-
21 evoke
-
22 life
n. "Life", Amerikaans maandblad gespecialiseerd in fotopers[ lajf] 〈meervoud: lives〉♦voorbeelden:1 〈 benaming voor〉 leven ⇒ bestaan; levendigheid; bedrijvigheid; levensduur/tijd; levensbeschrijving/verhaal♦voorbeelden:a matter of life and death • een zaak van leven of doodmake life easy • niet moeilijk doeneveryday life • het leven van alledag〈 informeel〉 you (can) bet your life • nou en of!, wat dacht je!save someone's life • iemands leven reddenstart life • geboren wordentake one's (own) life • zelfmoord plegentake someone's life • iemand om het leven brengenfor life • voor het leven, levenslangfor the life of me I couldn't remember it • al sla je me dood, ik weet het echt niet meerrun for one's life • rennen voor je levenpainted from life • naar het leven geschilderdthe other life • het leven hiernamaalsthis is the life! • dit is/noem ik nog eens leven!this life • dit (aardse) leven〈 spreekwoord〉 while there is life there is hope • zolang er leven is, is er hoopescape with life and limb • het er levend afbrengenthe life (and soul) of the party • de gangmaker van het feestbreathe life into a party • een feest opvrolijken/verlevendigenstart life • zijn carrière beginnenhis records/stamps are his life • zijn platen/postzegels zijn zijn lust en zijn leven -
23 look
n. blik; uitdrukking; gezicht; voorkomen; rol; uiterlijk--------v. kijken; lijken, er uit zien; zoeken; zienlook1[ loek]4 mode5 uitzicht♦voorbeelden:by the look(s) of it/things • zo te zienII 〈 meervoud〉♦voorbeelden:————————look21 kijken ⇒ (proberen te) zien, aandachtig/zoekend kijken2 uitkijken ⇒ uitzien, liggen♦voorbeelden:look about/around • om zich heen kijken, rondkijkenlook on • toekijkenlook at • kijken naar, in ogenschouw nemen; beschouwen, onderzoekento look at him … • naar zijn uiterlijk te oordelen …not look at • niet in overweging nemen, niets willen weten vanlook beyond • verder kijken danlook down the road • de weg af kijken2 look onto/towards • uitzien/uitkijken oplook to the south • op het zuiden liggen¶ look you! • kijk!look down (up)on • neerkijken oplook forward to • tegemoet zien, verlangen naarlook here! • kijk eens (even hier)!, luister eens!look in on someone • bij iemand langskomen/aanlopenlook after • passen op, zich bekommeren om; toezien oplook after oneself, look after one's own interests • voor zichzelf zorgenlook for • zoeken (naar)look for trouble • om moeilijkheden vragenlook (up)on someone as • iemand beschouwen als/houden voor→ look back look back/, look out look out/, look round look round/, look through look through/, look to look to/, look up look up/II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 zijn blik richten op ⇒ kijken (naar), zien4 zorgen♦voorbeelden:look someone down • iemand de ogen doen neerslaanlook what you've done • kijk nou (eens) wat je gedaan hebtlook who's here! • kijk eens wie daar aankomt/wie hebben we hier!he isn't looking himself today • hij is niet geheel zichzelf vandaag4 look that … • ervoor zorgen dat …1 lijken (te zijn) ⇒ uitzien, de indruk wekken te zijn♦voorbeelden:look interesting/promising • er interessant/veelbelovend uitzienlook ill/well • er slecht/goed uitzienlook like • eruitzien als, lijken opthis looks to me like an exit • volgens mij is dit een uitgangit looks like snow • er is sneeuw op komsthe looks as if he has a hangover • hij ziet eruit alsof hij een kater heeft -
24 promise
n. belofte; hoop--------v. belovenpromise1[ prommis] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:break one's promise • zich niet aan zijn belofte houdenhold a promise • een belofte inhoudenkeep one's promise • zijn belofte nakomenmake a promise • een belofte doen————————promise2♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden: -
25 puzzle
n. puzzle; probleemstelling; spel--------v. verwonderen; in verlegenheid brengen; verwondering wekkenpuzzle1[ puzl] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:————————puzzle2II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:puzzle something out • iets uitpluizen/uitknobbelen -
26 raise expectations
-
27 raise from the dead
-
28 savor
n. smaak; geur; vermogen om op te wekken (een zaak)--------v. (iets) proeven, genieten van→ savour savour/ -
29 scandalize
v. een schandaal schoppen; ergernis wekken bij-; ergernis geven; bekletsen, belasteren; zich ergerenscandalize, scandalise[ skændlajz] -
30 waken
v. ontwaken, wakker maken, wakker worden, verfrissen[ weekən]II 〈 overgankelijk werkwoord〉2 opwekken -
31 call attention
aandacht wekken,opwekken van intresse -
32 catch one's eye
iemands blik vangen,aandacht wekken -
33 damper pedal
n. demper-pedaal, voetpedaal van een piano waarop gedrukt om vibraties op te wekken -
34 fire box
n. oven gebruikt om stoom in locomotief op te wekken -
35 hypoallergenic
adj. een verminderde neiging hebbend een allergische reactie op te doen wekken; onwaarschijnlijk een allergische reaktie te veroorzaken -
36 pornographically
adv. pornografisch (walgelijk, wat sexuele verlangens op moet wekken) -
37 reawake
v. opnieuw wekken, opnieuw wakker worden -
38 reawakening
n. opnieuw wekken, opnieuw wakker worden -
39 relative voidness
relatieve ongeldigheid (verval van rechtsgeldigheid van activiteit die zich op gebied van ongeldigheid werkzaam is geoorloofd is die op te wekken) -
40 thermography
n. thermografie, drukproces waarbij plastieeke stof met vochtige inkt wordt vermengt en verwarmingsproces ondergaat om idee van pastelstift te wekken
- 1
- 2
См. также в других словарях:
wekken — wiki … Woordenlijst Sranan
Gebrauch der Zeitformen des Indikativs — § 137. Die Zeitformen werden absolut und relativ gebraucht. Beim absoluten Gebrauch der Zeitformen bezieht sich der Vorgang auf eine der drei Zeitstufen, auf die Gegenwart, die Vergangenheit oder die Zukunft. Heute ist Sonntag. Die Sonne scheint … Deutsche Grammatik
Stillleben — bezeichnet in der Geschichte der europäischen Kunsttradition die Darstellung toter bzw. regloser Dinge oder Gegenstände (zum Beispiel Blumen, Früchte, tote Tiere, Gläser, Instrumente usw.).[1] Deren Auswahl und Gruppierung erfolgte nach… … Deutsch Wikipedia
bewegen — ansteuern; zugehen auf; (sich) nähern; Platz (Lage) wechseln; in Bewegung setzen * * * 1be|we|gen [bə ve:gn̩]: 1. a) <tr.; hat die … Universal-Lexikon
wecken — Vsw std. (8. Jh.), mhd. wecken, ahd. wecken, as. wekkian Stammwort. Aus g. * wak eja Vsw. wecken , auch in gt. (us)wakjan, anord. vekja, ae. weccan. Das Wort ist wohl ein Kausativum zu dem unter wachen dargestellten starken Verb. Nomen… … Etymologisches Wörterbuch der deutschen sprache
wakjan — *wakjan germ., schwach. Verb: nhd. wecken; ne. awake (Verb); Rekontruktionsbasis: got., an., ae., as., ahd.; Etymologie: idg. *u̯eg̑ē … Germanisches Wörterbuch
Lazarus — 1. Den Armen Lazarum last man liegen; dessen Freund seynd Lumpen, Leuss vnd Hund. – Lehmann, 42, 4. 2. Lazarus wirt endlich auch ein bapst, das jhn die Engel mit in jhrer Senfften tragen. – Henisch, 888, 67; Petri, I, 69. 3. Wenn Lazarus das Malz … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Lehre — 1. An guter Lehr trägt keiner schwer. 2. Böse Lehr ist im bösen Menschen wie ein tropffen Oel im Kleid, sie lest sich nicht aussreiben. – Lehmam, 454, 19. 3. Dein lehr ist ohn gewicht, hastu dabey die Werke nicht. Lat.: Dogma tuum sordet, cum te… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Wolf — 1. Alten Wolf reiten Krähen. – Eiselein, 647. 2. Alten Wolf verspotten die Hunde. – Schlechta, 362. 3. Als der Wolf predigte, hatte er Gänse zu Zuhörern. 4. Als der Wolff in der Grube lag, wollt er ein heiliger Mönch werden. – Mathesy, 108a. 5.… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon