-
61 men heeft het daar (maar) voor het oprapen
men heeft het daar (maar) voor het oprapenDeens-Russisch woordenboek > men heeft het daar (maar) voor het oprapen
-
62 minder
minder11 [geringer] moindre2 [inferieur] inférieur3 [geringer van betekenis] de moindre importance4 [slechter] moins bien♦voorbeelden:het wordt minder met de omzet • le chiffre d'affaires diminueII 〈 bijwoord〉1 [algemeen] moins♦voorbeelden:het is minder warm • il fait moins chaudkan het wat minder? • ne pourriez-vous pas faire plus doucement?; 〈m.b.t. muziek, radio〉 vous pourriez peut-être baisser le son?het met minder moeten doen • devoir se contenter de moinshet niet met minder doen • ne pas (vouloir) se contenter de moins————————minder2〈 telwoord〉1 [niet zoveel] moins (de)♦voorbeelden:het is iets minder, mag dat? • il y en a un peu moins, ça va?niets minder dan dat • et rien de moinsminder dan drie kilo • moins de trois kilos -
63 neerhalen
1 [naar beneden halen] abaisser2 [omverhalen] abattre3 [neerschieten] descendre4 [bekritiseren] rabaisser♦voorbeelden:de zeilen neerhalen • amener les voiles -
64 neerkijken
1 [naar beneden kijken] baisser les yeux (sur)2 [+ op][minachten] regarder (qn.) de haut♦voorbeelden:2 minachtend op iemand neerkijken • considérer qn. du haut de sa grandeur -
65 neerlaten
-
66 neerslaan
1 [scheikunde] (se) précipiter♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 [naar beneden slaan] (r)abattre2 [vellen] assommer3 [scheikunde] précipiter♦voorbeelden:de ogen neerslaan • baisser les yeuxeen tegenstander neerslaan • assommer un adversaire -
67 opgeven
2 [opnoemen; opdragen; overgeven] donner3 [aanmelden] présenter4 [braken] rendre♦voorbeelden:een zieke opgeven • condamner un maladehet opgeven • baisser les bras; 〈raadsels enz.〉 donner sa langue au chat; 〈 sport en spel〉 abandonner2 geef op je geld! • donne ton argent!een valse naam opgeven • donner un faux nomsommen opgeven • faire faire des problèmesals reden opgeven • donner comme raisonzich opgeven voor een cursus • s'inscrire à un coursiemand als vermist opgeven • porter qn. disparu -
68 oprapen
1 ramasser♦voorbeelden:1 〈 figuurlijk〉 men heeft het daar (maar) voor het oprapen • il n'y a qu'à se baisser pour en ramasser -
69 pak
♦voorbeelden:een pak oud papier • un paquet de vieux papierseen pak sneeuw • un paquet de neigede prijs staat op het pak • le prix est indiqué sur l'emballage2 een nat pak halen • 〈 nat regenen〉 recevoir une douche; 〈 in het water vallen〉 prendre un bain forcégoed in het pak zitten • être bien habilléeen pak slaag krijgen • recevoir une racléeiemand een pak slaag geven, toedienen • donner une raclée à qn.bij de pakken neerzitten • baisser les brasiemand een pak op zijn donder, sodemieter, verdommenis geven • flanquer une rossée à qn.; 〈 figuurlijk〉 engueuler qn.dat is een pak van mijn hart • cela m'enlève un poids du coeuriemand een pak van het hart afnemen • enlever un poids à qn.moet je een pak voor je billen, je broek? • tu veux une fessée? -
70 portierraampje
♦voorbeelden: -
71 puinhoop
♦voorbeelden:wat een puinhoop! • quel gâchis! -
72 strijken
1 [zich laten gladmaken] se repasser2 [gaan langs, over] raser♦voorbeelden:1 [met een strijkende beweging aanraken] effleurer2 [(textiel) gladmaken] repasser (qc.)♦voorbeelden:iemand over de haren strijken • caresser les cheveux de qn.→ link=hand hand1 [met een strijkende beweging verplaatsen, veranderen] étaler (sur)2 [laten zakken] (a)baisser♦voorbeelden:de vlag strijken • amener le drapeaude haren uit zijn gezicht strijken • écarter les cheveux de son visagekreukels uit het papier strijken • défroisser le papier -
73 temperen
1 tempérer♦voorbeelden:1 iemands droefheid temperen • soulager la douleur de qn.iemands enthousiasme temperen • modérer l'enthousiasme de qn.het licht temperen • baisser la lumière -
74 teruglopen
1 [achteruitlopen] reculer2 [figuurlijk][achteruitgaan] baisser3 [naar het vertrekpunt lopen] retourner (à pied)♦voorbeelden:de barometer loopt terug • le baromètre est en baissede uitvoer liep terug • les exportations ont diminué -
75 verlopen
1 [verstrijken] passer2 [vervallen] expirer3 [zijn beloop nemen] se dérouler4 [minder bezocht, beoefend worden] baisser♦voorbeelden:er was een week verlopen • une semaine s'était passéemijn paspoort is verlopen • mon passeport est périmé -
76 verminderen
1 diminuer♦voorbeelden:de druk verminderen • faire descendre la pressionde druk vermindert • il y a une perte de pressionmijn inkomsten verminderen • mes revenus diminuentde spanning verminderen • diminuer la tensionin prijs verminderen • baisser -
77 vlag
♦voorbeelden:de nationale vlag • le drapeau national〈 figuurlijk〉 onder valse vlag varen • se faire passer pour qn. d'autrede witte vlag tonen • montrer le drapeau blanc〈 figuurlijk〉 de vlag voor iemand (moeten) strijken • (devoir) baisser pavillon devant qn.de vlag uitsteken • pavoiser (pour une fête)de vlag in top voeren • hisser un pavillon à bloc〈 figuurlijk〉 welke vlag voert hij? • quelle est sa couleur?vlag halfstok • drapeau en bernevlag in top • pavillon hautdat staat als een vlag op een modderschuit • ça (lui) va comme un tablier à une vache -
78 vlerk
♦voorbeelden:3 blijf er met je vlerken af! • bas les pattes!¶ iemand bij zijn vlerken pakken • mettre le grappin sur qn. -
79 vleugel
♦voorbeelden:de vleugels laten hangen • baisser l'oreilleiemand de vleugels snoeien • rogner les ailes à qn.met de vleugels klappen • battre des ailes〈 figuurlijk〉 iemand onder zijn vleugels nemen • prendre qn. sous son aileop de vleugels van de wind • sur les ailes du vent→ link=moeder moeder -
80 wegzakken
См. также в других словарях:
baisser — [ bese ] v. <conjug. : 1> • baissier 1080; lat. pop. °bassiare, de bassus → 1. bas I ♦ V. tr. 1 ♦ Mettre plus bas. ⇒ abaisser, descendre. Baisser un store. Baisser le col de sa chemise. ⇒ rabattre. Baisser son pantalon. Baisser la vitre d… … Encyclopédie Universelle
baisser — BAISSER. v. a. Abaisser, mettre plus bas. Baisser les glaces d un carrosse. Baisser pavillon, le pavillon. Baisser la tête. Se baisser, se baisser bien bas. f♛/b] Il signifie aussi, Rendre plus bas. Baisser une muraille. Baisser un toit. [b]f♛/b] … Dictionnaire de l'Académie Française 1798
baisser — Baisser. v. a. Mettre plus bas. Baisser la portiere d un carrosse. baisser les voiles. baisser le pavillon. baisser la teste. se baisser. se baisser bien bas. On dit proverb. & ironiquement d une chose qui paroist aisée & qui ne l est pas, Il… … Dictionnaire de l'Académie française
baisser — Baisser, Se baisser pour saccoutter à l oreille d autruy, Dimittere se ad aurem alicuius. Au baisser des lances, i. In concursu lanceariorum. Baisser la teste, Demittere caput, Submittere verticem vel Deprimere. Baisse les oreilles, Demitte… … Thresor de la langue françoyse
Baisser du rideau — ● Baisser du rideau action de baisser le rideau au théâtre ; moment où on le baisse … Encyclopédie Universelle
Baisser d'un ton — ● Baisser d un ton parler avec moins d arrogance … Encyclopédie Universelle
Baisser le ton — ● Baisser le ton parler plus bas ; être plus modeste … Encyclopédie Universelle
Baisser les bras — ● Baisser les bras s avouer vaincu, abandonner … Encyclopédie Universelle
Baisser les yeux, le front, le nez, la tête — ● Baisser les yeux, le front, le nez, la tête se soumettre avec résignation ou confusion ; manifester un sentiment de honte ou de pudeur … Encyclopédie Universelle
Baisser ou monter dans l'estime de quelqu'un — ● Baisser ou monter dans l estime de quelqu un être moins ou plus apprécié par quelqu un … Encyclopédie Universelle
Baisser pavillon, mettre pavillon bas — ● Baisser pavillon, mettre pavillon bas reconnaître son infériorité, céder … Encyclopédie Universelle