-
1 plooien
doblaDicionário Português-Holandês e Holandês-Português > plooien
-
2 dobla
plooien [v], vouwen [v], omvouwen [v]; buigen, doorbuigen [v], ombuigen [v] -
3 to wrinkle
plooienrimpelen -
4 dobla
plooien [v], vouwen [v], omvouwen [v]; buigen, doorbuigen [v], ombuigen [v] -
5 plisser
plisser [pliesee]1 plooien ⇒ vouwen, kreukels hebbenII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 plooien ⇒ vouwen, kreukelen♦voorbeelden:plisser les yeux • de ogen dichtknijpen1. v1) plooien2) kreukelen2. se plisserv1) zich plooien, rimpelen2) samentrekken [mond] -
6 crimp
n. gekrulde haarlok; het plooien of een andere handeling die iets plooit; belemmering, persoon of iets die of dat hindert of anders iemand of iets in de weg staat; het vouwen of plooien door twee kanten op elkaar te klemmen (bv. weefsel of gebak)--------v. plooien; krullen; verfrommelen[ krimp] -
7 pleat
n. plooi (in jurk), split (in jurk); kreukel (in jurk)--------v. plooien; plooien maken (in jurk); kreukelenpleat1[ plie:t] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————pleat2〈 werkwoord〉♦voorbeelden: -
8 froncer
-
9 entfalten
-
10 corrugate
v. plooien; rimpelen[ korrəgeet] 〈zelfstandig naamwoord: corrugation〉1 plooien ⇒ rimpelen, golven♦voorbeelden:sheets of corrugated iron • golfplaten -
11 gather
n. bijeenkomst; vouw (in kleding)--------v. verzamelen; verzamelen; binnenhalen; krijgen; samentrekken; opmaken; oogstengather1[ gæðə] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————gather23 toenemen ⇒ (aan)groeien, stijgen5 plooien, rimpelen♦voorbeelden:gather round someone/something • zich rond iemand/iets scharenII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 〈 benaming voor〉 verzamelen ⇒ samenbrengen, bijeenroepen; op(een)hopen, op(een)stapelen; vergaren, inzamelen; plukken, oogsten; oprapen4 opmaken ⇒ afleiden, concluderen5 opsommen♦voorbeelden:gather wood • hout sprokkelengather in • binnenhalen, oogsten; opstrijkengather together • verzamelen, bijeenroepengather up • oprapen, bij elkaar nemen, optrekken 〈 benen〉; opsteken 〈 haar〉; verzamelen 〈 gedachten〉gather oneself up/together • zich oprichten/vermannengather oneself for something • zich voor iets gereed maken4 he's gone to work, I gather • hij is naar z'n werk, begrijp ikgather from • afleiden/opmaken uitI gather that • ik krijg de indruk dat -
12 tuck
v. omslaan, opschorten; opschorten; innemen; instoppentuck1[ tuk] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————tuck2♦voorbeelden:¶ 〈Brits-Engels; informeel〉 tuck in! • val aan, tast toe!II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden: -
13 crimpy
adj. vol plooien, vouwen of plooien hebbend, golvend; gekroest; koud (weer) -
14 gathers
n. vouwen; plooien, rimpels; plooien in kleding -
15 draper
draper [draapee]2 overtrekken (met laken) ⇒ bedekken (met rouwfloers), omhullen1. v3) draperen, plooien2. se draper (dans)v -
16 déplisser
déplisser [deepliesee]♦voorbeelden:♦voorbeelden: -
17 закладывать складки
vgener. plooienRussisch-Nederlands Universal Dictionary > закладывать складки
-
18 морщить
vgener. fronsen, kreukelen, kreuken, plooien (ôîá), rimpelen, vertrekken, vouwen -
19 стрелки
ngener. plooien (на брюках) -
20 улаживать
v1) gener. afmaken, plooien (äåôà), schipperen, vereffenen (разногласия), verevenen (разногласия), bemiddelen, beredderen, beridderen, goedmaken, ordenen, sussen, terechtbrengen, uitmaken (спор и т.п.)2) navy. inpikken
Страницы
См. также в других словарях:
plooien — ploy … Woordenlijst Sranan