-
41 lang
2 [geruime/een bepaalde tijd durend] long3 [met betrekking tot vloeistoffen] weak♦voorbeelden:een lange vent • a tall guyin het lang zijn • wear a long dresshet is zo lang als het breed is • it's as broad as it's longhij heeft zijn leven lang armoe geleden • he lived a life of povertyheel de zomer lang • all summer long, throughout the summerde tijd valt me lang • time drags/is hanging heavy on my handsII 〈 bijwoord〉2 [gedurende een bepaalde tijd] long♦voorbeelden:lang duren • take a long time, last long/a long timeze leefden lang en gelukkig • they lived happily ever afterlang zal hij leven! • for he's a jolly good fellow!hij maakt het niet lang meer • he won't last much longerlang meegaan • last (a long time)lang opblijven • stay up lateje bent lang weggebleven! • you've been (out/away) a long time!al lang • for a long time (now)je had al lang weg moeten zijn • you should have (been) gone long agoik was al lang en breed thuis • I'd been home for ages (by then)we hebben het er lang en breed over gehad • we've talked about it at great lengthde kinderen zeurden net zo lang tot ze ja zei • the children kept on and on until she said yeslanger dan een jaar • (for) over a year, (for) more than a yearze bleven langer dan ons lief was • they stayed longer than we could have wished2 ik blijf geen dag langer • I won't stay another day/won't stay a day longerhet vriest niet langer • it's stopped freezingze kan niet langer wachten • she can't wait any longer/morehoe langer, hoe liever • the longer the betterdat kan zo niet langer • things can't go on like this3 dat weegt lang geen vier kilo • it weighs nowhere near four kilos, it doesn't weigh anywhere near four kilosdat smaakt lang niet slecht • it doesn't taste at all badhij is nog lang niet zo ver • he hasn't got as far as thatlang niet slecht/gek • not at all badze is lang niet zo groot als Jan • she's not nearly/she isn't anywhere near as tall as Janze waren lang niet allemaal aanwezig • by no means all of them were theredie zaal is lang niet groot genoeg • that room is nowhere/isn't anywhere near big enoughbij lange na niet • not by a long chalk, by no meansbij lange na niet zo goed, lang niet zo goed • not nearly as good -
42 loodzwaar
♦voorbeelden:er kwam een loodzware lucht aanzetten • lowering/louring clouds were gathering, the sky became heavy and threateningdie kast is loodzwaar • that cupboard weighs/must weigh a ton -
43 los
los1〈de〉1 lynx————————los21 [niet stevig vastzittend] loose2 [niet bevestigd/gebonden] loose ⇒ free, undone 〈 veter, knoop〉, 〈 afneembaar〉 detachable, 〈 roerend〉 movable4 [niet strak gespannen] slack, loose5 [niet dicht/compact] loose7 [leeg] empty, sold out♦voorbeelden:er is een schroef los • a screw has come loose2 los arbeider • casual/day labourer, odd-jobmanlosse goederen • loose/unpacked/bulk goodseen losse voering • a detachable lininghij schold op alles wat los en vast zat • he let forth a stream of abuselos! • let go!; 〈 boksen〉 break!3 losse centen • loose change/coins〈van een krant/tijdschrift〉 losse nummers • single/odd issuesthee wordt bijna niet meer los verkocht • tea is hardly sold loose anymorehij is los • he is (all) sold out8 een losse aantekening • an occasional note/jottingdat is niet los te denken van • this cannot be detached/dissociated fromlos van • apart from, besides〈 informeel〉 ben je nou helemaal van God los? • have you gone out of your mind?9 een losse houding • an easy/a relaxed pose/attitude11 losse zeden • loose/lax moralsze leven er maar op los • they live from one day to the nexterop los slaan • hit outerop los schieten • fire/blaze awayop iemand los slaan • weigh/pitch into someone -
44 nadeel
♦voorbeelden:1 de voor- en nadelen afwegen • weigh the advantages and disadvantages/the pros and conszo zijn voor- en nadelen hebben • have its pros and consnadeel van iets ondervinden • be the worse for somethingal het bewijsmateriaal spreekt in hun nadeel • all the evidence is against themer zijn ook nadelen aan verbonden • there are also snags attached to itin het nadeel zijn • be at a disadvantagede beslissing viel in hun nadeel uit • the decision went against themik zal niets ten nadele van hem zeggen • I won't say anything against himten nadele van • to the detriment of -
45 niet veel wegen
niet veel wegenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > niet veel wegen
-
46 op iemand los slaan
weigh/pitch into someoneVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > op iemand los slaan
-
47 opmaken
1 [opgebruiken] finish (up), use up2 [in orde brengen] do/make/get up3 [make-up aanbrengen op] make up5 [samenstellen] draw up7 [concluderen] gather♦voorbeelden:alles opmaken • finish the lot/everything5 de balans opmaken • weigh the pros and cons, take stockaldus opgemaakt en getekend • drawn up and signed6 pagina's opmaken • lay out/make up pages7 moet ik daaruit opmaken dat … • do I gather/conclude from it that …ik kan er niets uit opmaken • I can't make anything of thisik had uit haar woorden opgemaakt dat … • her words had led me to believe that …dat is niet duidelijk op te maken uit wat hier staat • it isn't clear/can't be readily deduced from what it says hereII 〈wederkerend werkwoord; zich opmaken〉1 [zich gereedmaken] prepare, get ready♦voorbeelden:zich opmaken voor de strijd • prepare for battle -
48 plussen en minnen
plussen en minnenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > plussen en minnen
-
49 plussen
-
50 rondlopen
1 go/walk around♦voorbeelden:1 de grootste gek die op twee benen rondloopt • the biggest idiot on two legs/feet, the biggest idiot around/aliveje moet daar niet mee blijven rondlopen • you shouldn't let that weigh/prey on your mindje snapt niet dat zo iemand nog vrij rondloopt • it's incredible that someone like that is still on the loose/still able to go about freelymet een denkbeeld/plan rondlopen • go with an idea/a planmet wraakgevoelens rondlopen • go/walk around nursing feelings of revenge -
51 rusten
1 [uitrusten] rest, relax ⇒ take/have a rest3 [begraven liggen] rest, lie6 [niet gebruikt worden] be left untouched/unused8 [stil liggen] rest♦voorbeelden:1 even rusten • have/take a break7 ik zal de zaak nu laten rusten • I'll let the matter drop/rest nowwe moeten het verleden laten rusten • we've got to let bygones be bygoneser rust een zware hypotheek op • there is a heavy mortgage on it♦voorbeelden:1 zich ten strijde rusten • prepare (oneself) for battle/the fray -
52 taxeren
2 [inschatten] assess, estimate♦voorbeelden:de schade taxeren • assess the damagede getaxeerde waarde • the assessed/estimated valuete hoog taxeren • overrateiemand verkeerd taxeren • misjudge someonefeiten op hun juiste waarde taxeren • weigh the true value of the facts -
53 tegen
tegen1〈 het〉1 con(tra), disadvantage♦voorbeelden:de voors en tegens op een rij zetten/tegen elkaar afwegen • weigh the pros and consde argumenten voor en tegen • the arguments for and against————————tegen2〈 bijwoord〉1 [als uitdrukking van een vijandige verhouding of competitie] against2 [als uitdrukking van afkeer] 〈zie voorbeelden 2〉♦voorbeelden:1 zijn stem tegen uitbrengen • vote against/noergens iets (op) tegen hebben • mind something, have something against something; 〈 sterker〉 be opposed/object to somethingiemand tegen krijgen/hebben • get/have someone against oneiedereen was tegen • everybody was against itergens tegen zijn • be against/opposed to somethinghij was fel tegen • he was dead set against itik kan daar niets tegen in brengen • I can't say anything against that————————tegen3〈 voorzetsel〉1 [in omgekeerde richting] against2 [gekeerd naar] (up) to, against4 [als aanduiding van een vijandige verhouding of competitie] against6 [met betrekking tot het einde van een beweging] (up) against7 [kort vóór] towards, by ⇒ come8 [in aanraking met] (up) against9 [in ruil voor] against, for, at, on10 [vergeleken met] to, (as) against♦voorbeelden:3 vriendelijk/lomp tegen iemand zijn • be friendly with/rude to someone4 daar heb ik niets op tegen • I don't mind that (at all), I have no objections (whatsoever)de schijn tegen zich hebben • have appearances against onedaar kun je niets op tegen hebben • you cannot object to thathebt u er iets (op) tegen? • do you have any objections?zij heeft iets tegen hem • she has a grudge against himheeft hij iets tegen jou? • has he got anything against you?daar is toch niets op tegen? • nothing wrong with that, is there?hij kan nergens tegen • he can't stand/take much (of anything)hij kan niet tegen vliegen • flying doesn't agree with himzo kan ik er weer even tegen • that'll keep me going for a whilehij kan wel tegen een stootje • he can take a bit of a jolteen wrok tegen iemand koesteren • bear someone a grudgeergens niet tegen kunnen • not be able to stand/take somethinger is niets tegen te doen • it can't be helpedzich tegen brand verzekeren • take out fire insurancezich tegen iets verzetten • oppose/resist something5 dat is tegen de wet • that is illegal/against the lawtegen Pasen • towards Eastertegen elf uur/tegen elven • towards/by eleven (o'clock)een man van tegen de zestig • a man of about sixty/going on for sixtytegen een muur opklimmen • climb a walleen lening tegen 7,5 % rente • a loan at 7.5 % interesthij is daar wekenlang geweest tegen ik maar een paar dagen • he was there for weeks, as opposed to the couple of days I was there -
54 woord
1 word♦voorbeelden:1 in woord en beeld • in pictures and text, with an illustrated description (of)een woord van dank • a word of thanksop mijn woord van eer • on my word of honourmet andere woorden • in other wordsgevleugelde woorden • winged/famous wordsgeen goed woord voor iets over hebben • not have a good word to say about somethingzij heeft maar een half woord nodig • she can take a hint〈 figuurlijk〉 het hoge woord moest eruit • the truth had to be told/come out, he 〈enz.〉 had to come out with ithij moet altijd het laatste woord hebben • he always has to have the last worddaarover is het laatste woord nog niet gesproken • 〈 daar horen we nog meer over〉 we haven't heard the last of that; 〈 dat is nog niet beslist〉 I haven't had my final say in the matterhet verlossende woord spreken • save the situation (by saying something)vieze woorden • dirty words, four-letter wordsiemand aan zijn woord houden • keep/hold someone to his word/promisehet woord doen • do the talkinghet woord geven aan • hand/give the floor over tozijn woord geven • give one's wordiemand de woorden uit de mond halen • take the words right out of someone's mouthzijn woord houden • keep/be as good as one's wordhet woord is aan u/u hebt het woord • the floor is yours/you have the flooriemand de woorden in de mond leggen • put words into someone's mouthhet woord tot iemand richten • address/speak to someoneiemands woorden verdraaien • twist someone's wordshet woord voeren • speak, be/act as spokesperson/spokesmanlaten we er geen woorden meer aan vuilmaken • we'll say no more about itniet veel/geen woorden aan/over iets vuilmaken • not waste words/one's breath on somethingzijn woorden (op een goudschaaltje) wegen • weigh/choose one's words (carefully)iemand aan het woord laten • allow someone to/let someone finish (speaking/talking)niet in woorden uit te drukken • beyond words, defying descriptionin woord en geschrift • in speech and in writing/printmet geen woord over iets reppen • not say/breathe a word about somethingmet/in één woord • in a word, in sum/shortiets onder woorden brengen • put something into wordsik geloof u op uw woord • I take you at your word/your word for itop zijn woorden letten • be careful about what one saysiemand te woord staan • speak to/see someoneniet uit zijn woorden kunnen komen • not be able to express oneself, fumble for wordsiets woord voor woord navertellen • repeat something word for word/verbatimergens geen woorden voor hebben • have no words for somethingdat is geen woord te veel gezegd • that's putting it/things mildlyer geen woord tussen kunnen krijgen • not be able to get a word in (edgeways)met twee woorden spreken • ±be politeze heeft het niet met zoveel woorden gezegd, maar … • she didn't say it in so many words, but …woorden schieten te kort om … • words are not adequate to …; 〈 ook〉 words fail me! -
55 zijn woorden (op een goudschaaltje) wegen
zijn woorden (op een goudschaaltje) wegenweigh/choose one's words (carefully)Van Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > zijn woorden (op een goudschaaltje) wegen
-
56 zijn woorden goed kiezen
zijn woorden goed kiezenchoose/weigh one's words with careVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > zijn woorden goed kiezen
-
57 zijn woorden wikken en wegen
zijn woorden wikken en wegenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > zijn woorden wikken en wegen
-
58 zwaar drukken op
zwaar drukken opVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > zwaar drukken op
-
59 zwaar op het geweten drukken
zwaar op het geweten drukkenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > zwaar op het geweten drukken
-
60 zwaar wegen
zwaar wegenweigh/count heavily, lie heavy, be important
См. также в других словарях:
weigh — S3 [weı] v ▬▬▬▬▬▬▬ 1¦(be a particular weight)¦ 2¦(measure weight)¦ 3¦(consider/compare)¦ 4¦(influence)¦ 5 weigh your words 6 weigh anchor Phrasal verbs weigh somebody<=>down weigh in weigh on somebody … Dictionary of contemporary English
weigh — [ weı ] verb ** 1. ) linking verb to have a particular weight: Tell me Clare, how much do you weigh? The baby weighed 7 pounds when she was born. weigh a ton (=be very heavy): Your suitcase weighs a ton. a ) transitive to measure how heavy… … Usage of the words and phrases in modern English
Weigh — Weigh, v. t. [imp. & p. p. {Weighed}; p. pr. & vb. n. {Weighing}.] [OE. weien, weyen, weghen, AS. wegan to bear, move; akin to D. wegen to weigh, G. w[ a]gen, wiegen, to weigh, bewegen to move, OHG. wegan, Icel. vega to move, carry, lift, weigh,… … The Collaborative International Dictionary of English
weigh up — 1. To force up (lit and figurative) 2. To consider carefully and assess the quality of (eg a person) (informal) • • • Main Entry: ↑weigh * * * ˌweigh ˈup [transitive] [ … Useful english dictionary
weigh — ► VERB 1) find out how heavy (someone or something) is. 2) have a specified weight. 3) (weigh out) measure and take out (a portion of a particular weight). 4) (weigh down) be heavy and cumbersome or oppressive to. 5) (weigh on) be depre … English terms dictionary
weigh — weigh1 [wā] vt. [ME weien, to weigh, bear < OE wegan, to carry, bear, akin to Ger weigan, wägen < IE base * weĝh , to go, draw > OE wæg, a wave, L vehere, to carry, bring] 1. to determine the weight of by means of a scale or balance 2.… … English World dictionary
Weigh — Weigh, v. i. 1. To have weight; to be heavy. They only weigh the heavier. Cowper. [1913 Webster] 2. To be considered as important; to have weight in the intellectual balance. [1913 Webster] Your vows to her and me . . . will even weigh. Shak.… … The Collaborative International Dictionary of English
Weigh — (w[=a]), n. (Naut.) A corruption of {Way}, used only in the phrase {under weigh}. [1913 Webster] An expedition was got under weigh from New York. Thackeray. [1913 Webster] The Athenians . . . hurried on board and with considerable difficulty got… … The Collaborative International Dictionary of English
weigh — (v.) O.E. wegan find the weight of, have weight, lift, carry, from P.Gmc. *weganan (Cf. O.S. wegan, O.Fris. wega, Du. wegen to weigh, O.N. vega, O.H.G. wegan to move, carry, weigh, Ger. wiegen to weigh ), from PIE *wegh to move … Etymology dictionary
weigh — UK US /weɪ/ verb [T] ► to have a particular weight: »The portable calculator weighs 2 ounces. ► to measure the weight of something: »Your luggage must be weighed before it is put onto the aircraft. ► to carefully consider something, especially by … Financial and business terms
weigh in — (of a boxer or jockey) be officially weighed before or after a contest. → weigh weigh in informal make a forceful contribution to a competition or argument. → weigh … English new terms dictionary