*fact, an incontrovertible truth. *Chuck Norris Facts *Flexible AC transmission system, abbreviated FACTS. *FACTS (newspaper), programme produced by Asia Television in Hong Kong. *Facts, a poem by Lewis Carroll. *FACTS (Factual… … Wikipedia
facts — sb. pl. (itk.) (kendsgerninger); tørre facts … Dansk ordbog
facts — index circumstances, data, dossier, evidence, proof, science (study) Burton s Legal Thesaurus. William C. Burton … Law dictionary
facts — [n] inside information bottom line*, brass tacks*, certainty, clue, cue, data, details, dope*, gospel, info*, inside dope*, like it is*, lowdown*, numbers, poop*, reality, scoop*, score*, story, whole story*; concept 274 Ant. lies … New thesaurus
FACTS — Système de transmission flexible en courant alternatif Pour les articles homonymes, voir Facts. Un système de transmission flexible en courant alternatif, est un équipement d électronique de puissance d appoint utilisé pour contrôler la tension,… … Wikipédia en Français
facts — (of life) the human process of reproduction Thus breathing, eating, and growing old are not the facts of life, while conception, pregnancy, menstruation, birth, etc. are: I sometimes think your children are right and you don t know… … How not to say what you mean: A dictionary of euphemisms
FACTS — Die Bezeichnung FACTS steht für: Facts, ein Schweizer Nachrichtenmagazin als Abkürzung für Flexible AC Transmission System in der elektrischen Energietechnik Diese Seite ist eine Begriffsklärung zur Unterscheidung mehrerer mit dems … Deutsch Wikipedia
facts — Synonyms and related words: account, acquaintance, announcement, basis for belief, blue book, body of evidence, brass tacks, briefing, bulletin, chain of evidence, clue, communication, communique, corpus, data, datum, directory, dispatch,… … Moby Thesaurus
Facts — Fact Cette page d’homonymie répertorie les différents sujets et articles partageant un même nom … Wikipédia en Français
FACTS (newspaper) — FACTS was a weekly magazine from Switzerland, appearing in the publishing house Tamedia. Published from 1995 until 2007, it oriented itself, at first, after the German magazine Focus until it obtained its own profile.In 2005, FACTS had a… … Wikipedia