-
1 flamboyant
adj. flamboyant, opzichtig, zwierig[ flæmbojjənt] 〈zelfstandig naamwoord: flamboyance〉2 schitterend ⇒ flamboyant, vlammend -
2 jaunty
adj. zwierig, kwiek (ook van kledingstuk)[ dzjo:ntie] 〈 jauntiness〉1 zwierig ⇒ elegant, vlot2 monter ⇒ vrolijk; zelfverzekerd♦voorbeelden: -
3 rakish
adj. losbandig; zwierig[ reekis] 〈 rakishness〉♦voorbeelden:2 the girl wore her hat at a rakish angle • het meisje droeg haar hoedje vlotjes schuin op het hoofd -
4 dapper
adj. vlug, wakker, vief; keurig[ dæpə]1 keurig ⇒ netjes, goed verzorgd2 parmant(ig) ⇒ zwierig, kwiek -
5 dashing
-
6 flourish
n. zwaai, wapper; parade (voor de show); wappering; gebruik van hoge woorden; trompet klank--------v. uitzwaaien, zwaaien; bloeien; suces hebbenflourish1[ flurrisj] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 krul ⇒ krul/sierletter4 fanfare ⇒ geschal, preludium♦voorbeelden:————————flourish2♦voorbeelden:his family were flourishing • het ging goed met zijn gezinII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 tonen ⇒ zwaaien/wuiven met♦voorbeelden: -
7 flyaway
adj. los(hangend) (v. haar); in de wind gedragen; lichtzinnigflyaway -
8 perky
adj. vrolijk, levendig, zwierig, parmantig, brutaal1 levendig ⇒ opgewekt, geestdriftig -
9 pert
adj. brutaal; levendig[ pə:t] 〈 pertness〉 -
10 spruce
adj. net gekleed, knap, zwierig, opgedirkt--------n. sparreboom--------v. opdoffen, opdirken, netjes opknappenspruce1[ sproe:s] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————spruce2〈bijvoeglijk naamwoord; sprucer; spruceness〉————————spruce3♦voorbeelden:¶ get spruced up, spruce (oneself) up • zich opdoffen/opdirken -
11 swagger
n. branie, lef; zwierige gang--------v. braniën, snoeven; zwierig stappenswagger1[ swægə] 〈 zelfstandig naamwoord〉2 pocherij ⇒ gesnoef, grootsprekerij————————swagger2————————swagger3〈 werkwoord〉 -
12 devil may care
adj. zorgeloos, vrolijk, blij, zonder zich ergens druk over te maken; roekeloos; zwierig -
13 flamboyance
n. bloemrijk, schitterend, flamboyant, opzichtig, zwierig -
14 jauntily
adv. zwierig, kwiek -
15 rakishly
adv. losbandig, zwierig, liederlijk
Перевод: с английского на все языки
со всех языков на английский- Со всех языков на:
- Английский
- С английского на:
- Нидерландский
