-
1 раздражаться
zich opwinden, zich ergeren -
2 раздражиться
zich opwinden, zich ergeren -
3 рассердиться
zich ergeren, boos worden -
4 chafe
n. (warm)wrijven, schuren, schaven (de huid); ergeren, sarren--------v. wrijven, schuren, schaven (de huid); irriteren, ergeren; zich wrijven, zich ergeren, zich opwindenchafe1[ tsjeef] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 pijnlijke/ruwe plek ⇒ schaafwond2 ergernis♦voorbeelden:————————chafe21 schuren3 zich ergeren ⇒ ongeduldig zijn/worden, inwendig koken♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉3 ergeren ⇒ sarren, irriteren♦voorbeelden:2 his collar chafed his neck • zijn boord schuurde om/rond zijn nek -
5 fret
n. zich ergeren, ongerustheid, paniek; knagen; versieren--------v. zich ergeren; aanvretenfret1[ fret] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:2 Mom gets in a fret whenever Dad's late • moeder raakt altijd in alle staten als vader laat thuiskomt————————fret2〈 fretted〉1 zich ergeren ⇒ zich opvreten (van ergernis), zich zorgen maken♦voorbeelden:1 what's he fretting about? • waar zit hij over te kniezen?the child is fretting for its mother • het kind zit om z'n moeder te zeurenII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 ergeren ⇒ ongerust maken, aanvreten2 invreten (op) ⇒ stukwrijven, openschuren♦voorbeelden: -
6 ärgern
ärgern♦voorbeelden:jemanden krank ärgern • iemand ziek makenjemanden bis aufs Blut ärgern • iemand het bloed onder de nagels vandaan halenjemanden ins Grab, zu Tode ärgern • iemand dood ergeren♦voorbeelden:1 〈 informeel〉 sich gelb und grün, grün und blau, schwarz ärgern • zich groen en geel, zich doodergerennicht ärgern, nur wundern! • kalmte kan je redden!ich ärgere mich an dem Kollegen, über den Kollegen • ik erger mij aan, over de collega -
7 agacer
agacer [aagaasee]1 ergeren ⇒ irriteren, boos maken♦voorbeelden:il m'agaçait un peu • hij hing me een beetje de keel uit1 zich ergeren ⇒ zenuwachtig worden, gek worden van1. vergeren, irriteren2. s'agacerv -
8 irriter
irriter [ierietee]1 irriteren ⇒ prikkelen, ergeren1 boos worden ⇒ zich ergeren, zich opwinden♦voorbeelden:1 s'irriter contre qn., de qc. • zich over iemand, iets opwindenv1) irriteren, ergeren2) prikkelen, licht doen ontsteken -
9 indigner
indigner [ẽdienjee]1 zich verontwaardigen (over) ⇒ zich boos maken (over), zich ergeren (aan)♦voorbeelden:1 s'indigner contre qn., de qc. • zich aan iemand, iets ergeren, boos worden op iemand, tegen iets in opstand komen -
10 ruffle
n. rimpeling; (geplooide) kraag of boord--------v. verstoren, doen rimpelenruffle1[ rufl] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————ruffle2♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 verstoren ⇒ doen rimpelen, verwarren3 ergeren ⇒ kwaad maken, opwinden♦voorbeelden: -
11 crisper
crisper [kriespee]1 samentrekken ⇒ verwringen, doen schrompelen♦voorbeelden:relations crispées • gespannen verhoudingenvisage crispé • verwrongen gezicht1. v1) doen schrompelen, verwringen2) ballen [vuist]3) irriteren2. se crisperv1) zich ergeren -
12 fash
n. (Slang) mode; (Schots) ergenis; angst, zorgen, kwelling; ongemak--------v. (Schots) ergeren, plagen; zorgen maken; kwellen[ fæsj] 〈 Schots-Engels〉1 lastig vallen ⇒ plagen, ergeren♦voorbeelden: -
13 сердиться
vgener. boos zijn op (на кого-л.), mokken, toornen, zich belgen over (iets) (на что-л.), zich dik maken, zich ergeren (over-íà), zich nijdig maken -
14 impatienter
-
15 scandaliser
scandaliser [skãdaaliezee]1 aanstoot geven ⇒ choqueren, ergeren1 zich ergeren (aan, over) ⇒ aanstoot nemen (aan)v -
16 fâcher
fâcher [faasĵee]1 kwaad, boos maken ⇒ ontstemmen, ergeren♦voorbeelden:se fâcher avec qn. • met iemand gebrouilleerd rakense fâcher contre, après qn. • boos worden op iemand -
17 offusquer
offusquer [offuuskee]1 ergeren ⇒ een doorn in het oog zijn, mishagen♦voorbeelden:1 aanstoot nemen (aan) ⇒ boos worden (over), zich ergeren (aan, over) -
18 злиться
vgener. zich ergeren, zich nijdig maken -
19 сердиться
boos zijn, zich ergeren -
20 fash oneself
См. также в других словарях:
Katze — 1. A Kât luckat efter a Könnang. (Nordfries.) – Johansen, 57. Eine Katze lugt, sieht nach einem Könige. 2. Ain katz vnd ain muz, zwen han in aim huz, ain alt man vnd ain iung wib belibent selten an kib. – Reinmar d.A., 1200. 3. Alle (alte) Katten … Deutsches Sprichwörter-Lexikon